De wondere wereld van Wigman


De nalatenschap van Menno Wigman, die op 1 februari 2018 overleed, bevat geen geheimen meer nu een schat aan wetenswaardigheden, vroege gedichten en andere teksten ontsloten is in de ultieme ‘boekenkist’ die de titel De wereld van Wigman meekreeg. De schatgravers zijn onder de bezieling van samensteller Kiki Coumans aan de slag gegaan om de bouwstenen van Wigmans oeuvre aan het daglicht bloot te stellen.

De achterflap spreekt van een goudmijn voor de Wigmanliefhebbers, en dat zijn er ongetwijfeld heel veel. Want Menno Wigman was een van de belangrijkste dichters van zijn tijd, en dan doel ik op de laatste 30 jaren voor zijn dood.

Coumans noemt hem in haar inleiding ‘niet alleen breed gewaardeerd -toegankelijk, tijdloos en toch modern-, hij viel ook op omdat hij zo volledig en vol overgave dichter was.’ Zij begint haar inleiding met een anekdote: als scholier wordt Menno geïnterviewd over zijn beginnend dichterschap door Boudewijn Büch die hem bezweert dat hij er zijn geld niet mee zal kunnen verdienen. Op het eind van de inleiding bewijst ze het ongelijk van de interviewer: ‘dichten werd wel degelijk Wigmans broodwinning. Maar veel meer nog dan dat zijn daadwerkelijke levensinvulling.’

Het eerste hoofdstuk is vervolgens gewijd aan de bibliotheek van Wigman; welke boeken stonden er op de planken, waar hield de dichter zich mee bezig, wie waren zijn favoriete auteurs en wat vertellen de boeken over Wigman als mens en dus ook als dichter. Uit het totale boekenbezit heeft zij er zo’n 800 geselecteerd die bewaard moesten blijven en die zich nu bevinden in de archieven van het Literatuurmuseum. Daaronder natuurlijk bundels van de ‘gedoemde dichters’ Graaf de Lautréamont, Baudelaire, Rimbaud en natuurlijk ook Oscar Wilde.

Coumans wijst op aantekeningen, onderstrepingen en notities in veel boeken; Wigman stopte veel papiertjes tussen de pagina's en hij maakte regelmatig ezelsoren, wat het beschouwen van zijn interesses mogelijk maakt. Haar conclusie is de volgende: “Wigmans boekencollectie is voor kenners en liefhebbers van zijn werk als een tuin waarin je rondloopt tussen diverse, maar vertrouwd ogende, specifiek gekozen en vaak aan elkaar verwante planten. De thema's gaan een duidelijke verbinding aan met elkaar en met zijn werk (en zijn leven). […] Haast al het werk dat hij las, is van hoge kwaliteit, maar de unieke ‘vingerafdruk’ die ontstaat door het geheel brengt je dichter dan wat ook bij wie Menno Wigman was. Zijn boeken zijn zijn ware portret.”

In de volgende hoofdstukken gaat zij nader in op de jonge dichter, op de bundeltjes in eigen beheer en de tijdschriften die hij volledig vulde en op zijn pseudoniemen. Dat hoofdstuk bestaat bijna in zijn geheel uit illustraties van omslagen en inhouden, foto’s en bijdragen aan schooluitgaven. Een lust voor het oog, een paradijs voor de zoeker. Dat concept wordt vervolgd in het hoofdstuk over de muziek die eveneens en belangrijke rol speelde in zijn leven. Hij speelde in diverse bandjes en was een fervent drummer. Vrouwkje Tuinman, Willem Thies en Rob Schouten schreven een essay over diverse aspecten van zijn poëzie. Het geheel biedt dus een prachtig uitzicht op die wondere Wereld van Wigman.

De wereld van Wigman, Kiki Coumans (samenstelling), Uitgeverij De Weideblik, Varik, 2023, ISBN 978 90 777 67 955

(Wim van Til)

De diva die ge zijt


Haar debuutbundel Loopgravenonderbreking werd meteen opgemerkt en kon rekenen op lof in Poëziekrant. Sarah Wagemans belandde prompt op de sofa van Winteruur, het 10 minuten programma dat sinds oktober 2015 in het najaar wordt uitgezonden op Canvas en waarbij Wim Helsen zijn gasten vraagt om een tekst mee te brengen die voor hen een bijzondere betekenis heeft, hen inspireert of raakt. Haar gedichten doken ook op tijdens betogingen, solidariteitsfeesten en herdenkingsdagen voor het verzet tegen de nazi’s.

Sociaal engagement troef, en dat is ook zo in haar tweede bundel, De diva die ge zijt. De bundel opent met een citaat van Virginia Woolf uit A Room of One’s Own: Have you any notion of how many books are written about women in the course of one year? Have you any notion how many are written by men? Are you aware that you are, perhaps, the most discussed animal in the universe? en sluit af met een Dankwoord: aan alle sisters/ die met steil haar/ die met krullen/ die met baard/ en die zonder// à bas le patriarcat!

Daar tussenin 46 titelloze gedichten die gewoon een nummer meekregen. Liet het citaat en het Dankwoord al enige feministische sympathieën vermoeden… welnu de dichteres is evenzeer betrokken bij het lot van migranten, asielzoekers en tout court de kleine man (opgehitste moegetergde/ mensen zonder plank/ voor hun broden) in een wereld en maatschappij waar het onrecht welig tiert: dit is voor de gebrokenen/ de verdrietigen/ de razenden. Uit gedicht 13: voor de meute zonder richting/ zonder zwaard en zonder moed. Uit gedicht 28: vrijheid kan maar vrijheid/ zijn wanneer een ander/ ook mag blijven leven.

Shireen Abu Akleh, de Palestijns-Amerikaans journaliste, wordt herdacht in gedicht 32: getroffen door een kogel/ hij vloog zomaar wat losjes/ in het wilde westen rond// fladderend gelijk/ een doodskopvlinder/ van bloem tot bloem/ tot alle bloemen de kop/ verweesd lieten hangen// daar trof de vlinder/ doorboorde dat kleine/ stukje huid, schedel/ en dan hersenen/ iedereen wist/ deze kogel was/ geen vlinder maar/ voorbedacht met rade// laten we een gedrocht/ een gedrocht noemen// kogels worden afgevuurd/ vlinders vliegen vanzelf.

De dichteres verwoordt haar empathie, haar engagement in spreektaal zonder verdere poëtische opsmuk. Mochten de sceptici dit proces al te gemakkelijk, al te eenvoudig vinden - de gedichten van deze ‘chroniqueur van het gewone leven onder het late kapitalisme’, vaak met enig tongue-in-cheekgehalte, komen ook zonder enige franjes binnen bij de lezer, die voor een keer geen geoefend en doorwinterd poëzielezer hoeft te zijn: niet alles behoeft/ een vertelling/ gewoon vertellen/ volstaat om een ton/ waanvoorstellingen/ van mist ontdaan/ te krijgen, eindelijk.

dromen van een wereld/ die al dood is, alleen/weten we dat nog niet. De diva die ge zijt van Sarah Wagemans brengt die wereld als een aanklacht in kaart en dat biedt tevens een kleine remedie tegen dat besef.


De diva die ge zijt, Sarah Wagemans, Mammoet - Uitgeverij EPO vzw, Berchem, 2023, ISBN 978 94 6267 462

(Roger Nupie)

Sterke schoenen


Vera Steenput publiceerde afgelopen jaren gedichten op meerdere platforms en debuteert nu bij uitgeverij De Zeef met de bundel Sterke schoenen. De omslag toont het silhouet van een vrouw tegen een achtergrond van laaiend vuur. Het inleidend citaat van Leo Tolstoj luidt: Het verbazingwekkende is, dat de ganse maatschappij niet in opstand komt op dat woord: ‘oorlog’. Kaft en citaat kondigen onheil aan en dat zal de lezer ruimschoots ten deel vallen, zij het ingebed in een betrekkelijk rustige aanloop en introspectieve afloop. De bundel bevat vijf hoofdstukken:  Onverdachte tijden, Voortekens, Brandhaard, Wederopbouw en Nalatenschap. Een herkenbare cyclus, die onwillekeurig doet denken aan de levensfasen van een mens.

Het eerste hoofdstuk weerspiegelt gebeurtenissen uit het leven van alledag, veelal beschouwd met ironie, verbazing of verbittering. We tinderen want wie niet waagt, niet wint. / De facebookvrienden duimen allemaal. / Voor hen die naast ons wonen zijn we blind. (Koning Eenoog)

In het tweede hoofdstuk groeit de verontrusting. Er lijkt een oorlog op komst. Twee gedichten beschrijven voorzorgsmaatregelen die kennelijk nodig zijn: Je hebt stil alarm, / sirenes binnen / sirenes buiten / en twee rottweilers met dodelijke bijtkracht. // Je bouwt een meldkamer, een paniekkamer / en een schuilkelder. (Maatregelen 1)

In het derde hoofdstuk is het dan goed raak. Lees: De stamp tegen de deur / de eters verstenen / de maaltijd valt in stukken / de vloer als strijdtoneel / het vleesmes verandert / van gebruiker (Inval). Of: De Alomtegenwoordige verklaart: / van stad naar stad, van steeg tot steeg / van huis tor huis / roken we ze uit / de wezels, de angsthazen, de wespennesten (Landmacht).

In hoofdstuk vier, als de oorlog is uitgewoed, herpakt men zich. Deze morgen sta ik op / en klop het stof uit mijn kleren, / de veren van de orgelkar / kriepen door de straten, / ik stuur onverstoord / de stervelingen tegemoet / alsof er niets was gebeurd. (Bevrijdingsdag) Hier komt de dichter, nationaal kampioen orgeldraaien, zelf even in het stuk voor als een regisseur die zich een kort moment vertoont in haar eigen film.

Nalatenschap, tenslotte. De nieuwe generatie ontvangt de kwetsuren en de wijsheid die het aan een angstige en geweldadige periode heeft overgehouden. Het is mij overkomen / Nu worstel jij met mijn erfenis, / bent een kind van mijn rekening. / ….. // Vandaag schenk ik jou een jurk / met schouderstukken van titaan, / weerhaken en ogen, / gladgestreken plooien // en daarbij sterke schoenen / zodat jij nooit moet zeggen: / Ik ook. (Aan een dochter)

De bundel sluit af in serene sfeer. Het laatste huis moet wortelen / aan het einde van een straat / geplaveid met zachte woorden / omzoomd door fluisterpopulieren. (Waar je wil wonen voor je doodgaat)

De dichter bewijst met deze bundel hoe raak poëzie kan zijn die ontdaan is van iedere vorm van rijm. Haar taal is compact, strak bemeten, doeltreffend en niets ontziend. Vooral in het van geweld beladen derde hoofdstuk moet je als lezer sterk in je schoenen staan.


