Op twee benen lopen is de vierde bundel van Yerna Van Den Driessche sinds haar pakkende debuut Reconstructie (2009). Debuut dat van maturiteit en vakkundigheid getuigde. De volgende bundels bevestigden dat. Opvallend is de coherentie van thematiek binnen haar bundels. Het zijn stuk voor stuk doordacht gestructureerde gehelen. Ook de stilistische eenheid van de vier bundels is kenmerkend. Al die bundels zijn overigens met elkaar verstrengeld door een resem terugkerende motieven en taligheid. Soms hebben de bundels iets van een persoonlijk verwerkingsproces waarbij ze allerlei confrontaties met het (of haar of iemands) verleden niet uit de weg gaat. Daarbij blijkt een ‘terre à terre’ houding. Haar poëzie biedt geen zoets, al probeert hier en daar ironie wat te verzachten.
Verkrimpen en terugkeren naar niets
Op twee benen lopen is de vierde bundel van Yerna Van Den Driessche sinds haar pakkende debuut Reconstructie (2009). Debuut dat van maturiteit en vakkundigheid getuigde. De volgende bundels bevestigden dat. Opvallend is de coherentie van thematiek binnen haar bundels. Het zijn stuk voor stuk doordacht gestructureerde gehelen. Ook de stilistische eenheid van de vier bundels is kenmerkend. Al die bundels zijn overigens met elkaar verstrengeld door een resem terugkerende motieven en taligheid. Soms hebben de bundels iets van een persoonlijk verwerkingsproces waarbij ze allerlei confrontaties met het (of haar of iemands) verleden niet uit de weg gaat. Daarbij blijkt een ‘terre à terre’ houding. Haar poëzie biedt geen zoets, al probeert hier en daar ironie wat te verzachten.
Oase
Het menselijk ras kent een oneindige variatie aan verschillen, aan afwijkingen, aan eigen aardigheden. Zo is dat ook bij schrijvers. Je hebt onder meer bananenvliegjes, eendagsvlinders en galapagosschildpadden waarvan niemand de leeftijd nog kent. Je hebt hoogvliegers en laagvliegers, maar allen zijn even waardevol omdat ze elk een reden van bestaan hebben. Sommigen schrijven het volgens hen broodnodige, weer anderen arbeiden dag en nacht en enkelen laten tenslotte een imposant oeuvre achter. Bij wijlen Jos Daelman (1937-2021) kan niemand ontkennen dat deze dichter een weg af heeft gelegd die alle respect verdient. Hij heeft vele pennen versleten. Onsterfelijkheid bereikt een literair mens alleen door toeval, door geluk of door zijn toewijding aan de kunst, door de kracht anderen met zijn woorden te inspireren en daardoor een schoonheid achterlaat dat ons als lezer alleen maar kan belonen. Maar eens loopt de laatste korrel uit de zandloper van elke auteur…
Beklijvend Kleefkruid
Toen Jean-Baptiste Clément in 1871 zijn lied Le temps des cerises schreef zal hij allerminst de bedoeling hebben gehad een gedicht te schrijven over de natuurverschijnselen of de intense diepte van de kersenkleur. En toch maken de natuurelementen als de nachtegaal, de spottende merel en de opkomende lente in essentie deel uit van dit liefdeslied dat de standaard zou worden van de Parijse Commune en sindsdien door ontelbare zangers en zangeressen is nagezongen.
Het taaldier mens
Jan Pekelder, hoogleraar taalkunde aan de Sorbonne te Parijs, pendelt al jarenlang tussen Nederland en Frankrijk. Als taalwetenschapper en neerlandicus wijdt hij zich aan onderzoek op het gebied van de taalkunde aan diverse Europese universiteiten en in Indonesië.
