Aantekeningen bij een fijne bundel


Je hebt zo van die dichtbundels die je bezig blijven houden. Die je op je nachtkastje legt. En daarna op het stapeltje boeken naast je werktafel. Waarin je ook eens leest op je balkon. En op de tram. En iedere keer weer vind je het, terwijl je niet exact kunt benoemen waarom, een fijne bundel. Appelblauwzeegroen (bestaande uit de afdelingen Appelblauw, Zeegroen en Appelblauwzeegroen) van Herlinda Vekemans is er zo een. Omwille van de titel alleen al. Aanvankelijk dacht ik dat het een neologisme was, maar neen: in het Vlaams noem je ‘een onbestemde kleur’ appelblauwzeegroen. Ik ben het zelf ook, blijkens het titelgedicht, en u bent het ook: Mensen, zo wisten de dieren, / zijn appelblauwzeegroen, / een zee van gezichten en lichamen / maar vachtloos, hoornloos, schubbenloos, vleugelloos // verwarrend en onbestemd kleurloos. Herlinda Vekemans heeft ook oog voor wat er behalve mensen nog zoal leeft. Dat blijkt goed uit Laudato si’ (tevens de naam van een encycliek van paus Franciscus), waarin zij haarscherp waarneemt wat velen ontgaat. Een gele kwikstaart naast de Geldenaaksebaan, een sabelsprinkhaan op de remkabel van haar fiets, een ijsvogel aan de oevers van de Molenbeek of thuis een dikke kruisspin die haar web spant op het tuinpad tussen een heester en het huis: Ik haak haar struikhechtdraad achter de leuning van de tuintrap zodat haar net bijna intact blijft en de doorgang toch webvrij wordt. Ze begint elke dag opnieuw.

Ik vind het ontroerend hoe Vekemans land lopend en struikelend woorden als klankwater, afwezigheidsbelichaming en zijnshavenluchtsleutel in de handen geschept naar de zee wil laten brengen. Vekemans’ poëzie vloeit in deze bundel van land naar water, tussen dieren en mensen, van binnen naar buiten en tussen hemel en aarde. Steeds met oog voor details. Voor de goudhaver, ruige leeuwentand, aardbeiganzerik en gewone ereprijs (in veler ogen onkruid) die hun groen spreiden voor kevers en spinnetjes. Voor de luttele centimeters rots die de schaalhoren des nachts begraast. Voor Lobjes, krinkjes en glinsjes en ragjes, limpjes en nilsjes.

In deze bundel spelen het beste van het land en dat van de zee hoofdrollen. De vruchten van het land [….] / en de gulheid van de zee / sijpelden zo vanzelf de wijsheid in (uit Schelpenwit en wedeblauw) want een koning hield op een dag de woorden van zijn raadslieden voor bekeken, legde hen het zwijgen op en vatte post op het strand en liet het getij de woorden aandragen. (uit Zeem). Herlinda Vekemans laat haar lezers kijken als door een caleidoscoop, en trakteert hen op fijne opsommingen als die in Blauwboek, waarin ze 43 soorten blauw oplijst. Blauwzuur en Binding ogen met 2 strofen van respectievelijk 3 en 4 regels een beetje hetzelfde, maar qua vorm zijn de gedichten in de rest van de bundel quasi allemaal uniek. Stuk voor stuk zijn ze de moeite van het savoureren waard. Appelblauwzeegroen is een bundel voor fijnproevers, voor nauwluisteraars, voor scherpkijkers, voor zachtvoelers.


Appelblauwzeegroen, Herlinda Vekemans, Poëziecentrum, Gent, 2022, ISBN 9 789056 551902

(Bert Bevers)

Op de golflengte van leven en muziek


Twee fascinaties liggen aan de oorsprong van Marcel Vermeulens’ dichtbundel Golflengte: de taal en de muziek. Al op het College in Herentals waren de lessen Nederlands diegene die hem het meest boeiden. Hij begon in het collegeblad te publiceren. Later, in de jaren 80, was het literaire tijdschrift Deus ex Machina met de daarin publicerende Antwerpse en andere dichters van grote invloed op hem. Hij werd een vast medewerker en later ook redactielid van het blad.