Sterke schoenen, Vera Steenput, De Zeef, Gent, 2023, ISBN 978-94-64757-06-4

(Will van Broekhoven)

Langzaam voorovervallen


Alja Spaan (º 1957) is een bezige schrijfbij. Vanaf haar elfde schrijft ze dagelijks poëzie en/of proza. Haar huis in Alkmaar werd Atelier9en40. Tot 2013 organiseerde ze daar kunst- en poëzieprojecten. Onder die naam gaf ze anderen en zichzelf uit. Ze maakte naam door de Turing Gedichtenwedstrijd 2015. Daarnaast organiseert zij Reuring, een taalplatform in Alkmaar. Zij is voorzitter, coördinator en redacteur bij het literaire e-magazine Meander en ook verbonden aan het Dagboekarchief. Bij de Eenzame Uitvaart is zij bestuurslid en een van de dichters van dienst.

De titel van haar nieuwe gedichtenbundel Het langzaam voorovervallen duikt op in het gedicht afgesloten geheel. Een fragment:

Bloemen, zei hij de prachtigste bloemen, bloemen zoals je die
niet hier op aarde ziet. En dat hij zich niets kon

herinneren van het langzaam voorovervallen en wegraken maar
dat zijn buurman had gezegd dat het met

een bons ging en een gekraak. …..

…..

In coronatijd las Alja van januari 2019 tot januari 2021 wekelijks voor in een zorginstelling voor ouderen. De jongste luisteraar was 72, de oudste 101. De gedichten zijn in deze bundel opgenomen. Eerst verschenen ze op haar weblog. De titels van de gedichten kwamen altijd uit de log van de vorige dag en werden voor de volgende morgen alvast geplaatst alvorens de tekst geschreven werd.

Het citaat aan het begin van de gedichtenreeks is meer dan treffend en indringend verwoord voor wat er volgt:

Als ik naar haar
informeer, blijkt ze mevrouw D. te heten en nooit

deelgenomen te hebben aan welke activiteit dan ook. Behalve
die van het wachten, dromen en verlangen naar

de man die altijd, zo zei ze met een lach, dwaalde in haar tuin
maar toch echt geen verstand van bloemen had.


(uit: als in een rekensom)

De bundel is opgedragen aan mevrouw de B., mevrouw V., de heer S. en alle anderen van de voorleesgroep.

Door de personages in haar gedichten geen namen te geven maar ze met initialen te benoemen: mevrouw V., meneer D., mevrouw de B., de heer T., …. verkleint ze de afstand voor de lezer op een subtiele wijze. Iedereen kent wel een mevrouw V., een meneer D. en ga zo maar door.

Alle gedichten zijn op dezelfde manier opgebouwd. Na twee regels volgt telkens een witregel (waarin evenveel gebeurt als in de voorgaande regels). Zeven x twee regels en soms komt er na die reeks nog een woord achter: Sinterklaas,… natuurlijk,… Verrassend door hun toevalligheid.

Het is de grote kracht van Alja Spaan om in het kort bestek van een gedicht een (levens)verhaal te vertellen en daarbij de spanningsbogen, eigen in poëzie, te gebruiken. De ademhaling van de beschrevenen is vaak hortend en piepend. De witregels zorgen (letterlijk) ook voor adempauzes. Het langzaam voorovervallen is een traag proces dat zij met grote accuratesse niet beschrijft maar inschrijft. Het zijn juweeltjes uit blikken dozen waarin we onze levens bewaren.


Het langzaam voorovervallen, Alja Spaan, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978 94 64757 09 5

(Frans August Brocatus)


Zonde van het leven


Etienne Colman publiceerde bij C. de Vries-Brouwers reeds vier dichtbundels: Façades (over de schone schijn en pijn in relaties, 2013), Loopgraf (gedichten over de Eerste Wereldoorlog, 2014), Laos in spreidstand (de dichter trekt al een aantal jaren naar Laos om er Engels te onderwijzen, 2017) en Blijf van mij - tussen graat en schub (volgens Jos Daelman ‘het archief van een liefde’, 2021).

Zijn nieuwste bundel, Zonde van het leven, is opgedeeld in zes cycli: Ik loochen wat ik pleeg, Ik begeer maar wijsheid, Weinig wat ik doe ben ik, Ook ik ben ongelijk, Aan leven ga ik dood en Wat ik liefde noem. Binnen deze cycli zijn ook nog kleinere cycli vervat. Dat levert een bundel op die best lijvig is. Na een citaat van Percy Bysshe Shelley: (‘Poets are the unacknowlegded legislators of the world.’) volgen maar liefst 68 gedichten!

Het gedicht op de achterflap, Zonde van het leven, 3 Halte, is meteen een schot in de roos voor wie van krachtige, weinig ontziende poëzie houdt: Ik vertaalde mijn verleden naar het heden vals, verschool me/ in de regel in het kreupelhout van gewetenloos begeren. De/ momenten heb ik slecht besteed. Ik was gewoon. Ik was soms/ weinig meer dan een vermoeden. (…) Elke stop wordt woordeloos en droog. En veel te kort./ Zonde van het leven.

In de cyclus Ik loochen wat ik pleeg neemt hij het dichterschap onder de loep: (…) De taal is niet van hen./ Ze lenen haar van ver, gebruiken ongevraagd, verraden/ licht, ze spreken fel en schreeuwen goed// gesneden van de tongriem en vol zand de mond// in de woestijn. Ze zijn weerbarstig, bieden geen houvast./ Ze haperen en wankelen mee. Enige relativering is de dichter ook niet vreemd: (…) Ook ik berust/ in de gedachte dat ik door mijn poëzie het leven/ van mijn éénenvijftig lezers nog ondraaglijker heb gemaakt./ Beter hadden dichters een gedegen vak geleerd. Poëzie// is geen safe seks.

Ook nu zijn er gedichten over de liefde - in een laatste cyclus Wat ik liefde noem - evenzo sterke gedichten over de dood van zijn vader (Nog even 1 & 2) en gedichten waarin zijn engagement doorschemert: (Voor Oostende 1) Troost te koop: Voor de hopeloze die het licht schuwt van de stad,/ voor al de sans-papiers die schuilen onder struikgewas/ en halve muren van graffiti, op hun voorhoofd sporen/ van het leven door te veel afscheid afgebroken. (Voor Oostende 2) Leopold II: Als hij ooit van zijn sokkel is/ Gehaald, vergeet hem, wis hem maar/ Voorgoed, de klootzak, de barbaar.

Op de binnenflap vermeldt Guy van Hoof onder meer de ‘eigengereide interpretatie van de werkelijkheid’ van Colman én: “Hij schrijft ongenadig. Dat levert eerlijke, heerlijke poëzie op”. Dat kunnen we alleen maar beamen en dat Colman dat weer eens bewijst in een stevige bundel als deze is een zeer te waarderen prestatie!


Zonde van het leven, Etienne Colman, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2023, ISBN 978 90 6174 447 4

(Roger Nupie)

Weerloos tegenover alles


Victor Emanuel van Vriesland werd op 27 oktober 1892 in Haarlem geboren, hij stierf in Amsterdam op 29 oktober 1974. In de jaren ’30 van de vorige eeuw ontwikkelt hij zich tot een vooraanstaand literator en werkt hij mee aan diverse literaire kronieken. Als dichter debuteert hij in 1909 met gedichten in De Nieuwe Gids, zijn eerste bundel verschijnt in 1929: Voorwaardelijk uitzicht.

In 1939 verschijnt de eerste versie van het eerste deel van zijn Spiegel van de Nederlandse poëzie, het werk waarmee hij breed aanzien verwierf. Het tweede deel verschijnt in 1953. Dan begint ook de periode dat zijn ster alom schittert. Hij wordt voorzitter en adviseur van diverse organisaties en ontvangt de ene onderscheiding na de andere. Zijn verzamelde gedichten verschijnen in 1968, zijn laatste bundel, Bijbedoelingen, in 1972 ter gelegenheid van zijn tachtigste geboortedag.

Victor van Vriesland wilde in zijn jonge jaren vooral een romantisch dichter worden, zijn eerste verzen schrijft hij als tienjarige; hij laat ze zijn broer lezen die daarmee zijn eerste lezer wordt. De relatie met zijn broer speelt een belangrijke rol in zijn leven.

In deze drie alinea’s zijn evenveel rode draden genoteerd die in de biografie van Victor van Vriesland verder worden verwerkt tot een samenhangende deken die het leven van deze dichter-literator uitstekend dekt. Daarbij worden ook de (vier) vrouwen met wie hij trouwt, geportretteerd in al hun tragiek. Dat is zeker het geval met zijn eerste vrouw, Marie Huguenon Dumittan. Een huwelijk dat kinderloos bleef; Marie sterft in 1931 na een lange periode van depressies. Ook het huwelijk met Tonny van der Horst blijft kinderloos. Zij scheiden in 1946, waarna Van Vriesland trouwt met Anneke Baan, die moeder wordt van hun twee kinderen. Ook dat huwelijk houdt geen stand, in 1951 scheiden zij. Tenslotte trouwt hij met Adrienne Canivez.

Hoe deze lijnen doorheen het leven van Van Vriesland een grote rol spelen, wordt helder in het boek dat Rob Groenewegen over Victor van Vriesland heeft geschreven. Weerloos tegenover alles leest als een zorgvuldig gecomponeerde roman, boeiend, pakkend geschreven. Het volgt het leven van de man die jarenlang het literaire leven in Nederland beïnvloedt met zijn kritieken, zijn adviezen en toch ook zijn gedichten. Het behandelt de tragiek die zijn leven beheerst heeft: het verlies van het familiekapitaal door de beurskrach van de jaren ’20 en ook de Tweede Wereldoorlog die hem dwingt tot een vlucht die hij eigenlijk niet wil maken. Het geeft ook duidelijk weer welke invloeden Van Vriesland onderging en welke vriendschappen voor hem onontbeerlijk waren.

