De wondere wereld van Wigman


De nalatenschap van Menno Wigman, die op 1 februari 2018 overleed, bevat geen geheimen meer nu een schat aan wetenswaardigheden, vroege gedichten en andere teksten ontsloten is in de ultieme ‘boekenkist’ die de titel De wereld van Wigman meekreeg. De schatgravers zijn onder de bezieling van samensteller Kiki Coumans aan de slag gegaan om de bouwstenen van Wigmans oeuvre aan het daglicht bloot te stellen.

De achterflap spreekt van een goudmijn voor de Wigmanliefhebbers, en dat zijn er ongetwijfeld heel veel. Want Menno Wigman was een van de belangrijkste dichters van zijn tijd, en dan doel ik op de laatste 30 jaren voor zijn dood.

Coumans noemt hem in haar inleiding ‘niet alleen breed gewaardeerd -toegankelijk, tijdloos en toch modern-, hij viel ook op omdat hij zo volledig en vol overgave dichter was.’ Zij begint haar inleiding met een anekdote: als scholier wordt Menno geïnterviewd over zijn beginnend dichterschap door Boudewijn Büch die hem bezweert dat hij er zijn geld niet mee zal kunnen verdienen. Op het eind van de inleiding bewijst ze het ongelijk van de interviewer: ‘dichten werd wel degelijk Wigmans broodwinning. Maar veel meer nog dan dat zijn daadwerkelijke levensinvulling.’

Het eerste hoofdstuk is vervolgens gewijd aan de bibliotheek van Wigman; welke boeken stonden er op de planken, waar hield de dichter zich mee bezig, wie waren zijn favoriete auteurs en wat vertellen de boeken over Wigman als mens en dus ook als dichter. Uit het totale boekenbezit heeft zij er zo’n 800 geselecteerd die bewaard moesten blijven en die zich nu bevinden in de archieven van het Literatuurmuseum. Daaronder natuurlijk bundels van de ‘gedoemde dichters’ Graaf de Lautréamont, Baudelaire, Rimbaud en natuurlijk ook Oscar Wilde.

Coumans wijst op aantekeningen, onderstrepingen en notities in veel boeken; Wigman stopte veel papiertjes tussen de pagina's en hij maakte regelmatig ezelsoren, wat het beschouwen van zijn interesses mogelijk maakt. Haar conclusie is de volgende: “Wigmans boekencollectie is voor kenners en liefhebbers van zijn werk als een tuin waarin je rondloopt tussen diverse, maar vertrouwd ogende, specifiek gekozen en vaak aan elkaar verwante planten. De thema's gaan een duidelijke verbinding aan met elkaar en met zijn werk (en zijn leven). […] Haast al het werk dat hij las, is van hoge kwaliteit, maar de unieke ‘vingerafdruk’ die ontstaat door het geheel brengt je dichter dan wat ook bij wie Menno Wigman was. Zijn boeken zijn zijn ware portret.”

In de volgende hoofdstukken gaat zij nader in op de jonge dichter, op de bundeltjes in eigen beheer en de tijdschriften die hij volledig vulde en op zijn pseudoniemen. Dat hoofdstuk bestaat bijna in zijn geheel uit illustraties van omslagen en inhouden, foto’s en bijdragen aan schooluitgaven. Een lust voor het oog, een paradijs voor de zoeker. Dat concept wordt vervolgd in het hoofdstuk over de muziek die eveneens en belangrijke rol speelde in zijn leven. Hij speelde in diverse bandjes en was een fervent drummer. Vrouwkje Tuinman, Willem Thies en Rob Schouten schreven een essay over diverse aspecten van zijn poëzie. Het geheel biedt dus een prachtig uitzicht op die wondere Wereld van Wigman.

De wereld van Wigman, Kiki Coumans (samenstelling), Uitgeverij De Weideblik, Varik, 2023, ISBN 978 90 777 67 955

(Wim van Til)

De diva die ge zijt


Haar debuutbundel Loopgravenonderbreking werd meteen opgemerkt en kon rekenen op lof in Poëziekrant. Sarah Wagemans belandde prompt op de sofa van Winteruur, het 10 minuten programma dat sinds oktober 2015 in het najaar wordt uitgezonden op Canvas en waarbij Wim Helsen zijn gasten vraagt om een tekst mee te brengen die voor hen een bijzondere betekenis heeft, hen inspireert of raakt. Haar gedichten doken ook op tijdens betogingen, solidariteitsfeesten en herdenkingsdagen voor het verzet tegen de nazi’s.