De bundel Golflengte is uit vier cycli opgebouwd, waarin het thema muziek als een basso continuo in de achtergrond meeklinkt en waarin de dichter ook de vier seizoenen weerspiegeld ziet, beginnend bij de zomer en eindigend bij de lente. De twee buitenste cycli staan voor het lichtere genre, terwijl herfst en winter ook de meer donkere, dissonante en trage bewegingen weergeven.

Het motto aan het begin van de bundel zet de lezer meteen op het juiste been: CONTRAPUNT (muz.) de kunst om op een bestaande melodie een of meer andere melodieën te zetten die harmonisch samenklinken. (soc.) verzetshaard tegen heersende waardesystemen. (Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal)

Net als muziek, die in wezen abstract is, zijn de verzen van Cel Vermeulen abstract impressionistische aquarellen: in zachte, sfeervolle tonen gecomponeerd.

Muziek voor tijdreizigers

Wandel mee langs de oceaan van muziek
om te luisteren naar wat het tij blootlegt:
halfvergane avant-garde en barokke
brocanterie, kreten van de meeuw.

Hedendaagse ribbels en zeewaterplassen
de romantische school in kreeftengang
fossiele resten van futurisme en agitprop
schlager en rock talrijk als zandkorrels

De zeesterren, schelpen, preludes en polka’s
het is alles van U, de meerstemmige wereld
van koraal tot rap, het klotsen van water
tegen de golfbrekers van de tijd, de golflengte

van ontstaan en vergaan door zee en maan
nieuw voor Uw voeten neergelegd.


Ik zei het al, om deze poëzie te begrijpen, is het nuttig dat men de muziek in het achterhoofd houdt. Vooral ook wat muziek met het gemoed doet : het beroezende, extatische; het teder strelende of het gekwelde opzwepende. Je vindt het overal terug in de poëzie van Marcel Vermeulen. In elke cyclus van deze bundel weeft de dichter zijn contrapuntische melodieën op de ondergrond van het leven en de organische grond ervan.

Laten we, om dit te illustreren, liever de dichter zelf aan het woord :

De zomer nabij

We dorsten naar het verzamelen
in parken en domeinen om te luisteren
naar het tedere kabaal van trompet en sax
de regenbogen van strijkers
het dwingend betoog van bas en drums.

O zoals in roemruchte tijden van anarchie
applaus uitbrak voor merels in wit en zwart.
Hoogtij, het intoneren van zomerse dagen
het improviseren van gelijkgestemde zielen.

We schaarden ons rond de vleugel
verhieven ons hoog boven de stad
in het blauw van Chagall
het wit van katoenen wolken.

Beneden ons, staande ovaties van kathedralen
en torens, orgelpunten in de partituur.

Tot zowaar, voeten op de grond
de muziek stilhield en wij als herboren.


We kijken uit naar nieuwe uitgaven van Cel Vermeulen.


Golflengte, Cel Vermeulen, uitgave in eigen beheer, Antwerpen, 2022

(Marc Bruynseraede)

Met lege handen?


Een debuut in 2015, een derde bundel in 2021 en tussendoor ‘eventjes’ nog een dichtbundel, twee lijvige romans en een boekenweekessay. Je kunt van alles van Marieke Lucas Rijneveld zeggen, maar niet dat hij improductief is. Wat op zich al een geweldige prestatie is, wordt nog eens versterkt door de constante kwaliteit van het werk. Rijneveld is een fenomeen dat vooralsnog onvergelijkbaar is.

Zijn derde bundel, Komijnsplitsers, staat bijna letterlijk op barsten, zo vol van leven en zo bol van taal dat de bundel overvloeit van melk en honing.

Centraal in de bundel staat de onmogelijkheid om jezelf te zijn; er moet constant gevecht gevoerd worden tussen ruw zijn en lief doen (Geslachtelijke bepaling, pagina 45), tussen het meisje vergeten om de jongen te onthouden (Altijd dwarsliggen, pagina 74), tussen ‘over zwichten praten, terwijl je nog steeds bij de vijgen kunt’ (Plukhoogte, pagina 95).