Rob Groenewegen geeft Victor van Vriesland de plaats terug die hij in de literaire geschiedenis van Nederland verdient. Een plaats die hij ooit innam en jarenlang behield, maar die in ‘onze tijd’ langzaam maar zeker naar de vergetelheid dreigde te verschuiven. En hij doet meer dan dat, hij schildert een man met ambitie, die belezen is, over een imponerend netwerk beschikt en worstelt met een gezinsleven, met een liefdesleven. Een man die langzaam maar zeker uit de woorden in het leven stapt.


Weerloos tegenover alles, Rob Groenewegen, Uitgeverij Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2023, ISBN 978 9045 020 525

(Wim van Til)


Op zoek naar Maurice Gilliams


Een verrukkelijk boek is Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams van Hans Kleiss. Voor wie niet vertrouwd is met leven en oeuvre van deze monumentale Antwerpse dichter (Ik herlees zijn poëzie regelmatig), essayist en prozaschrijver (Het bekendste boek van hem is vermoedelijk nog steeds Elias of het gevecht met de nachtegalen) is dit een puike gids, en voor wie Gilliams en zijn werk geen terra incognita zijn een fijn feest van herkenning. Hans Kleiss, die zich al decennia in Gilliams specialiseert en ook een bijzonder aanbevelenswaardige website onderhoudt, verluchtte zijn boek uitgebreid met vele interessante illustraties.

Hans Kleiss’ Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams is ook een leerzaam boek. Zelfs voor bewonderaars van Gilliams, als uw dienaar, die in de buurt wonen waar ook de man die in 1980 de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren ontving zijn woning had. Zo kom ik quasi dagelijks door de Lange Gasthuisstraat, waar baron Maurice Gilliams van 1960 tot zijn dood in 1982 op nummer 13 een appartement op de vierde etage had. Van Hans Kleiss steek ik op, er staat ook een fraaie foto van in zijn boek, dat er vroeger in de Lange Gasthuisstraat 28 een zwembad was. Mét zwemdokken en Turksche, Russische en Kuipbaden.

Ruim aandacht ook voor literaire vorsing en duiding Zo wordt Gilliams’ iconische gedicht Sterven te Antwerpen van diverse zijden belicht en verklaard. Bij de stenen engel die in het begin van het gedicht te middernacht zijn balans heft ‘voor die bezwijken’ staat een foto van de stenen engel aan de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal waarop een en ander gebaseerd is. Verderop in dit gedicht staat Gelegerd op de terpen van het zwijgen / ten voeten uit onder een schors van slaap, / het strottenbloed gestremd, de schedel kaal / geplukt [….] en dat stuk van het vers blijkt geïnspireerd op het schilderij Chicken hung before a brick wall van Chaim Soutine.

Leuk vind ik in dit soort boeken ook details als een menukaart van een maaltijd na een vergadering van de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Het is een bijzondere literaire menukaart want alle 19 aanwezige letterkundigen zetten daar hun handtekening op. Daarop prijken behalve die van Maurice Gilliams ook die van illustere collegae als Johan Daisne, Bert Decorte, Willem Elsschot, Marnix Gijsen, Hubert Lampo, Herman Teirlinck en Gerard Walschap. Wie wil weten wat de pot toen schaftte blijft niet op zijn honger zitten want Hans Kleiss verzuimt niet het menu te vermelden.

De auteur belicht in 22 hoofdstukken even zo vele relevante aspecten uit leven en werk van zijn held, en hij doet zulks op een aangenaam geschreven en wel onderbouwde manier. Het boek kan zelfs gebruikt worden als gids voor een aparte stadswandeling vermits Kleiss in een afzonderlijk stuk beschrijft hoe je langs alle pleisterplaatsen van Gilliams kunt kuieren.

Een fijn boek!


Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams, Hans Kleiss, Antwerpen/Amsterdam, 2023, ISBN 978 90 9037605 9

(Bert Bevers)

Stampa in handen van Mereie de Jong


Jaren geleden heeft Stichting Spleen zich ten doel gesteld te onderzoeken in hoeverre het werk van overleden dichters relevant kan zijn voor de hedendaagse poëzie. Laten de huidige makers van verzen zich nog inspireren door dichters als Baudelaire, Rilke, Marsman of in dit geval Gaspara Stampa? In de Grote Doden-reeks wordt de proef op de som genomen. Voor dit deel heeft Kees Godefrooij – dichter, geestelijke vader van Stichting Spleen en liefhebber van vertaalde poëzie – twaalf sonnetten uit het volledige werk van Gaspara Stampa gekozen en Mereie de Jong verzocht om deze van een passende vertaling te voorzien. Vervolgens kregen vierenvijftig dichters de gelegenheid hun poëtische licht over het werk van Gaspara Stampa te laten schijnen met een reflectie van eigen hand. Deze gedichten vormen de kern van de bundel.

Gaspara werd geboren in Padua tussen 1520 en 1525. Haar vader was een juwelier, die in 1530 overleed. Haar moeder verhuisde kort daarna met haar drie kinderen naar Venetië. Het kroost werd onderwezen in Latijn, grammatica, literatuur, muziek, geschiedenis en schilderkunst. Gaspara en haar zus kregen ook zangles en leerden luit spelen. Tussen 1535 en 1540 was huize Stampa een drukbezochte ontmoetingsplaats voor dichters en musici. Na de plotselinge dood van haar broer in 1544 overwoog Gaspara een intrede in het klooster, maar besloot ze uiteindelijk toch anders. In de salons kwam ze in contact met Collaltino di Collalto, een militair en graaf. Met hem kreeg ze een verhouding. Het zou nooit een harmonieuze relatie worden want Collaltino was vaak afwezig. Tussentijds had Gaspara zich aangesloten bij een literair gezelschap en ruilde zij de muziek grotendeels in voor de poëzie. Haar relatie met de graaf liep ten einde. Gaspara, ten prooi aan een zenuwinzinking werd opgevangen door vrienden. Ze kreeg nog een relatie met Bartilomeo Zen. Dit deed haar zwakke gezondheid goed, maar niet voor lang. In 1553 ging ze naar Florence in de hoop dat het mildere klimaat daar een heilzaam effect zou hebben op haar. Terug in Venetië kreeg ze een zware griep. Op 23 april 1554, overleed ze, nauwelijks dertig jaar.

Een fragment uit Sonnet VII:


En wie zich dan van mij een beeld wil vormen,
denk aan een vrouw die in gedrag en schijn
een toonbeeld van de dood is, en van pijn,

een plek waar trouw onwankelbaar kan wonen,
een vrouw die, hoe ze ook huilt, zucht en smacht,
haar wrede minnaar niet vermurwen kan.


De sonnetten in de oorspronkelijke taal, het Italiaans kennen het rijmschema abba – abba-cdc-dcd. In de vertalingen is dat rijmschema onmogelijk weer te geven. Daarom zou ik eerder spreken van een hertaling. Hierbij een pluim voor Mereie, die perfect de sfeer van de oorspronkelijke gedichten weet weer te geven.

De vierenvijftig dichters hebben op hun eigen manier gestalte gegeven aan de poëzie van Stampa. Of dat goed of minder goed geslaagd is is aan de lezer.


Vertalersweelde – Gaspara Stampa, Mereie de Jong, Stichting Spleen Amsterdam, 2023, ISBN 978 90 830230 8 3

(Frans August Brocatus)

Filigraan


In februari 2020 verscheen bij Uitgeverij P de duo-bundel Tot ze koud is waarin Steven Van Der Heyden samen met Luc C. Martens de kronkelwegen van de liefde aftastte. Zelfde maand, februari, drie jaar later, werd zijn solo-debuutbundel Filigraan boven de poëtische doopvont gehouden.

Filigraan heeft meerdere betekenissen. In een van de laatste gedichten van de bundel, Ik, Giacometti, lezen we: Schraap materie tot filigraan,/ draadfiguren vangen licht, verteren vorm. Het gaat hier om ‘een meestal geknoopt en eventueel geplet draadwerk’ dat deel uitmaakt, in dit geval, van de beelden van Giacometti, als beeldhouwer vooral bekend van zijn smalle beelden van naakte vrouwen en wandelende figuren.

De bundel opent met een tweeregelige Proloog (We herkennen de lucht uit eerdere valpartijen,/ lezen sporen die ouders in ons achterlaten.), sluit af met een even kort Envoi (Ik tast mijn topografie af, breng de diepte in kaart,/ hoe plaatsen in een lichaam kant noch wal raken.) en is opgebouwd uit vijf cycli: Wat verborgen wil blijven, Liever zijn we schuilplaats, In licht dat nog zichtbaar is, Wat we verloren onderweg en Nergens in het bijzonder.

De dichter is een spoorzoeker naar zijn eigen identiteit. In het gedicht In een mens lezen we: We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde,/ een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.// Elke ochtend stellen we ons samen. Uit Jij en ik: Een kladversie van mezelf/ zoekt al jaren het origineel. Spoorzoeker eindigt met Ik hou de wacht bij mijn vragen, zoek/ antwoorden in lege boekenrekken, Sabotage met de strofe De dubbelganger in de spiegel/ kruipt in mijn huid, versleten als dunne stof,/ vaag in de vorm van een lichaam, Aan mensen zit een aflopende kant met Gewogen en te licht bevonden/ je herkauwt herinneringen en schiet tekort.// Je krimpt tot niemand je herkent.

De poëzie van Steven Van Der Heyden blijft niet onopgemerkt. In 2017 werd hij geselecteerd voor het kunstenfestival Watou, in 2018 werd hij genomineerd voor de Melopee-prijs en onlangs kwam hij nog als winnaar uit de bus bij de Rob de Vos-prijs, de dichtersprijs ter ere van de geestelijke vader (1955-2018) van Meander, het literair e-magazine voor Nederlandstalige poëzie met het gedicht Woonzorgcentrum. Dat het net dit gedicht is, is geen toeval. Die zoektocht naar zijn eigen identiteit, een centraal thema in de bundel, krijgt een maatschappelijke draagkracht, die getuigt van engagement en een sterke inleving, zoals in een gedicht als Afstandmoeder (over ongehuwde moeders die werden gedwongen hun kind ter adoptie af te staan) en Palliatief: Figuranten op zoek naar de eerste tekens/ van een verdriet dat hongerig wacht.