Sociaal engagement troef, en dat is ook zo in haar tweede bundel, De diva die ge zijt. De bundel opent met een citaat van Virginia Woolf uit A Room of One’s Own: Have you any notion of how many books are written about women in the course of one year? Have you any notion how many are written by men? Are you aware that you are, perhaps, the most discussed animal in the universe? en sluit af met een Dankwoord: aan alle sisters/ die met steil haar/ die met krullen/ die met baard/ en die zonder// à bas le patriarcat!

Daar tussenin 46 titelloze gedichten die gewoon een nummer meekregen. Liet het citaat en het Dankwoord al enige feministische sympathieën vermoeden… welnu de dichteres is evenzeer betrokken bij het lot van migranten, asielzoekers en tout court de kleine man (opgehitste moegetergde/ mensen zonder plank/ voor hun broden) in een wereld en maatschappij waar het onrecht welig tiert: dit is voor de gebrokenen/ de verdrietigen/ de razenden. Uit gedicht 13: voor de meute zonder richting/ zonder zwaard en zonder moed. Uit gedicht 28: vrijheid kan maar vrijheid/ zijn wanneer een ander/ ook mag blijven leven.

Shireen Abu Akleh, de Palestijns-Amerikaans journaliste, wordt herdacht in gedicht 32: getroffen door een kogel/ hij vloog zomaar wat losjes/ in het wilde westen rond// fladderend gelijk/ een doodskopvlinder/ van bloem tot bloem/ tot alle bloemen de kop/ verweesd lieten hangen// daar trof de vlinder/ doorboorde dat kleine/ stukje huid, schedel/ en dan hersenen/ iedereen wist/ deze kogel was/ geen vlinder maar/ voorbedacht met rade// laten we een gedrocht/ een gedrocht noemen// kogels worden afgevuurd/ vlinders vliegen vanzelf.

De dichteres verwoordt haar empathie, haar engagement in spreektaal zonder verdere poëtische opsmuk. Mochten de sceptici dit proces al te gemakkelijk, al te eenvoudig vinden - de gedichten van deze ‘chroniqueur van het gewone leven onder het late kapitalisme’, vaak met enig tongue-in-cheekgehalte, komen ook zonder enige franjes binnen bij de lezer, die voor een keer geen geoefend en doorwinterd poëzielezer hoeft te zijn: niet alles behoeft/ een vertelling/ gewoon vertellen/ volstaat om een ton/ waanvoorstellingen/ van mist ontdaan/ te krijgen, eindelijk.

dromen van een wereld/ die al dood is, alleen/weten we dat nog niet. De diva die ge zijt van Sarah Wagemans brengt die wereld als een aanklacht in kaart en dat biedt tevens een kleine remedie tegen dat besef.


De diva die ge zijt, Sarah Wagemans, Mammoet - Uitgeverij EPO vzw, Berchem, 2023, ISBN 978 94 6267 462

(Roger Nupie)

Sterke schoenen


Vera Steenput publiceerde afgelopen jaren gedichten op meerdere platforms en debuteert nu bij uitgeverij De Zeef met de bundel Sterke schoenen. De omslag toont het silhouet van een vrouw tegen een achtergrond van laaiend vuur. Het inleidend citaat van Leo Tolstoj luidt: Het verbazingwekkende is, dat de ganse maatschappij niet in opstand komt op dat woord: ‘oorlog’. Kaft en citaat kondigen onheil aan en dat zal de lezer ruimschoots ten deel vallen, zij het ingebed in een betrekkelijk rustige aanloop en introspectieve afloop. De bundel bevat vijf hoofdstukken:  Onverdachte tijden, Voortekens, Brandhaard, Wederopbouw en Nalatenschap. Een herkenbare cyclus, die onwillekeurig doet denken aan de levensfasen van een mens.