Dat gevecht wordt in verschillende stijlen, vormen en dichtersstemmen gevoerd, waardoor Rijneveld alle registers bespeelt die tot zijn beschikking staan om het gendervraagstuk van de dichter aan de orde te stellen. Het al eerder aangehaalde gedicht Geslachtelijke bepaling begint met deze strofe:

Trok in plaats van een grijs vest een jongen aan. Zo vaak in de
slobberfase gezeten, dat er weinig postuur overbleef, ik kon voor
alles doorgaan.,


om verderop te concluderen:

Maar mensen hielden niet van grijze vesten. Ze zeiden: onder al die laagjes zit een meisje verscholen

De buitenwereld is niet in staat of niet genegen om de wens van de ‘ik’ te accepteren laat staan te omarmen:

In dit land met zijn handenhunker, met zijn
klapzoengemis, met zijn sloddervosachtige
vergetelheid, want wat weten we nog van
gisteren, wat weten we nog van beloftes


(Gewetenswroeging, bladzijde 99)

Rijneveld is buitengewoon getalenteerd; het lijkt of de woorden hem toevallen uit een waterval van beelden, associaties, vergelijkingen. Hem lijkt elke uitdaging te groeien tot een feest van woorden.

Dat daarin gevaar schuilt, moge helder zijn: in deze poëzie waart namelijk een woordmonster rond dat zich voedt met jargon uit de jeugd, gelardeerd met ongetwijfeld goedbedoelde wijze lessen over opgroeien, godvruchtigheid en lijdzaam ondergaan.

Ze zullen het je kwalijk nemen, deze jammerdaad.
Dit geklooi met het stof der aarde, met de rib terug in
Adams lichaam willen plaatsen, het verlangen
om Adam te wórden, de zondeval in je gewrichten.


(Uit een veelbekroond leven, bladzijde 40)

Soms steekt het monster de kop op om zijn huidige omgeving te aanschouwen, er commentaar op te leveren en vooral om zich niet in de eigen staart te bijten:

[...] En soms zullen we de schaafwonden op de
knokkels verzorgen, wij zijn niet van de slag leveren, wel van
overwinningen verwerven. Op deze plek doen we alleen aan
zingen, aan commandoliederen, met de huil hoog in onze kelen.


(Oorzaken van dwaling, bladzijde 41)

Maar bovenal toont deze bundel een kwetsbaar mens, die in alles probeert zichzelf te vinden en bang is om met lege handen te staan en zelfs niet te weten welke van haar is, welke van hem.


Komijnsplitsers, Marieke Lucas Rijneveld, Komijnsplitsers, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2022, ISBN 9789025471200

(Wim van Til)

Tifosi


Bij Uitgeverij C. de Vries-Brouwers verscheen Tifosi, een dichtbundel over wielrennen. Auteur is Guy van Hoof. Voor alle duidelijkheid: tifosi is Italiaans voor hevige en dolgedraaide wielersupporters.

Op de omslag prijken een print van popkunstenaar Bert Prins, een wervende tekst van Miel Vanstreels op de linkerflap en een foto van Guy van Hoof op de rechterflap. Wielergedichten van Guy van Hoof werden opgenomen in blogs en bloemlezingen. Het gedicht Tifosi werd uit steen gehouwen aan de Vesten in Geraardsbergen, belangrijke plaats voor de Ronde van Vlaanderen. De dichtbundel Tifosi bevat 32 flinke gedichten, voorafgegaan door een citaat van de Franse kunstschilder Fernand Léger: Le beau est partout. Een uitgebreid nawoord van Guy van Hoof sluit de bundel af.

Guy van Hoof werd met de wielersport geconfronteerd in zijn jeugd. Op enkele stappen van zijn huis, in de Leningstraat, woonde Stan Ockers. Van Hoof wijdt een volledig gedicht aan deze dappere renner, die jammer genoeg verongelukte in 1956 op de piste van het Antwerpse Sportpaleis. Niet alleen Stan Ockers wordt in Tifosi genoemd, ook Briek Schotte, Jean Brankart, Gaston Rebry, Philippe Gilbert, Thomas De Gendt (die van zichzelf zegde dat hij deed of hij een renner was)… ook illustere buitenlanders als bijvoorbeeld Fausto Coppi, Francesco Casagrande en Roger Lapébie passeren de revue.