Seinpost
In deze teksten zorgt een (Zeeuwse) zee (en de daarbij horende woordvelden) op de achtergrond binnen de gedichten onderling voor deining en getijden. Voor ‘storm, sporen, geruchten’ - zoals de titel van een cyclus ons doorseint. Eb en vloed, introspectie en extraversie ordenen de gedichten en cycli. De gedichten zijn seinposten vanuit een ‘ik’ die de hele bundel door aan metamorfoses lijkt blootgesteld. Noch de dichter, noch de lezer krijgt er meteen greep op. In poëzie hoeft dat overigens niet zo. Deze houding of perceptie zorgt ervoor dat de werkelijkheid niet altijd blijkt te zijn wat die lijkt: er worden schijnbewegingen ontmaskerd. (…) Waarheid is een verzinsel. Quasi mythische en archetypes of geografisch- historische elementen worden opgediept in de cyclus Negen Zeeuwse gedichten. Dit land doet in herinneringen:/wie omziet kan de Honte/bedwingen. Maar wie//bodemloos de gespierde rivier/oversteekt zal in het aangezicht/van Atlantis verdrinken.
In vele gedichten vinden we door ironie uitgedragen bestanddelen van vervreemding terug (tenslotte ook een vorm van (negatieve) verwondering): De vraag blijft hoe gek ik/mag zijn om nog gewoon te/worden gevonden. Tegenspoed is van die existentiële vraagstelling het gevolg: (…)pech is een blinde/ roofvogel die zich willekeurig/omlaag stort. Het bestaan: de dichter zit ermee opgezadeld, met soms de overmoed van een galop. In de cyclus Wat ik wilde wordt de identiteitsproblematiek op scherp gesteld. Het ‘ik’ wordt gerelativeerd of zelfs gebanaliseerd: Ik heb een naam en/meestal ook kleren aan./Beide zijn arbitrair. Het is duidelijk: ‘In verhevenheid/vind ik mij niet. Dat is dan ook het soort poëzie dat hem voorstaat. Eén waarin ontnuchterend De goden willen vallen/ze bereiden zich voor op een fluweelzachte landing. We hebben te maken met een dichter die in poëzie kan (...) wonen en die dus ook een poëzielezer is – wat niet altijd vanzelfsprekend voor een dichter is. We lezen vaak intertekstuele knipoogjes. En de dichter kan zonder meer ontroerend overkomen als hij over zijn vader en moeder schrijft.
Mooi uitgedost lag je op bed
je handen vredig gevouwen
de foto van je man dicht bij je gezet
en in het venster het blauwe
februarilicht, scherp als je ogen
die de hemel aftastten
op vreemde vogels die je belogen,
belaagden, belastten.
Seinpost – gedichten, Rogier de Jong, Bordeauxreeks 58, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2020, ISBN 978449519597
(Alain Delmotte)
Van graat tot schub
De
bundel Blijf van mij – van graat tot schub zou volgens wijlen Jos
Daelman ook als ondertitel Archief van een liefde kunnen hebben.
En dat is zeer treffend verwoord.
Het is een lijvige verzameling gedichten, onderverdeeld in drie cycli.
1.hij
begint waar zij eindigt tussen
graat
2.hij en
zij doen verder tussentijds
3.zij
begint waar hij eindigt tussen
schub
In de eerste en de derde cyclus kiest de dichter er voor om de gedichten titels te geven. In het middendeel benoemt de dichter: Pact, In lief en leed, Liturgie, Trait- d’union. Respectievelijk gevolgd door vier gedichten, vier gedichten, zes gedichten en vier gedichten.
Het mag duidelijk zijn dat Etienne Colman houdt van compositie, strakke indeling,. Hij kiest zorgvuldig zijn woorden, weegt en meet. Komma’s en punten komen veel voor. Hij schept adempauzes, rustpunten. Wat schijnbaar achteloos begint blijkt zeer weldoordacht.
De titel komt terug in twee gedichten:
Op blz.12 in de eerste cyclus: “Blijf van mij (tussen graat en schub) (a)
Op
blz.62 in de derde cyclus: “Blijf van mij (tussen graat en schub) (b)
Tussen en rond deze gedichten cirkelen de andere gedichten van de bundel. In deze twee gedichten maakt hij een balans van wat was en is:
….