Het eerste hoofdstuk weerspiegelt gebeurtenissen uit het leven van alledag, veelal beschouwd met ironie, verbazing of verbittering. We tinderen want wie niet waagt, niet wint. / De facebookvrienden duimen allemaal. / Voor hen die naast ons wonen zijn we blind. (Koning Eenoog)

In het tweede hoofdstuk groeit de verontrusting. Er lijkt een oorlog op komst. Twee gedichten beschrijven voorzorgsmaatregelen die kennelijk nodig zijn: Je hebt stil alarm, / sirenes binnen / sirenes buiten / en twee rottweilers met dodelijke bijtkracht. // Je bouwt een meldkamer, een paniekkamer / en een schuilkelder. (Maatregelen 1)

In het derde hoofdstuk is het dan goed raak. Lees: De stamp tegen de deur / de eters verstenen / de maaltijd valt in stukken / de vloer als strijdtoneel / het vleesmes verandert / van gebruiker (Inval). Of: De Alomtegenwoordige verklaart: / van stad naar stad, van steeg tot steeg / van huis tor huis / roken we ze uit / de wezels, de angsthazen, de wespennesten (Landmacht).

In hoofdstuk vier, als de oorlog is uitgewoed, herpakt men zich. Deze morgen sta ik op / en klop het stof uit mijn kleren, / de veren van de orgelkar / kriepen door de straten, / ik stuur onverstoord / de stervelingen tegemoet / alsof er niets was gebeurd. (Bevrijdingsdag) Hier komt de dichter, nationaal kampioen orgeldraaien, zelf even in het stuk voor als een regisseur die zich een kort moment vertoont in haar eigen film.

Nalatenschap, tenslotte. De nieuwe generatie ontvangt de kwetsuren en de wijsheid die het aan een angstige en geweldadige periode heeft overgehouden. Het is mij overkomen / Nu worstel jij met mijn erfenis, / bent een kind van mijn rekening. / ….. // Vandaag schenk ik jou een jurk / met schouderstukken van titaan, / weerhaken en ogen, / gladgestreken plooien // en daarbij sterke schoenen / zodat jij nooit moet zeggen: / Ik ook. (Aan een dochter)

De bundel sluit af in serene sfeer. Het laatste huis moet wortelen / aan het einde van een straat / geplaveid met zachte woorden / omzoomd door fluisterpopulieren. (Waar je wil wonen voor je doodgaat)

De dichter bewijst met deze bundel hoe raak poëzie kan zijn die ontdaan is van iedere vorm van rijm. Haar taal is compact, strak bemeten, doeltreffend en niets ontziend. Vooral in het van geweld beladen derde hoofdstuk moet je als lezer sterk in je schoenen staan.


Sterke schoenen, Vera Steenput, De Zeef, Gent, 2023, ISBN 978-94-64757-06-4

(Will van Broekhoven)

Langzaam voorovervallen


Alja Spaan (º 1957) is een bezige schrijfbij. Vanaf haar elfde schrijft ze dagelijks poëzie en/of proza. Haar huis in Alkmaar werd Atelier9en40. Tot 2013 organiseerde ze daar kunst- en poëzieprojecten. Onder die naam gaf ze anderen en zichzelf uit. Ze maakte naam door de Turing Gedichtenwedstrijd 2015. Daarnaast organiseert zij Reuring, een taalplatform in Alkmaar. Zij is voorzitter, coördinator en redacteur bij het literaire e-magazine Meander en ook verbonden aan het Dagboekarchief. Bij de Eenzame Uitvaart is zij bestuurslid en een van de dichters van dienst.

De titel van haar nieuwe gedichtenbundel Het langzaam voorovervallen duikt op in het gedicht afgesloten geheel. Een fragment:

Bloemen, zei hij de prachtigste bloemen, bloemen zoals je die
niet hier op aarde ziet. En dat hij zich niets kon

herinneren van het langzaam voorovervallen en wegraken maar
dat zijn buurman had gezegd dat het met

een bons ging en een gekraak. …..

…..

In coronatijd las Alja van januari 2019 tot januari 2021 wekelijks voor in een zorginstelling voor ouderen. De jongste luisteraar was 72, de oudste 101. De gedichten zijn in deze bundel opgenomen. Eerst verschenen ze op haar weblog. De titels van de gedichten kwamen altijd uit de log van de vorige dag en werden voor de volgende morgen alvast geplaatst alvorens de tekst geschreven werd.