Guy van Hoof toont aan dat wielrennen niet alleen spannend en roemrijk is, maar in de praktijk een harde en uitputtende sport. Renners moeten kunnen sterven op de fiets, gekromd, gebogen, een petje met Tour de France op het hoofd, met gegroefd gezicht zonder venijn/ of achterdocht recht door zee of de bocht… en volhouden tot aan de streep! Veel renners waren van eenvoudige komaf: boerenjongens of fabrieksarbeiders. Zij waren wat gewend: vroeg opstaan als anderen sliepen, zwoegen op het werk, niet luieren. En… Kasseien, onverharde bergwegen, slijk in je haar, regen in je nek en vingers die haast braken van kou… Coureur zijn is geen sport voor doetjes!

Er gebeuren ook regelmatig valpartijen: een massa fotografen/…gebogen over een hoopje renner,/ plat en uitgestrekt lijkt hij te liggen luisteren/ naar zijn eigen hartslag of een teken/ van zijn aards bestaan, geruchten die boven/ zijn lichaam zweven en zoemen,/ de een zijn dood is de ander zijn brood/ bloed kleurt zijn borst/… Renners hebben geen tijd om te genieten van de landschappen onderweg: coureurs hebben geen oog voor de rode wieken/ van een molen als decor, of plukjes bomen/ langs een erf. Hun wereld bestaat uit Smeltend asfalt, onbetrouwbare bochten/ en een hitte om kuddes ossen of stieren/ neurotisch te maken. Wielersport is ook een mythe: er zijn afspraken/ en deals, patrons die bepalen wie mag rijden/ of aanvalt, vlucht, maar liefst niet wint,/ regels die moeten worden nageleefd.

In zijn ongeëvenaard vloeiende stijl, met helder inzicht in de wielersport, een licht ironische duiding, aandacht voor de menselijke aspecten, heeft Guy van Hoof een prachtbundel samengesteld. Verplichte kost voor liefhebbers!


Tifosi, Guy van Hoof, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2021, ISBN 978-90-6174-121-3

(Nicole Van Overstraeten)

Kleine grimmige gedichten


Frank De Crits schrijft sinds 1961 en maakte van dan af naam als dichter. Sindsdien publiceerde hij een achttal dichtbundels, vertaalde Franstalige poëzie en schreef liedjesteksten voor onder anderen Johan Verminnen. Heel die tijd was hij bijzonder actief op de Brusselse poëziescène. Zo was hij actief betrokken bij de oprichting van Passa Porta en Het Beschrijf. Het zal dan ook niet verwonderen dat de stad Brussel in al haar aspecten een terugkomend thema is in zijn oeuvre.

Niet zo evenwel in zijn nieuwe bundel Kleine grimmige gedichten. Het onderwerp hier zijn doodgewone dingen, waarmee de mens dagelijks geconfronteerd wordt. Als thema niet nieuw en andere auteurs hebben hem dat voorgedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan het in 2020 verschenen prozawerk Gevonden voorwerpen van Frans August Brocatus. De Crits doet het evenwel in dichtvorm. Hij selecteerde 43 items, zoals kous, mes, zakdoek, spiegel en dies meer. Rond elk van deze voorwerpen schrijft hij een kort gedicht van telkens twee strofen van elk 4 versregels. De eerste strofe is eerder beschrijvend, het tweede is becommentariërend vanuit persoonlijke observaties en gevoelens. Wat de gedichten daarbij zo aansprekend maakt is de directe confrontatie met het voorwerp vanaf het eerste woord. De voorwerpen worden personen, die ageren, soms een eigen wil hebben en de lezer meteen bij de keel grijpen. In die zin zijn ze inderdaad ‘grimmig’. Bijvoorbeeld het gedicht lepel

hij slurpt pletst duikt in de soep onder / van water met water en raap en een eenzaam / stukje vlees dat dobbert hij wijst / schraapt zand uit een dikke muur 

(pagina 12). Om dan in de tweede strofe de persoonlijke confrontatie aan te gaan 

ik zie ogen van vet hoop op een schuimspaan / ik schep ogen uit in een emmer vol / denk aan de oorlog van malaparte’s / verhaal een geschiedenis in de balkan.