En
elke omhelzing daarbij is doodgewoon
en
medeplichtig aan vooral het opzeggen van iemand.
…..
waant
zich god en breekt zich krom.
Maar
duren kon hij niet. Zijn lichaam werd een kraakpand,
losweg nog bewoond, zich vluchtig warmend aan de pulp
der
liefde. Was hij niet beter zonder?
In de gedichten is er een voortdurend steekspel tussen hard en zacht, tussen vreugde en verdriet. De grote kracht zit er in dat de woorden hun eigen weg gaan, rechtlijnig, bochtig, de dichter is een voerman. Hij heerst over de paarden, klakt af en toe met de tong, laat de leidsels los. Naast hem op de bok zit zij:
Vrouw o.a. (volgens Van Dale GROOT WOORDENBOEK DER NEDERLANDSE TAAL 1984)
2.Vrouwelijk
persoon die geen maagd meer is
3.Echtgenote
4.Meesteres
5.Speelkaart
met een vrouwenfiguur
Je moet je op je hoede zijn. Soms haalt de dichter onverwacht uit en brengt je in verwarring, maar als je even wacht klopt er een groot mededogen, een krachtige liefde op de deur: blz.46
De dagen waren heilig en gewijd.
De
nachten heidens, weinig minder dan baldadig.
Soms
had hij een touw nodig. Dat kon dienen tot zoveel.
De kruisiging kwam steeds vanzelf.
Ooit zou hij haar
dood wel wreken.
Blijf van mij – tussen graat en schub, Etienne Colman, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2021, ISBN 978 9059 27 48 08
(Frans August Brocatus)
De heilige cohesie van water
De heilige
cohesie van water is qua omvang een
al even bescheiden bundel als Soldaten: tien gedichten van elk 14
versregels (vier strofen van drie versregels en een eindstrofe van twee
versregels) en één gedicht, Hij is de Millennial, op het achterplat:
Hij is de
Millennial.
Aan hem
kleven veel te hoge verwachtingen.
Ze drijven
hem tot wanhoop.
Maken dat
hij zich wil verdrinken.
Hij is
Jezus. Hij loopt over water.
Schuilt
daar onder bomen.
Ontwijkt
vluchtelingen. Bouwt kampvuren.
Vermaakt
zijn volk.
Hij is de
Illusionist.
Deze millennial
loopt veertig weken over de zeven zeeën: Jij zag toch ook die verwarde man
gisteren, een dertiger/ op het strand, dicht bij de grens met het water/ een
millennial die het al een tijdje tegenzat.
Biedt water
soelaas voor bootvluchtelingen zoals het dat deed voor slaven die trachten te
ontvluchten door in het water te waden, wat geen sporen naliet (zoals in de
spiritual Wade in the Water)? In de verte op zee brandt licht voor
reizigers/ maar wie vanaf zand op water stapt, verdrinkt.
Er valt weinig
fraais te ontdekken. Hij wordt geconfronteerd met de waterverontreiniging: (…)
waar hij kijkt nadert de onzichtbare dood/ en stiekem plastic dat bezit neemt//
van alle leven (…) en gaat te rade bij zijn ouders: Vader, moeder, hoe
zat het ook alweer/ was het water waar niet op te lopen viel/ los zand dat alle
mensen dragen kan?
De dichter (…) zou
het even fixen, het weer/ honger, de politiek, het geld en ongelijkheid/ het
noodlot van alle verwachtingen. Is het nog mogelijk dat men bidt om
welvaart, een boot/ een uitgestoken hand? Voelt hij zich verslagen? Dag
en nacht verstreken in overpeinzing/ en slapen ging op aan machteloosheid.