We nestelen ons in zinnen als wurgslangen,/ verteren de woorden, slapen in hoop/ maar de winter geeft niets prijs.

De gedichten van Steven Van Der Heyden zijn helder en raadselachtig tegelijkertijd: de lezer is meteen betrokken bij zijn werk, dat bij herlezing keer op keer prijsgeeft hoe vernuftig en sterk deze poëzie wel is.


Filigraan, Steven Van Der Heyden, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978-94-93138-99-5

(Roger Nupie)

Weten welke huid je aan moet


Zeven jaar na zijn debuut Wij vreemden bij Uitgeverij Kleinood & Grootzeer verscheen bij uitgeverij P Weten welke huid je aan moet, de tweede bundel van de Roeselaarse stadsdichter Edward Hoornaert (°1981).

Hoornaert is ondertussen allang geen nobele onbekende meer in het literaire wereldje. Hij is oprichter en redactielid van 1P2 waarmee hij het puntdicht in ere probeert te herstellen en hij maakt deel uit van het dichterscollectief Obsidiaan en van de redactie van het online poëziemagazine Roer. Nog tot eind 2023 is hij stadsdichter van Roeselare.

Weten welke huid je aan moet is een flink gelaagde bundel geworden die een filosofische aanpak en een accurate reflectie op de taal en op de poëzie niet uit de weg gaat. De bundel draagt twee motto’s, nog wel van Friedrich Nietzsche uit zijn overbekende werk Aldus sprak Zarathustra.

Het eerste is zeer illustratief voor de hele bundel: Het lichaam is een groot verstand, een veelheid met één zin, een oorlog en een vrede, een kudde en een herder. Het kijken – met het hele lichaam – en het intuïtief benaderen van de complexe hedendaagse werkelijkheid staat centraal in deze bundel.

Na het Inleidend gedicht dat Hermetisch zwart getiteld is en al de contouren schetst van wat er op het spel staat volgen vier cycli waarmee Hoornaert zijn bundel heeft gestructureerd: Ooghoogte (12 gedichten), Gezichtsveld (12 gedichten), Horizon (12 gedichten) en Verdwijnpunt (10 gedichten). Niet toevallig wijzen de titels op het kijken en het oog van de dichter.

Doorheen de hele bundel fungeert het lichaam (en de lichamelijkheid) als een leidraad én een mogelijkheid om als dichter tot een plaatsbepaling te komen. Het lichaam is immers vaak intelligenter dan het verstand! De dichter Edward Hoornaert zoekt via zijn poëzie naar een evenwicht en een identiteit naar welke huid je in dit leven én in dit tijdsgewricht vol ontregeling aan moet. Als dichter zoekt hij Het licht te doven om het vuur weer in de hand te krijgen (flap). Dit is taal die wanhopig een mond zoekt om van te scheiden luidt het nog in het openingsgedicht:

een oog zo donker dat het gezuiverd wordt/een neus in uiterste staat van ontbinding/taal die wanhopig een mond zoekt

Er komt veel water en zee voor in deze gedichten. Dat legt meteen ook een link naar de klimatologische realiteit van vandaag… De golven voeren oorlog (Vergezicht).
De toestand van de wereld is niet meteen van die aard om complexloze gedichten te schrijven. Er is dan ook veel schaduw in deze bundel: Ik sliep in jouw naam en droomde/dat ik vleugels ruilde voor een harnas/dat binnensmonds de hel losbrak, elk woord/werd ingesloten. (Schaduwbeeld).

Edward Hoornaert hanteert in zijn tweede bundel een volstrekt eigen taal die de psychologische werkelijkheid van de dichter in kaart probeert te brengen: Hongerig kijk je op, het gaat erom een spoor te volgen/dat je los kan laten… (Uitdoofscenario)

Dit is intelligente poëzie die zich ver houdt van de tafereeltjespoëzie en de anekdotiek van veel poëzie van vandaag en die – taai en uitdagend als ze is – om herlezing en spitse aandacht vraagt. Op, Edward, naar nummer drie!


Weten welke huid je aan moet, Edward Hoornaert, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978-94-64757-11-8.

(Paul Rigolle)

Caleidoscoop van heftige verkleuring


Blauwe hanen
van Elmar Kuiper is een merkwaardige, intrigerende heerlijke bundel. Zo, die staat!

Ik heb de bundel al een paar maanden in huis, ben er diverse keren opnieuw in begonnen, en steeds was het of ik een ander boek had opengeslagen. Elmar Kuiper neemt mij telkens mee op een voettocht door de taal, door een wereld van soldaten, door zijn verleden. Ik voel mij als de titel van zijn bundel een blauwe haan. Wat dat precies inhoudt, is mij nog steeds niet helder. Ik vind via Wikipedia dat als je blauw met blauw kruist er een vuilwit kuiken ontstaat. Dat spreekt mij wel aan: vuilwit als kenmerk van zijn gedichten.

Er is geleefd, geworsteld, door het land gegaan. Aan het wit is van alles blijven plakken. Zijn gedichten zijn getuigen van zijn leven. Of dat nu geleefd is of geprojecteerd maakt niet uit.

Levensdroom (fragment)

ik was een blauwhelm en denderde op rupsbanden over een zanderige
B-weg. ik ventte kauwgom en Lucky Strikes uit en kreeg een kus van een
lachende latino. ik was Roodbaard. mijn gevederde vrienden wrikten de
licht golvende pannen los. een Liebherr schilde de asgrauwe huid.


In zijn gedichten figureren dichters, hemelduikers en luchtzwevers en acteurs in allerlei maten. In Eindstreep figureert Kouwenaar die zijn gedichten steevast eindigde met een liggend streepje:

wie geen eindstreep wil

    wenst geen Kouwenaartje, die
    toeleeft

    naar het einde, er licht somberend
                            in berust.


Verderop komen Lodeizen en Faverey nog voorbij, maar ook Anita Meijer, Felix Baumgartner, Donald Trump, André van Duin, Adam Mickiewizc, Tscheu La Ling. En dan ben je pas halverwege.

Elmar Kuiper vervoert je in een moordend tempo door zijn associatieve, surrealistische taalwereld die teruggaat tot zijn jongere jaren met herinneringen aan wat een vader zei, wat een zoon hoorde en welke levenslessen eraan te pas komen.

In het gedicht twaalf fragmenten, waarin ook de blauwe hanen hun rol spelen, staat het gedicht dat nog het meest aangeeft met welke dichter we in deze bundel te maken hebben:

10.

ik ben het stof beu dat om me heen hangt.

mijn gedachten vliegen in luchtbomen, ik millimeter
mijn haar. ik leen het lijf van een topatleet. ik ben.
ik ben niet. de kat strijkt zonder te miauwen

langs mijn scheenbeen. mijn bord is leeg. zonder
mes en vork dek ik de tafel. ik luister anders
naar het loeien. ik snap de koe die haar nageboorte
opeet. ik ben geen godenzoon maar een querulant.
ik adem. ik mag ongestraft bloeien. ik heb vier gezichten,
vier vleugels, kaarsrechte benen en de hoeven van een kalf.

ze glinsteren als gladgeschuurd koper!


Je zou denken dat de taal aan de haal gaat met de dichter, maar dat is niet zo. Er zit wel degelijk structuur in de bundel en in (de volgorde van) de gedichten. De bundel bestaat uit drie delen van elk vijftien titels, wat toch duidt op een strakke compositie.

Blauwe hanen is een heerlijke bundel die blijft verrassen elke keer dat je hem leest.


Blauwe hanen, Elmar Kuiper, Uitgeverij Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2023, ISBN 978 9025 473 686

(Wim van Til)

Een zwerfkei is een gevoelig type


Sander Grootendorst (1958) woont in Zutphen. Hij is journalist, dichter, natuurkenner en vertaler. Jouw nectar is mijn inkt is zijn vierde dichtbundel. De verzameling bevat 46 gedichten, door Romeinse cijfers afgebakend, in IV hoofdstukken, in bijna gelijke delen: 3x12 en 1x10. Het begint met de ochtend en eindigt bij een niet werkende lift. In de avondschemering uiteindelijk wordt het lange wachten beloond. Het is niet voor niets geweest. Elk gedicht biedt een andere blik op het leven. Met scherpe ogen, in rustige tred wandelt hij door woorden en sferen. Waarbij de vorm telkens anders is.

Al vanaf de eerste strofe, in het eerste gedicht Afstemming zet de dichter de personificatie van abstracte begrippen als stijlelement in. Het licht – blauw en roze –/voelt zich fit om al op te staan./Zacht is de lucht, pas ontwaakt,/een eerste schets van de dag. Om de tekening te vervolgen met waar de brug kom te hangen, en met de verdere ordening van de ruimte. Alles wijst onlosmakelijk op Zutphen en het zicht op de IJssel die erlangs stroomt: Vooraan langs het water de wei/waarin koeien komen te liggen./daarboven de wolk waarin//kraaien komen te vliegen/twee zitten er klaar voor de start./Het wachten is nog op de zon. Een ‘establishing shot’ zoals in een film, hier zit alles al in, wat verder zal volgen; de rivier en het natuurschoon vormen belangrijke inspiratiebronnen. Sander verhaalt over het water, het bijzondere licht, over de talrijke dier-plant-en boomsoorten, van de archaeopteryx die tegenover de geoloog in een soepkom valt. De eerste vogel die ook de laatste zal zijn. De relatie tussen de mens en maatschappij en de evoluerende natuur schemert in de gedichten door. Maar ook over een reis naar het Indonesië van zijn moeder: Onder de batikboom: ‘Amba betekent schrijven, titik betekent weefsel: daar komt het woord vandaan.’

Opvallend ook de terugkerende beeldspraak, de eerdergenoemde personificatie. Al bladerend een greep, met het gevaar dat regels uit het verband worden gerukt.

