Met de bundel Nederzettingen publiceert Bert Bevers opnieuw een bundel bij de
onvolprezen Uitgeverij Kleinood & Grootzeer. Zoals steeds door graficus
Gerrit Westerveld prachtig vormgegeven.
De lezing van deze bundel is een merkwaardige
wandeling door tijd en plaats en de wijze waarop we daar mee omgaan. Leidraad
daarbij is het persoonlijke geheugen van de dichter dat wordt omgebogen naar
een universele belevenis en zo tezelfdertijd fungeert als gids en bewaarplaats
voor het verleden.
De bundel bestaat uit drie met elkaar
vervlochten cycli: Nederzettingen, Uit de tijd en Gedichten uit een stadje in de heuvels. De dichter verbindt
daardoor op een meesterlijke wijze het mythische verleden, opgeroepen in de
eerste cyclus, met de dagdagelijkse realiteit in de derde cyclus, waarbij de
korte tweede cyclus de overgang bewerkstelligt. Het lijkt moeiteloos uit Bevers
dichterspen te vloeien maar het is meticuleus en geraffineerd gedaan. Het laat
de lezer achter in nadenkende verwondering.
Reeds in de openingsverzen wordt de aanzet
gegeven voor deze elliptische verkenning van een in nevelen gehuld verleden
naar vandaag: Wat wist hij van
coördinaten, de grijze / wijze van het volk die vanuit de vlakte / deze heuvel
zag?
Het is meteen de verwijzing naar de heuvel van
de derde cyclus. Door dit ene vers wordt de bundel tot eenheid gebracht en het
mythische verbonden aan de realiteit van het nu. Maar het blijft een subjectief
interpreteren van een door de dichter waargenomen/ingebeelde werkelijkheid. Wat
herinneren we ons en wat is daarvan waar? In de eerste cyclus, geschreven in de
verleden tijd, luidt het: Het geheugen
bediende zich, schoorvoetend, / van verzachtende balsems (pagina 10), verder, Ze keken elkaar in de ogen en zagen geen leugen. Wisten: / de poten van
het onbegrip bewandelen dode paden (pagina 18) en Wie dacht er aan schrift toen taal nog maar amper? (pagina 20). In de derde cyclus schrijft de dichter
in de tegenwoordige tijd en krijgen de gedichten heel doordacht een titel, maar ook hier sijpelt de twijfel over wat we
zien, zoals in De burgemeester zucht:
Hij zit / wel regelmatig een zaal voor
vol gedachten / van anderen, maar ziet zich dan als een open / wonde gapen naar
draaimolens op hol. Ach.
De dichterlijke stijl en zegging van de dichter
is herkenbaar, zoals die ook al in bijvoorbeeld Arrondissementen sterk uitgesproken was, maar in deze nieuwe bundel
is hij nog meer uitgepuurd en dienstig aan de inhoud. Observatie en reflectie
vloeien moeiteloos in elkaar en worden gedragen door een tref-rake verwoording
en volgehouden ritme. In elke cyclus bezigt de dichter een andere
strofenverdeling. Vorm en inhoud ondersteunen zo de boodschap. Bevers is geen
barokke dichter. Elk woord is weloverwogen en heeft zijn plaats in het vers.
Hij gebruikt adjectieven spaarzaam. Ze zijn telkens een essentiële toevoeging
en geen gratuit epitheton, zoals we dat maar al te vaak bij jonge dichters
helaas zien opduiken.
Deze bundel moet je in alle rust verkennen en je
moet je laten verdwalen in de nederzettingen, die Bevers bouwt. Je zal een
klein poëtisch meesterwerk ontdekken.
Nederzettingen, Bert
Bevers, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2018, ISBN 978-90-76644-91-2
(Richard
Foqué)