Over zijn tocht
lezen we in het slotgedicht: (…) tijd verging in blokken van dagen en
nachten/ hij passeerde eilanden en scholen vis// ontweek tankers en
containerschepen vol/ overdadig voer voor consumenten, vlees/ en vis en soja en
vele soorten rijst// en kaviaar, champagne. Cruisers voor de rijken observeerde
hij, roeiboten voor de armen: en daartussen oases van zand om uit te rusten.
De slotregels: Aan
het einde van zijn tocht, lag inzicht/ en de cohesie brak onder zijn voeten.
Met De heilige
cohesie van water heeft van Daanen een bundel afgeleverd die zowel
maatschappijkritisch is als een (confronterende) ode aan de mysterieuze kracht
van water. Intrigerend.
De heilige cohesie van water, Jos van Daanen, Uitgeverij In de Knipscheer,
Haarlem, 2020, ISBN 978 94 93214 09 5
(Roger
Nupie)
Mollen en zonsondergangen
De titel van haar nieuwe bundel Hebben mollen weet van zonsondergangen? duikt op in het gedicht Dagdieren op bladzijde 26. De dichter gaat verder met vragen om al snel duidelijk te maken wie de ‘dagdieren’ zijn:
Dagdieren
Hebben mollen weet van zonsondergangen?
Korten egels nachten als de dagen lengen?
Is een uil bij machte naar zonlicht te
verlangen?
Of zijn het slechts de mensen, dagdieren,
die de luister van het zonlicht vieren met
vreugdevuren, fakkels, led – en
laserlampen
voetzoekers, raketten, hele en bijna-rampen.
….
Hiermee zet Els de Groen meteen de
krijtlijnen uit. Ze stelt hele vragen, geeft halve antwoorden. In deze fraaie
bundel regeren de dieren. Via boerderij- en huisdieren komen we aan bij wilde
en in het wild levende dieren om uiteindelijk te belanden bij de geleedpotigen.
Er zijn veel kooien in de wereld: symbolische in de vorm van sleur en fysieke
kooien met tralies. De meest hermetische kooi is misschien wel de hokjesgeest
die ons denken gevangenhoudt en ons blind maakt voor samenhang. Wie de kooi
opent, weet dat olifanten, kikkers, libellen en bultruggen met elkaar te maken
hebben.
Haar gedichten zijn zorgvuldig
gecomponeerde mini-verhaaltjes die getuigen van een fijne observatie en aparte
inzichten. Ze stemmen ons, mensen, tot nadenken. Vanuit de dieren worden
lijntjes uitgezet naar de mensen, de dagdieren.
Illustrator en politiek tekenaar Len
Munnik zorgde voor prachtige, sobere, hier en daar van een wolkje kleur
voorziene tekeningen en/of mini-schilderijtjes.
Dat Els de Groen een geëngageerde dichter
is hoeft zeer zeker geen betoog. Een groot deel van de opbrengst van de bundel
(inclusief haar royalties) komt ten goede aan een tweetal organisaties die zich
inzetten voor dierenrechten en dierenwelzijn, te werten World Animal Protection
Nederland en Animal Rights, gevestigd in België en in Nederland.
Erwin Vermeulen, Animal Rights
Campagneleider, omschrijft haar poëzie in het voorwoord als volgt:
‘… Wat deze gedichten zo sterk maakt, is
dat alle dieren er in hun eigenheid worden beschreven en daarmee in hun waarde
gelaten. De bundel staat vol prachtige observaties en kleine miniatuurtjes van
dierenlevens. Vooral van wilde dieren die verwondering wekken en respect
afdwingen. Vaak – ironisch verpakt – is er ook een kritische toon om ons mensen
te wijzen op onze arrogantie in de omgang met de planeet en met onze
medebewoners. Terecht vraagt de dichter meer nederigheid van ons mensen.’
Mooie dood
….
Nee, als ik een vlieg was
zou ik willen landen op het
zuurstokroze fluwelige verhemelte
van een kikvorsbek.
Hebben mollen weet van zonsondergangen?, Els de Groen,
Uitgeverij In De Knipscheer, Haarlem, 2021, ISBN 9789493214149
(Frans August Brocatus)