In Audiosneeuw: Sneeuw voert instrumenten ten tonele:/strijkstokbezems, toetshandschoenen,/een knisperende accordeon. In Sindsdien: Van sommige jaren is het vreemd/dat ze niet meer onder ons zijn,/ze waren nog zo jong. In Logoritme: De ijkpunten verlaten de stad, verspreiden zich over de velden,/ik volg ze op de voet en neem/als ik moe ben geworden de bus. Bij Een zwerfkei: Een zwerfkei wandelt over straat./Meer dan dit kan hij niet doen. Daarna volgt een opsomming van zijn positieve karaktertrekken, in de laatste vierde strofe eindigend met: Een zwerfkei zal uit zichzelf nooit/iemand verwonden of laten vallen./Een zwerfkei is een gevoelig type. Ook heel bijzonder in Soortgelijk gewicht: Twee regens zitten op het leeggestroomde terras, door-/weekt, maar dat deert hen niet. Tot slot in Ter bescherming van het toeval: Het toeval is een algemene diersoort,/maar de laatste tijd neemt hij/enigszins in aantal af.

Het toeval dat bij de naamgeving van de bundel ook een rol speelde. In een zoektocht naar iets anders, is de bijvangst een gedicht. Met daarin de regel Jouw nectar is mijn inkt. De zonnestralen, die in bloemen nectar produceren, geven de dichter inspiratie om in inkt, zijn gedichten te schrijven. Een mooier metafoor voor het werk van natuurvertaler Grootendorst is bijna niet denkbaar.


Jouw nectar is mijn inkt, Sander Grootendorst, Uitgeverij Anderszins, Ermelo, 2023, ISBN 9789492994431

(Hans Mellendijk)

Het is niet wat er staat


Een van de meest productieve auteurs van de laatste jaren is beslist Patrick Cornillie, die met een ijzeren regelmaat oorspronkelijke fietsgidsen en boeiende sportboeken op zijn publiek loslaat. Liefhebbers van poëzie weten echter dat de aimabele Lichterveldenaar óók dichter is, ja zelfs debuteerde in die hoedanigheid. Bundels van zijn hand zijn onder meer De draagwijdte van het heden (1989), Fleurs de Semois (1996), Kromme haas (2006) en de verzamelbundel Bij tijd en wijle (2016). Nu is er een nieuwe bundel van zijn hand: Het is niet wat er staat.

Die bevat 37 gedichten, waarvan een aantal reeds verscheen in bloemlezingen en tijdschriften. Patrick Cornillie laat zich regelmatig door sport inspireren, en niet alleen door het wielrennen (bijvoorbeeld Rott, Sint-Martinus en Grupetto) maar ook door voetballen (Elf meter), turnen (De brug met ongelijke leggers) en atletiek: Je leeft echt mee met de atlete en de bewondering voor haar in Nafi Thiam: Dat zij de perfecte tred heeft en het opveren, / een werparm als gebeeldhouwd vlees, / de heupen en de benen – een stadion zindert / als zij de pezen rekt, haar schouders optrekt // en de longen vult voor een lichaam of zeven [….] Het is evident: Cornillie weet niet alleen in de koers maar ook in en van andere takken van sport de poëzie te ontdekken. Ook in De acht met stuurman, een gedicht dat origineel begint met Met de riemen die ze hebben. / Om samen een verte naar zich toe te halen. Sterk beeld! En knap besluit met Alsof niets ooit een zaak van achter- / laten is, alleen maar van heengaan. Met De acht met stuurman sleepte Cornillie overigens de Julia Tulkens Poëzieprijs 2021 in de wacht.

Met de titel geeft Cornillie natuurlijk een vette knipoog naar Martinus Nijhoffs Lees maar, er staat niet wat er staat. En ook in Herkauwer laat hij duidelijk blijken dat hij zijn klassiekers kent door onder meer Luceberts poëzie is kinderspel en Achterbergs de dichter is een koe in zijn eigen vers te integreren.

Inspiratie haalt Patrick Cornillie overal. Zo bepeinst hij in Schrijfmachines de ‘oude dingen waarmee wij vroeger moesten schrijven’, ‘dingen die Olivetti, Adler of Remington heetten’. Ook stratenatlassen en telefooncellen zijn hem een gedicht waard, en magneetbanden en tv-antennes (Woorden / uit de tijd dat huizenrijen nog gebukt stonden / onder een woud van kromgewaaid ijzer). Indringend zijn de verzen met de Groote Oorlog als thema (Hoe houdt hij zich verder op de been, / als alweer een pijnscheut hem in een kramp / van koudvuur plooit? in het bij Das trauernde Elternpaar van Käthe Kollwitz geschreven Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof.

Her en der staan fascinerende zinnen. Neem platanen die in / de spiegels van de grachten naar / hun verschroeide benen kijken (uit Een stad, een zomer) of Winter is een beslommering die op wachten rijmt. (uit Winteruur). Daar kan ik een poosje met plezier op kauwen. Patrick Cornillie schreef met Het is niet wat er staat een dichtbundel in kristalheldere taal waaraan niet alleen geoefende maar ook ‘gewone’ poëzielezers veel genoegen zullen beleven. De moeite van het lezen en herlezen waard.


Het is niet wat er staat, Patrick Cornillie, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2023, ISBN 978 90 6174 452 8

(Bert Bevers)

Verdiepende regels en wiebeloogjes


Criticus / dichter / vertaler Albert Hagenaars heeft al sedert de vorige eeuw een eigenaardige band met Indonesië, een land dat hij vaak bereisde. Beeldend kunstenares Edith Bons zag er zelfs het levenslicht. Allebei zijn ze getrouwd met een partner uit het eilandenrijk. Vanaf het moment dat ze kennismaakten met elkaars werk hadden ze behalve voor Indonesië ook daar een fascinatie voor. Het lag in de lijn der logica dat daar eens een samenwerkingsproject van moest komen. En dat werd Samenval / Gabungan, een knap boek met reproducties van 40 kunstwerken van Bons met daarnaast even zo veel gedichten van Hagenaars, in het Nederlands én (daarin door hem zelf samen met zijn vrouw Siti Wahyuningsih omgezet) het Indonesisch.

Het ziet er mooi uit. Toen ik het voor heerst bevoelde, besnuffelde (dat doen boekenmensen) en willekeurig opensloeg toonden zich de bladzijden 40/41. Het bij Nameless mothers II behorende gedicht zette me onmiddellijk aan het piekeren want het woordveld Naamloze moeders geven een naam / aan zonen en dochters bracht me in semantische vertwijfeling. Het kán wel wat er staat, maar toch ook weer niet: kun je wel iets – een naam in dit geval – geven wat je (naamloos immers) niet hebt? Maar dat gepieker hield rap op omdat het slot me meteen meenam want het gedicht eindigt met het geheimzinnig overtuigende verlies ontkiemt als winst / in gebod en verbod.

Gaandeweg werd me duidelijk hoe goed Hagenaars Bons’ oeuvre op zich in heeft laten werken, en hoe onlosmakelijk zijn gedichten met het werk waarbij ze geschreven werden verbonden zijn. Je móet ze naast elkaar zien. Bij alleen Ze parelt van ingehouden leven, / glimlacht van inzicht, ziet // in uw ogen // hoe de lotus, vormend verleden, / haar hoofd uit groeit. // Geluk. ploppen er direct vraagtekens op, maar wanneer je de met een plastic poppenhoofd, acryl, parelkralen en canvas vervaardigde Lotus Girl ernaast ziet denk je al snel “Ah, ja!”. Hetzelfde geldt Upside down (androgyn) zonder welks afbeelding daarnaast regels als Wij zijn mannen met zwierende borsten, / wij zijn vrouwen met laaiend lid zelfs de meest fervent woke lgbtiqa+-ers in verwarring zouden brengen.

Hagenaars grossiert in voor zijn doen compacte verzen in sterke beelden en regels als Elke scheiding maakt ons sterker / dan verlies veronderstelt. en Weet zij of zij droomt of droomt zij / dat zij dit alles opnieuw weet? en Wie bang is voor groen, is bang / voor het leven [….]. Waarbij de blik naar de illustratie links steevast de beleving van de poëzie verdiept en verhevigt.

Veel plezier beleefde ik ook aan de technische uitleg waarin wordt aangegeven met welke materialen Bons haar prikkelende objecten vervaardigde. Daaronder rijstaren, kunsthaar op katoen op masoniet, buffelleer op karton, ongepelde rijstkorrels, gouden snoeppapiertjes, klompen en wiebeloogjes.

“De uitdrukkingskracht en symboliek die deze twee kunstenaars inzetten, zijn doorregen met de Indonesische levensvisie en culturele invloeden. De gehechtheid aan het land komt duidelijk tot uiting in hun werk. Beider creativiteit reflecteert het belang van het verleden, en van thema’s als identiteit, vruchtbaarheid en gemeenschapszin.” Dat vindt de ambassadeur van de Republiek Indonesië in het Koninkrijk der Nederlanden Mayerfas van Samenval / Gabungan.

En dat lijkt me een accurate visie op het project.

Samenval / Gabungan, Edith Bons (assemblages en collages) en Albert Hagenaars (gedichten), Amazon, 2023, ISBN 9798397846103

(Daam Noppe)

Het plezier van Gerbrandy


Alomtegenwoordig is wellicht wat overdreven, maar wie af en toe een stapje zet in het poëziewereldje ontdekt al rap dat Piet Gerbrandy niet ver weg is. Van deze criticus, dichter, leraar en vertaler verschijnt slag om slinger wel ergens iets. Zo kwam ik werk van hem tegen in de recent verschenen Vertalersweelde – Gaspara Stampa in de handen van Mereie de Jonge waarin een aantal dichters waaronder Gerbrandy op haar vertalingen reflecteert. Maar ook is er nu De barre tocht van Orpheus – Argonauten in de Late Oudheid, vertaald, ingeleid en toegelicht door Piet Gerbrandy (hij is ook classicus) en Guusje van der Meij. Het betreft de omzetting van een anoniem werk uit de vijfde eeuw waarin Orpheus zelf over zijn belevenissen (en dat waren er nogal wat want hij daalde op zoek naar Eurydike niet alleen af in Hades, maar zag ook heel wat van de wereld als Argonaut) vertelt. Een avonturenboek in verzen.