De Crits hanteert hierbij een afgemeten, van alle ornament ontdane taal, geen hoofdletters en geen leestekens. De zegging is direct maar gelaagd en noopt de lezer tot een intensieve lezing. Helaas zijn de gedichten van een ongelijke kwaliteit en sommige ontsnappen niet aan de valkuil van het cliché, die de dichter als het ware zelf heeft gegraven: ...de nooit gerookte / sigaret in het café zonder bier (pagina 24), of (pagina 31) mijn vader sloeg nauwkeurig nagels / met koppen...Dan weer maakt De Crits er zich al te gemakkelijk van af en wordt het zelfs een tikkeltje banaal, zoals in het gedicht bijl: de bijl denkt altijd dat hij bomen moet / omhakken en hout klieven voor de open / haard...(pagina 46). Waarom de laatste strofe van het laatste gedicht tuinzetel plotseling 5 versregels bevat is daarbij een raadsel. Het doorbreekt de strakke compositorische structuur van de bundel en erger nog die laatste versregel voegt niets substantieels toe integendeel het gedicht zakt ermee door zijn titel. De diverse illustraties van Pieter Fannes, die ronduit simplistisch zijn, maken dat niet beter.
Dat is bijzonder jammer want het geeft de indruk van een dichter, die zichzelf overleeft en schrijft op ‘automatische piloot’ en dat is De Crits niet, integendeel hij is iemand die de taal kan kneden en naar zijn hand zetten en doorheen zijn oeuvre een eigen dichterlijke zegging heeft ontwikkeld. Wellicht had hij wat zelf-kritischer moeten zijn en sommige gedichten niet moeten opnemen in deze bundel. Het zou het geheel nog meer spankracht gegeven hebben en zonder twijfel meer grimmigheid.


Kleine grimmige gedichten, Frank De Crits, Fluxenberg, Gent, 2022, ISBN 978-94-6451912-9

(Richard Foqué)

Placebomens


Emma van Hooff (1997) is dichter en schrijver. In 2021 studeerde ze af aan de Schrijversvakschool in de vakken poëzie en toneel. Ze publiceerde gedichten in diverse tijdschriften en ze betrad meermaals het podium. Placebomens is haar debuutbundel.
Placebo: pillen die eigenlijk geen werkzame stoffen bevatten, maar toch pijn verminderen. Veel mensen zullen dit fenomeen herkennen als het placebo-effect. De betekenis van het woord ‘placebo’ is letterlijk ‘Ik zal behagen’. En dit is ook precies wat placebo’s doen: ze verminderen je pijn of onbehagen.
Ze opent de bundel met een citaat van Monika Rinck uit Honigprotokolle vertaald door Miek Zwamborn: Maar kijk, het kwetsbare leven ’s morgens is toch niet niks! Geen verkeerd woord, opstaan, uit het raam kijken, hoe een schemerwereld van zwaailicht opklaart, daar! Een auroravlinder landt, siddert, explodeert.
Ze begint met een overdenking ‘of ik even op dat kruisje kan gaan staan’. Daarna volgen vier cycli gedichten: Oorzaak van mijn onrust (Pandora), Offerlam (Persephone), Wat een kwetsbaar mechanisme (Placebomens) en Zelfs een laatste adem is een adem die ergens leven in blaast (Prometheus).
Pandora, draagster van alle gaven, schenkster van alle gaven, albegaafde en Persephone, Griekse godin van de onderwereld en de lente, dochter van Zeus en Demeter, vrouw van Hades die haar op Sicilië schaakte en Prometheus, ‘hij die vooruit denkt’, in de Griekse mythologie was hij een Titaan. In de strijd tussen de Olympische goden en de Titanen stond Prometheus aan de kant van Zeus de oppergod. Hij verkoos daarmee intelligentie boven brute kracht. Deze drie illustere figuren omringen, omarmen, versmachten (?) de placebomens.
Soms kiest ze voor het gebruik van verzen, in andere gevallen zijn het lappen tekst die de bladzijden vullen. Ze gebruikt geen hoofdletters of interpunctie. Ze gunt de lezer geen of weinig adempauzes. De sterkste gedichten, mijns inziens, zijn de gedichten waarbij ze de keuze maakt om ze in te delen in verzen. De meest aansprekende cyclus is daarmee ook de laatste, Prometheus die intelligentie boven brute kracht verkiest.
Deze bundel opent voor mij een deur naar wat er komt. Ik ben er zeer benieuwd naar. Soms stelde ik mij de vraag om van deze gedichten een theatertekst te schrijven. Ja, dat zou nog eens wat zijn, toch?
Een prachtig fragment uit de slotcyclus:

alles is het hete nachtlicht geworden omdat het hete nachtlicht
zo lang standhoudt wil ik de koele kant opzoeken
maar de koele kant van dit bed houdt alleen stand zolang ik
er niet op lig dus blijf ik onder het witte laken
waarvan onzeker is of het een afstoting in stand houdt zoals we
nog steeds niet weten of de volle maan invloed heeft op dit slechte
slapen speculaties dat ons oerinstinct wil jagen de naalden in mijn buik
houden een adelaar in stand eruit erin eruit erin de adelaar
duwt vreemden bij me naar binnen maar ik ben helemaal geen oester
ik maak geen parelmoer aan in paniek



Placebomens, Emma van Hooff, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 2022, ISBN 978 90 254 7083 8

(Frans August Brocatus)


Weergaloze melancholie


In zijn twintigste bundel keert Hans Tentije terug op bekende gronden: Wijk aan Zee, Alkmaar, Praag, Italië. Maar vooral keert hij terug naar zijn herinneringen. Zoals het in poëzie gaat: woorden laten het verleden niet herleven, maar zij duiken op in het heden.
Meteen in het eerste gedicht bepaalt de dichter wat er van hem in deze bundel verwacht mag worden:

In gedachten volg ik de paden weer, voel hoe het grint
onder mijn spekzolen knerpt, de instelling –
is door een hoog ijzeren hek omsloten, de heftige wingerd
kleurt rood tot aan de raamkozijnen


De herinnering grijpt hem aan, maar het heden is hardvochtig:

en wat ooit gewoon lukte maar nu beslist niet meer:
me tussen de spijlen door te wringen


Het lukt Tentije zijn woorden zo te kiezen dat je als lezer onderdeel wordt van het gedicht; althans zo vergaat het mij, al sinds zijn vroegste werk. Het maakt hem tot een van mijn favoriete dichters.

Cafés, pleinen, basilieken, bruggen, boomgaarden, buitenwijken zijn bij uitstek plekken die de dichter verleiden, inspireren tot een gedicht. Herinneringen aan die plekken of projecties van herinneringen, het biedt de dichter elke keer weer een moment van terugkeer.

Tegelijkertijd dringt de vraag zich op waarom deze dichter in die vlucht naar de herinneringen een houvast zoekt. Of zoals hij dat zelf verwoordt:

het gaat harder waaien en intussen lijkt het net of ik
de grens, de rooilijn tussen eertijds en later, tussen verbeelding
en werkelijkheid heb overschreden, maar vanaf welke kant
weet ik niet


(slotstrofe van het gedicht Vanaf welke kant)

Het antwoord, een antwoord wordt gegeven in het laatste gedicht van deze bundel, De weg ernaartoe, waarin de dichter op weg gaat, zijn herinneringen toetst aan wat hij ziet en tot het besef komt, dat hij uit steeds meer herinneringen bestaat. Wat hem natuurlijk laat landen in het nu, om nieuwe herinneringen te maken. Voor straks, voor nieuwe gedichten wellicht.

Tussendoor volgt het ene kleinood het andere op in een stroom herinneringen, beelden en observaties die de melancholie voeden.

Mooier dan in het gedicht Wat ervan geworden is wordt de melancholie niet beschreven:

vandaag ben ik naar deze uithoek teruggekeerd
om te zien wat er geworden is van de plek die ik zo goed kende
maar ook omdat ik hoorde dat zij, met wie
ik een tijdlang wat gehad heb, in dit nieuwe deel
beland zou zijn
[…]
het begint te motregenen en op het dorre trapveldje ginds
is een lek geschoten bal blijven liggen

Het beeld van die lek geschoten bal is het summum van die ongelijke strijd om het verleden te behouden.
Hans Tentije is een meester in het combineren van observaties en ingehouden emotie waardoor een beeldrijk landschap ontstaat waarin de lezer volwaardig wordt meegenomen, meegezogen zelfs.
Het omslag van Peter Bes en de auteursfoto van Victor Schiferli klemmen deze bundel op een welhaast perfecte manier tot een weergaloos geheel. Wie nog niet gegrepen werd door zijn poëzie schaffe zich deze bundel rap aan!

Waarvandaan, Hans Tentije, Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam, 2022, ISBN 9789463361507

(Wim van Til)