Niets dan – Een lijflied voor de ziel is dan weer Gerbrandy’s ‘variant op het aloude leerdicht’. In deze bundel waait de poëzie werkelijk alle kanten uit, soms breeduit in prozaverzen. Piet Gerbrandy is geen babbeldichter wiens gedichten als een ‘verhaaltje’ te ‘behappen’ zijn. Je mag er moeite voor doen, googlemachine en woordenboek bij de hand houden. Dan nog zit je dikwijls niet ‘in het goede begrip’, maar ach: doordat de god in raadsels sprak begreep Aristeides die ook niet meteen correct (bladzijde 35). Aangenaam is beslist ook dat Gerbrandy gevoel voor humor heeft. Onderaan iedere pagina wordt een klassiek werk (zoals De opleiding tot redenaar XI van Quintilianus of Authentieke leerstellingen 4 van Epikouros) vermeld. Allicht mag je die gaan raadplegen, maar dat hóeft niet van de dichter. In de aantekeningen laat hij weten: “De literatuurverwijzingen zijn uitsluitend bedoeld om indruk te maken. Voor de interpretatie van het gedicht hebben ze geen enkele relevantie.”

Gerbrandy’s werk is niet alleen vorsvoer voor poëzieliefhebbers en taalkundigen, maar ook heerlijk pluiswerk voor encyclopedisten en serendipitisten. Zo steek je uit Voorbereidingen voor vertrek uit De barre tocht van Orpheus bij de regel En zij snoerden / de roeren van de achtersteven vast. van de informatieve voetnoot op dat Griekse schepen aan beide zijden een roer hadden, waardoor je binnen een mum zit te studeren op de constructie van triremen.

En wie dat niet weet bij het lezen van Gerbrandy’s ‘notities bij’ Pindaros’ Pythische Oden uit Zwelgen in Niets dan dit wil ook opzoeken dat de Diabolus in musica een triool van zestienden, g.a.c.e., is die ze al in de middeleeuwen ‘de duivel’ noemden.

Ik kan me zeer wel voorstellen dat mensen Gerbrandy’s werk als te hermetisch en/of te specialistisch als ‘moeilijke lectuur’ terzijde schuiven, maar ik sla het graag op. Je kunt er je weg in kwijt raken, maar er ook nieuwe wegen in vinden. Wat me bovenal aanstaat in ’s mans oeuvre is het plezier waarmee het werd en wordt geschreven. Je voelt het er vanaf spatten.


De barre tocht van Orpheus – Argonauten in de Late Oudheid, vertaald door Piet Gerbrandy, ingeleid en toegelicht door Piet Gerbrandy en Guusje van der Meij, Uitgeverij Damon, Eindhoven 2023, ISBN 9 789463 403474; Niets dan dit – Een lijflied voor de ziel, Piet Gerbrandy, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2023, ISBN 9 789025 474027

(Bert Bevers)

Bedekte termen


De nieuwste bundel van Bert Bevers is zonder meer een poëtische tour de force. 366 gedichten gebundeld in een voortreffelijk vormgegeven boek. Eén gedicht voor elke dag, zelfs in de schrikkeljaren. Bevers nodigt als het ware de lezer uit om iedere dag een gedicht te lezen. Enkele van deze gedichten zijn eerder verschenen in diverse tijdschriften maar de meeste zijn nieuw. Ze zijn niet geordend in cycli maar alfabetisch gerangschikt op basis van de titels. Nochtans is de structuur van Bedekte termen strikt en doorheen het ganse werk rigoureus volgehouden. Elk gedicht is opgebouwd als een duidelijke compositie, die bestaat uit drie stanza van telkens twee versregels, kort maar bijzonder indringend en geladen met een diepgaande inhoud. De beginverzen vertrekken telkens van een observatie door de dichter, een overdenking of een aanbeveling. Vervolgens wordt dit in de volgende stanza verder uitgediept om dan in de laatste stanza te besluiten. Deze bewust gekozen structuur vergemakkelijkt niet alleen de lezing maar laat ook de diepere betekenis van elk gedicht beter doordringen.

Het, willekeurig gekozen, gedicht Wachtwoorden moge dit illustreren: Niets vermag een ware tong alleen tegen cohorten / van leugenaars, niets. Vermijd dus het gefluister // van hese farizeeërs, hun gestruikel over drempels / in de tempel want de nacht staat open. Brosse // bezwaren houden slecht stand tegen grage ontferming. / Klanken verschuiven. Alles is mogelijk maar niets is echt. Het is meteen een voorbeeld hoe de dichter systematisch het enjambement gebruikt om zo de lezer spontaan naar het volgende vers te leiden. Maar in Bevers geval doet het meer. Het verplicht te lezer na te denken over de betekenis en de gelaagdheid van het vers.

Doorheen zijn oeuvre is de dichter Bert Bevers zijn eigen weg gegaan. Hij heeft daarbij een zeer persoonlijke stijl en zegging ontwikkeld, wars van alle modeverschijnselen. Het is een streven naar tijdloze poëzie, schrijven op basis van een voldragen taalbeheersing. Hij buigt en kneedt de taal in zijn eigen mallen, vermijdt overdadig gebruik van lidwoorden en combineert zelfstandige naamwoorden met ongewone adjectieven. Op die wijze ontstaat een bijzondere zegging, die de directe betekenis van een woord of zin overstijgt en er een bijna metafysische kracht aan toekent. Het resulteert in verbluffende beeldvorming, zoals bijvoorbeeld: Over de einder struikelt zich dageraad (pagina 163) of Vergeet de roerloze diepte van wraak (bladzijde 82). Het gedicht Heterdaad illustreert bovenstaande: Avondgrauwen glijdt over omfloerste bekentenissen / van lijdzame biechtelingen. Op de zolders hunner // zielen zullen berouw noch verwijten verstoffen. Er / klinken vermaningen aan de bedeesde teugels // van de nacht maar er zal, hoe traag ook kousen op / worden getrokken, tegen vroegte geen verweer zijn. Het zijn maar een paar illustraties, maar eigenlijk zou men de volledige bundel kunnen citeren. Een zwakke schakel is nergens te bespeuren.

Deze bundel hoort binnen het leesbereik van elke poëzieliefhebber om zo de dag met een gedicht te beginnen of te eindigen.


Bedekte termen, Bert Bevers, Stabilitas loci, Antwerpen, 2023, ISBN 979-83-97503-03-7

(Richard Foqué)

God bestaat nog niet


Uitgeverij Opwenteling kiest niet voor vertrouwde paden. Het fonds publiceert bundels die van singuliere schrifturen getuigen. De bundel mijn cloud, die de uwe is van Anouk Smies is daarvan het voorbeeld én het bewijs. De lectuur van dit soort poëzie vereist van de lezer een grondige deconditionering: je moet als lezer het aangeleerde alfabet bijstellen. Als, naar het woord van Paul Valéry, poëzie, formeel gesproken, in eerste instantie een zoektocht is naar een taal binnenin de taal, dan gebeurt dit zeker in het werk van Smies. Ze waagt zich verder dan het geschreven woord: in de laatste gedichten van de bundel worden lettertekens in een binair cijferschrift weergegeven. Haar vocabularium en thematiek is eigentijds, wat me wel eens naar het internet deed teruggrijpen.

Ik sta open voor dergelijke uitdrukkingswijzen - waarmee ik niet wil zeggen dat alles voor mij even duidelijk is. Dit boek vraagt om meerdere lezingen vanwege de brede gelaagdheid: wat tijd vergt want onze conditioneringen zijn taai en zitten heel diep in ons wezen vast: je rukt ze er niet zomaar uit.

De bundel telt vier delen. Het eerste deel alles buiten de data was propaganda thematiseert een eindtijd zoals die gezien wordt door de sekte ‘Wachters van de nacht’ die voorspelt dat Nederland door een tsunami overspoeld zal worden. Een sekte bestaande uit een soort ‘wappies’ die sterven zien als een satanisch complot. Het tweede deel de aarde is een agnost waarin een door noodlot, sadisme, projectie, rangorde, doodbloeden en zwaartekracht beschadigde aarde wordt voorgesteld. De oorzaak hiervoor kunnen natuurlijke processen zijn (de Zwitserse Ruinaulta-kloof) of menselijke interventies (de atol Morura waar het Franse leger atoombommen uitprobeerde). In het derde deel komt ‘Raymond Kurzweil’ aan bod. Deze futuroloog orakelt onder meer dat we binnen 20 jaar dingen van het internet zullen kunnen downloaden in onze hersenen. Smies staat daar kritisch tegenover. In het gedicht gebed schrijft ze expliciet: Maak Raymond Kurzweil dood. Het derde deel de cloud is gecentreerd rond het ‘Project west ford’, daterend uit de periode van de koude oorlog. Een mislukt project waarbij Amerika een kunstmaan probeerde te lanceren met 400 miljoen koperen naalden aan boord. De bedoeling was, dat deze naalden zich in de ruimte zouden verspreiden om een wolk te vormen, die radiosignalen zou kunnen weerkaatsten die het leger in staat stelt radioboodschappen over te seinen.

Uit die reeks het titelgedicht: Lieve cloud, / sluipwesp van individuele drift, / mammoetklank van wetenschap, / harde hand zonder onderscheidend vermogen // Lieve cloud, / pooier van goedertierenheid, ballenbak, / hackertje, cosmetische chirurg van gemis // Lieve cloud, / waar niemand uit ontwaakt als ik het mocht bepalen / Niet uit mijn cloud, die de uwe is.

De hele sfeer van de bundel heeft iets verontrustends en bedreigends. Ik las deze bundel als één grote bezwering. Van bijvoorbeeld AI (artificiële intelligentie) zoals in het gedicht nog niet. Met een opvallende beginregel: Als men vraagt of God bestaat zeg ik: Nog niet. Hier en daar duikt een poëticale gelaagdheid op. Zo schrijft ze: schuw bij het fijnproeven van recensies uw vleeslijkheid niet. Zou ik haar nu moeten tegenspreken? In ieder geval is dit is een interessante, de lezer uitdagende en niet alledaagse bundel.

mijn cloud, die de uwe is, Anouk Smies, uitgeverij Opwenteling, Eindhoven, 2023, ISBN 978 90 6338 182 0 nur 306

(Alain Delmotte)

Voor iedereen maandag


In 1989 benoemt Gerrit Kouwenaar in zijn dankwoord bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren zijn oorlogsjaren als een ‘leerschool die mij heeft bijgebracht dat woorden lege hulzen zijn als ze niet gevuld worden met je eigen leven en lichaam, je eigen sterfelijkheid.’

Die leerschool staat centraal in het eerste deel van de biografie van Gerrit Kouwenaar die Wiel Kusters schreef onder de titel Morgen is het voor iedereen maandag. In dit deel staat de ontwikkeling centraal die Kouwenaar doormaakt in zijn opvattingen over poëzie en over het dichterschap.

Gerrit Kouwenaar wist al op jonge leeftijd dat hij dichter wilde worden; hij offerde er zijn middelbare schoolperiode voor op, knoopte vriendschappen aan met gelijkgestemden en vormde langzamerhand zijn uitgangspunt voor dat dichterschap: een is twee. Typerend is het gedicht Twee werelden dat Gerrit begin 1941 schrijft. Daaruit:

Want op ’t schoolplein, werd ik nagewezen!
Men keek me lachend na en vond me idioot!
Een ieder dacht origineel te wezen

vervloekt die bourgeoisie, want ik zal heel mijn leven
zo lang als het mag duren, dichter wezen:
want eens moet de scholier toch dood.


Wat Wiel Kusters in deze biografie helder neerzet is de worsteling van Kouwenaar met een leven in dienst van de poëzie. Aan de hand van brieffragmenten, prozateksten en (aanzetten tot) gedichten brengt Kusters die strijd volledig tot leven.

Cruciaal in dit geheel is de arrestatie van Kouwenaar in mei 1943 en het verblijf in de strafgevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Kouwenaar ontmoet daar ‘Opa Schrijver’, een medegevangene met communistische idealen die hem nederigheid bij brengt en rust om te accepteren dat grootsheid schuilt in kleine dingen.

Ook andere relaties die voor Kouwenaars ontwikkeling belangrijk blijken, worden uitgebreid belicht. Wolfgang Frommel is een Duits dichter die Kouwenaar in de jaren ’30 onderwijst in de filosofie, de cultuurgeschiedenis en de poëzie. Dat blijkt goede voedingsstof te zijn voor de ontluikende ideeën van Gerrit Kouwenaar.

Na zijn vrijlating werkt Kouwenaar nog fanatieker aan zijn ideaal om als dichter te leven. Een en ander resulteert in een (overigens nooit gepubliceerde) bundel, getiteld Jong gewas. Sommige gedichten hieruit vonden wel hun weg naar tijdschriften. Ook waagt hij zich aan een (eveneens niet gepubliceerd) essay: Over vernieuwing en de moderne mens (januari 1944).

De bevrijding en de jaren erna zijn voor Kouwenaars ontwikkeling cruciaal. De ontmoeting met zielsverwanten en vakgenoten zoals Lucebert en Jan Elburg leidt tot de oprichting van een Cel Majakowski en een pleidooi voor de vrije, klasseloze maatschappij in de geest van Majakowski.

Kouwenaar werkt in die jaren als journalist/redacteur bij De Waarheid wat naast die periode in gevangenschap opnieuw een leerschool is voor hem. Al zal het nog jaren duren (tot 1953) voordat zijn echte debuutbundel het licht zal zien.

Wiel Kusters heeft met deze ‘oorlogsbiografie’ een indringend en helder beeld geschetst van de ontwikkeling die Gerrit Kouwenaar doormaakte van scholier tot dichter.


Morgen is het voor iedereen maandag, Wiel Kusters, Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2023, ISBN 9789464520767

(Wim van Til)

Liefdevol opmerkzaam


Voormalig stadsdichter van Deinze Luc C. Martens publiceerde onlangs Twee uur per maand kom ik van je houden, zijn vijfde dichtbundel, de derde bij Uitgeverij P. De titel drukt zowel liefde als schuldgevoel uit. Ze heeft betrekking op een verstandelijk beperkte zus die op prille leeftijd slachtoffer werd van een verkeerde medische diagnose. De dichter beschrijft hoe de leden van het kleine gezin daarmee omgingen, elk op zijn of haar eigen manier. Eerst toen ze nog thuis woonde en later toen opname in een tehuis onafwendbaar was.

In de Proloog heet het:

zus, toen je van de hond een kat maakte / sloot vader de letterdoos, op de grond / lag nog een dubbele ee van verkeerd // je werd aas voor witte boorden / en zwarte rokken die gluurden / achter zondagse muren // moeder belde bang aan de poort. Het duurde / niet lang voor je verdween in de zwarte greep // in de mand tot de volgende maandag. Waarmee de gezinsdramatiek en het wrange van de uithuisplaatsing compact en meedogenloos zijn samengevat.

Er volgen negenendertig gedichten, verdeeld over vijf hoofdstukken. Het eerste en langste hoofdstuk Zus bevat persoonlijke herinneringen, vervuld van broederlijke tederheid, naast zelfverwijt en onverholen misprijzen. Hoe vader uithaalde en moeder terugstreed, / hij altijd de arena verliet, zij de scherven opveeegde, / van het gebroken kind.

In Puzzelstukken beschrijft de dichter beeldend en trefzeker medepatiënten die hij tijdens de bezoekuren ontmoet: zijn tong stottert, trilt van en geluk dat ik niet begrijp, of: als een pletwals met defecte remmen dendert hij binnen

Wrakhout is gewijd aan moeder, die haar nadagen doorbrengt in een verzorgingshuis. ze slaapt met gekrompen fierheid, / de mond wijd open als een vogeltje in mei. / opgeschrikt, schudt ze klein het hoofd / in de jaarringen van de opgedroogde hals / ze laat de zon vroeg ondergaan en droomt haar verleden, vingers / vertellen hoe ze de eindjes aan elkaar knoopte. Poëzie van een liefdevol opmerkzame zoon.

Achter vrouwentongen gaat over het wisselen van de seizoenen, zoals beleefd door een man, die zelf zijn nadagen nadert. in september bloedt de zomer leeg / uitverkocht de papieren bloemen. / akkers bevrijd van laatste vruchten / keren zich om, zoeken hun winterslaap. Een onvergetelijk citaat: herfst is een grootmoeder / met trage appelhanden

Ik word slak staat in het teken van terugblik en bezinning. … / van het grote huis neem ik / de warmte, van de tuin het groen en vijf / hortensia's. ik laat een glimmend spoor na / met de wandelstokken uit alle continenten /voor als het elke dag zondag wordt

De dichter besluit met een Envoi:
ik heb het avondrood aanvaard. / met de schaar van mijn geheugen / knip ik stukken uit ons dagboek // ... // ik heb het grijs kostuum / op het gras gelegd, / geef mijn laatste voorraad aan de eekhoorn, / berg mijn stelten op


Twee uur per maand kom ik van je houden, Luc C. Martens, P, Leuven, 2022, ISBN 978-94-93138-86-5

(Will van Broekhoven)

In zeven sloten tegelijk


Lotsverstaan
is de zevende bundel van Eric Hermsen. Na 5 titels bij de onvolprezen uitgeverij De Beuk (1953-2008) heeft Eric Hermsen onderdak gevonden bij uitgeverij IJzer. De vijf ‘Beukbundels’ verschenen in een periode van tien jaar waarna een lange stilte volgde. In 2018 verscheen bij uitgeverij IJzer Onverborgen. En nu dus zijn jongste.

Ik vraag mij af of de pauze van bijna twintig jaar gevolgen heeft gehad voor zijn (opvattingen over) poëzie. Wat mij wel direct opvalt, is dat hij meer woorden gebruikt per gedicht.

De proef op de som: ik lees in Onverborgen het gedicht

Dichten

Zinnen maken
die mensen dichter
tot elkaar brengen

een soort liefde
die de ruimte tussen
hen dicht

en veel letterlijker
moet worden genomen
dan gebruikelijk

die verzoent
wat tegengesteld
en bijeenbrengt wat
gescheiden is

en zoek in zijn vroege werk naar een vergelijkbare titel. Ik vind die in de bundel Verten (1996), Dichten: Het leven openen / met woorden, geboren / uit liefde zo weerloos, dat / woorden haar bewaren moeten. En nog eerder, in zijn debuut Om de woorden heen (1991) Poëzie: Zinnen laten groeien in / Stilte die schrikt van een / ochtend vol aktentassen, zinnen / naar vertrekken leiden waar / het leven is, daar de nacht / zien kruipen in een glas.

Hermsen toont in deze gedichten een consistent beeld over wat hem al zo lang beweegt: dichten is zinnen maken, laten groeien en het leven als het ware vasthouden op papier.

In zijn jongste staat ook een gedicht met de titel Dichten: is beantwoorden aan een roep / het inwilligen van een eis // is vrij van leugens zijn / een met de dingen en hun geheim // is gehoor geven / aan wat niet verklinkt // is je schikken / het laten varen van ieder verzet

Ik zou de dichter Eric Hermsen tekort doen met een conclusie dat hij zich in zijn werk niet ontwikkeld heeft, want dat heeft hij zeker wel. Zijn beelden zijn sprekender geworden, zijn woorden zijn zorgvuldiger gewogen, zijn thema’s worden filosofischer onderbouwd, zijn vragen zijn concreter.

De titel Lotsverstaan is een neologisme, ik vermoed een samentrekking van lotsbestemming en (elkaar) verstaan. Dat laatste in de diverse betekenissen van het woord, dus zowel horen als begrijpen. De opdracht die uit de titel spreekt, is dat men zich moet inspannen om te luisteren naar de omgeving en die zich zo goed mogelijk eigen maken en beheersen.

In die zin verstaat Hermsen zijn vak en bewijst hij dat niet alleen in deze bundel, eigenlijk al vanaf zijn debuut. De dichter groeit met de mens mee in zijn leven en houdt hem op koers, zoals de mens in zijn handelingen en observaties ook de dichter navigeert.

Vijftig

Nu je alles wel zo’n beetje hebt gedacht
de diepten van het leven gepeild

wordt het tijd om in de jaren, maanden, dagen
of uren die je resten op de vlakte te blijven

te wonen bij de dingen zoals ze zijn
onveranderlijk, onomkeerbaar, onbegrijpelijk

je te verheugen in hun tragische schoonheid
en je in stilte te verbazen


Lotsverstaan, Eric Hermsen, Uitgeverij IJzer, Utrecht, 2022, ISBN 9789086842636

(Wim van Til)

Een punt op een blad


Hervé J. Casier publiceerde in de periode 1964-1976 een zestal dichtbundels. Pas in 1988 volgde een nieuwe reeks bundels. De vierde bundel die verschijnt bij Uitgeverij C. de Vries-Brouwers is Een punt op een blad, met als mysterieuze ondertitel Warvingegedichten 2015-2022, maar daar heeft de dichter een verklaring voor: Een warf is een hoogte in het landschap. Warven zijn ook in stilstaand water afgezette sliblaagjes. Het gaat het hier over een landschap met hoogten en laagten: de laagten zijn drassig, in de winter staan ze onder water en daarnaast zijn er de hogere stukken die droog zijn. Een warvinge is een gebied met afwisselend laagten en hoogten, zoals in de weiden het geval kan zijn. De weiden voor mijn deur in mijn straat zien er zo uit. Vandaar: de warvinge. Warvinge is tevens een streek bij Vlissegem (deelgemeente van De Haan), het dorpje waar de dichter woont.

Hervé J. Casier schrijft uitgedunde poëzie, korte en kleine gedichten, zonder titels, leestekens en hoofdletters. Zijn taal is eenvoudig en helder, ontdaan van enige vorm van opsmuk, opvallende beeldspraak en metaforen, zoals ook Jan Arends dat deed, maar daar houdt elke vergelijking op: bij Casier is geen getormenteerd en wrang levensgevoel te bespeuren.

Maar die eenvoud is soms bedrieglijk: in enkele gedichten ligt bijna onopvallend een rijm verscholen.

De dichter reflecteert over de realiteit, waarin hij de tijd en de beweging stilzet. Zoals je een afbeelding uit een video kunt halen, wat dan een still of een grab wordt genoemd, zo lijken de gedichten wel stills uit een film waarin nauwelijks iets gebeurt, maar waar net daardoor de kleinste observatie wordt uitvergroot - iets wat tegelijkertijd evenzeer herkenbaar als bevreemdend overkomt.

Waarover schrijft Casier? Alledaagse dingen als een wandelaar (wanneer hij zijn schaduwbeeld/ kon verstaan zou hij misschien/ bij zichzelf kunnen binnengaan), tuinstoelen, bomen, vlinders, een buizerd, een appelboom, een kat, een hond, een leeuwerik: zoals/ een leeuwerik/ die kwetterend/ omhoog/ vliegt/ steeds/ hoger klimt/ en daarna/ naar beneden/ dwarrelt/ op het gras/ dat er altijd al was

Maar evengoed komen de dood (de/ horizon/ het/ avond-/ rood// stille/wijzers/van/ de dood), de eenzaamheid en ouder worden delicaat aan bod: ik ben/ oud/ geworden// ik wankel/ als/ ik stap// met ijs/ in de/ ogen/ bekijk ik/ de wereld

Het woord zelf is onderwerp van enkele gedichten:

op de velden/ van/ de herinnering// liggen er nog/ wat/ woorden over// ze kijken mij/ almaar/ wezenloos aan// al de andere/ zijn/ ervandoor gegaan

altijd getracht/ zo weinig / mogelijk/ te schrijven/ om straks/ in het / nulpunt/ van de/ woorden/ te verdwijnen

En de dichter? (…) hij denkt en wacht/ tot zonsondergang/ daarna schrijft hij/ niets meer

Een punt op een blad bewijst hoe weinig er nodig is om knappe poëzie te schrijven - als men daar het meesterschap voor heeft. En dat heeft Hervé J. Casier.


Een punt op een blad, Hervé J. Casier, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen, 2022, ISBN 978 90 6174 303 3

(Roger Nupie)

Volstrekt eigenzinnig


Een volstrekt eigenzinnig en oorspronkelijk man. Dat was Herman Dirk van Dodeweerd (1929-2018), beter bekend onder zijn artiestennaam Armando. Hij profileerde zich op diverse terreinen. Wellicht herinnert u zich hem nog uit de VPRO-televisiereeks Herenleed die hij vervaardigde samen met Cherry Duyns en Johnny van Doorn. Je zou hem daarom als acteur kunnen omschrijven. Maar hij was zoveel meer. Zo manifesteerde hij zich als schilder. Hij vervaardigde een indrukwekkend robuust oeuvre, dat hij tot op hoge leeftijd bleef uitbreiden. Hij was ook violist. En dichter, van beklijvende bundels als Dagboek van een dader. Ook zijn essays blijven de moeite waard. Met zijn objectieve journalistiek-zakelijke maar literair o zo prikkelende beschouwingen schreef hij mee de geschiedenis van de late twintigste eeuw.

Het is dan ook een uitstekende gedachte geweest van Uitgeverij Schokland om de drie bundels oorspronkelijk voor NRC/Handelsblad geschreven ‘Gedachten en notities’ Uit Berlijn (voor het eerst in boekvorm verschenen in 1982), Machthebbers (1983) en Krijgsgewoel (1986) opnieuw uit te brengen. De drie titels zijn nu verkrijgbaar in één kloeke band, mét (Hoe onbelangrijk zo’n detail ook mag zijn, ik vind dat immer een plezierige bijkomstigheid) leeslintje. Armando woonde en werkte lang in Berlijn, reeds lang voor het vallen van de Muur. De stad en haar recente geschiedenis zijn hoofdrolspelers.

Armando hanteert een heldere stijl, en zijn pregnante zegging komt voor een deel op het conto van anderen vermits hij er al in de jaren zestig een stijlfiguur van maakte gesprekken die hij opving sec te noteren en mee te nemen in zijn teksten.

Zijn onderkoelde observaties komen soms droogkomisch over. Neem alleen de eerste alinea van Plekken, pal in het begin van de omnibus, al: ‘Als ik m’n huis verlaat en ik sla linksaf, dan kom ik eerst langs een kleine boekwinkel. Als men daar naar een boek vraagt raken de vier of vijf (daar ben ik nog steeds niet achter) bejaarde dames geheel buiten zinnen. Ze lopen elkaar roepend en vragend voor de voeten, woelen in kasten en laden, zoeken zich, alle vier of vijf, een ongeluk. Nee, niet gevonden. Wat nu. Zoudt u het betreffende boek voor me kunnen bestellen. Opnieuw. Oja, o waar is het opschrijfboek, waar is het boek nu toch, weet jij waar het boek is, ik heb geen pen. Hoe moet dat aflopen.’

Armando vraagt zich in deze stukken heel dikwijls af wat de mensen met wie hij te maken krijgt of die onderdeel uitmaken van zijn decor (in restaurants, op de tram, in de winkel) in de – in het begin van de tachtiger jaren nog redelijk nabije – Tweede Wereldoorlog hadden gedaan. Waren zij ‘schuldige vijanden’ of ‘toevallige tijdgenoten’ geweest? Vrijwel iedere plek in Berlijn is in Armando’s ogen beladen, heeft geschiedenis.

Al is Berlijn ondertussen opnieuw de hoofdstad van een weer verenigd Duitsland, dankzij Armando’s scherpe bespiegelingen blijft het recente verleden ervan op een fascinerende wijze klaar in beeld.

Uit Berlijn | Machthebbers | Krijgsgewoel, Armando, Uitgeverij Schokland, De Bilt, 2022, ISBN 978 90 824546 9 7

(Bert Bevers)

Helemaal los op R. de vos


Wie het verhaal van Reynaert de vos kent, heeft zich wellicht ooit afgevraagd wat de diverse dieren die ten tonele worden gevoerd, nu echt bewogen heeft zich tegen de vos te keren. Natuurlijk, zijn daden zijn tot in het gruwelijke toe en hij wordt terecht veroordeeld tot de strop, maar wat speelde er nu allemaal? Het oorspronkelijke verhaal laat dat in het midden. Alle karakters blijven als het ware beperkt tot hun grief en dus tot het slachtoffer dat zij geworden zijn: flat characters.

Yvan De Maesschalck heeft het daar niet bij gelaten. In zijn jongste bundel, Vossenkwaad, verplaatst hij zich in het brein, de afwegingen en de emoties van 25 personages en bereidt ons op die manier een vers maaltje lief en leed. Hij speelt de dieren tegen hun eigenbeeld uit en geeft daarmee een extra dimensie aan het verhaal van ‘Willem die Madocke maecte’. Zo laat hij Hersinde de wolvin verzuchten:

“[…] hij lacht onstilbaar, blafferig,
draait me naar zich toe; onze monden
Klikken in elkaar, er gaat geen tijd
verloren, hij is onwrikbaar en heeft
zijn hete liefde voor me klaar, ik lok
hem naar de verste kamer en geef me
hitsig aan hem over.”

Dat laat een ietwat ander licht schijnen op de aanklacht van Isegrim dat de vos zijn vrouw bruut verkrachtte. De koningin krijgt van Yvan het imago van een ijdeltuit dat wonderwel past bij de beleving van koning Nobel zelf:

“[…] mijn gade zet een
kroon op haar geblankette hoofd en wrijft
de plooien glad van al het af, brokaat en
damast dat om haar lenden zweeft.”

Yvan De Maesschalck is heer en meester van het tafereel en bevestigt dat keer op keer met rake typeringen en tot de verbeelding sprekende overwegingen. Het hele toneel van platte karakters lijkt zo op te leven tot een dynamisch toneelstuk van individuen die om elkaar heen dansen, elkaar niet raken maar de suggestie overeind houden van een menselijk bestaan. Hij heeft zich nauwgezet ingeleefd in de verschillende rollen en onderlinge verhoudingen en daarmee alle personages voorzien van een diepgang die in het oorspronkelijke verhaal ontbreekt.

De Maesschalck is voorzitter van het Reynaertgenootschap en ook schrijver van een boek over Reynaertpersonages en hun fictionele aanverwanten, dat in 2016 verscheen. Daarmee moet hij ongetwijfeld de inspiratie hebben gevoed die nu tot verdieping van het verhaal heeft geleid. In het envoi trommelt Yvan De Maesschalck ook nog Madoc (of Willem?) op met een bijzondere overweging:

“bijna zou ik zeggen: ik ben eeuwen en eeuwen
te vroeg geboren. mijn naam is in de nevel
van de tijd verzwolgen, al lijk ik als een dwaal-
licht weleens op te duiken. wie me nooit gespot
heeft, kent me allang niet meer: een etherisch
wicht waarvan de vacht zo wit is en zo teer
dat ze doorschijnend lijkt.”

Dan lijkt het alsof Madoc het vertellende personage is dat door de dichter tot leven is gebracht, maar het is toch echt Yvan De Maesschalck die alle honneurs verdient.


Vossenkwaad, Yvan De Maesschalck, Reynaertgenootschap, Sint-Niklaas, 2023, ISBN 9789464520767

(Wim van Til)