Het citaat aan het begin van de gedichtenreeks is meer dan treffend en indringend verwoord voor wat er volgt:

Als ik naar haar
informeer, blijkt ze mevrouw D. te heten en nooit

deelgenomen te hebben aan welke activiteit dan ook. Behalve
die van het wachten, dromen en verlangen naar

de man die altijd, zo zei ze met een lach, dwaalde in haar tuin
maar toch echt geen verstand van bloemen had.


(uit: als in een rekensom)

De bundel is opgedragen aan mevrouw de B., mevrouw V., de heer S. en alle anderen van de voorleesgroep.

Door de personages in haar gedichten geen namen te geven maar ze met initialen te benoemen: mevrouw V., meneer D., mevrouw de B., de heer T., …. verkleint ze de afstand voor de lezer op een subtiele wijze. Iedereen kent wel een mevrouw V., een meneer D. en ga zo maar door.

Alle gedichten zijn op dezelfde manier opgebouwd. Na twee regels volgt telkens een witregel (waarin evenveel gebeurt als in de voorgaande regels). Zeven x twee regels en soms komt er na die reeks nog een woord achter: Sinterklaas,… natuurlijk,… Verrassend door hun toevalligheid.

Het is de grote kracht van Alja Spaan om in het kort bestek van een gedicht een (levens)verhaal te vertellen en daarbij de spanningsbogen, eigen in poëzie, te gebruiken. De ademhaling van de beschrevenen is vaak hortend en piepend. De witregels zorgen (letterlijk) ook voor adempauzes. Het langzaam voorovervallen is een traag proces dat zij met grote accuratesse niet beschrijft maar inschrijft. Het zijn juweeltjes uit blikken dozen waarin we onze levens bewaren.


Het langzaam voorovervallen, Alja Spaan, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978 94 64757 09 5

(Frans August Brocatus)


Zonde van het leven


Etienne Colman publiceerde bij C. de Vries-Brouwers reeds vier dichtbundels: Façades (over de schone schijn en pijn in relaties, 2013), Loopgraf (gedichten over de Eerste Wereldoorlog, 2014), Laos in spreidstand (de dichter trekt al een aantal jaren naar Laos om er Engels te onderwijzen, 2017) en Blijf van mij - tussen graat en schub (volgens Jos Daelman ‘het archief van een liefde’, 2021).

Zijn nieuwste bundel, Zonde van het leven, is opgedeeld in zes cycli: Ik loochen wat ik pleeg, Ik begeer maar wijsheid, Weinig wat ik doe ben ik, Ook ik ben ongelijk, Aan leven ga ik dood en Wat ik liefde noem. Binnen deze cycli zijn ook nog kleinere cycli vervat. Dat levert een bundel op die best lijvig is. Na een citaat van Percy Bysshe Shelley: (‘Poets are the unacknowlegded legislators of the world.’) volgen maar liefst 68 gedichten!

Het gedicht op de achterflap, Zonde van het leven, 3 Halte, is meteen een schot in de roos voor wie van krachtige, weinig ontziende poëzie houdt: Ik vertaalde mijn verleden naar het heden vals, verschool me/ in de regel in het kreupelhout van gewetenloos begeren. De/ momenten heb ik slecht besteed. Ik was gewoon. Ik was soms/ weinig meer dan een vermoeden. (…) Elke stop wordt woordeloos en droog. En veel te kort./ Zonde van het leven.

In de cyclus Ik loochen wat ik pleeg neemt hij het dichterschap onder de loep: (…) De taal is niet van hen./ Ze lenen haar van ver, gebruiken ongevraagd, verraden/ licht, ze spreken fel en schreeuwen goed// gesneden van de tongriem en vol zand de mond// in de woestijn. Ze zijn weerbarstig, bieden geen houvast./ Ze haperen en wankelen mee. Enige relativering is de dichter ook niet vreemd: (…) Ook ik berust/ in de gedachte dat ik door mijn poëzie het leven/ van mijn éénenvijftig lezers nog ondraaglijker heb gemaakt./ Beter hadden dichters een gedegen vak geleerd. Poëzie// is geen safe seks.

Ook nu zijn er gedichten over de liefde - in een laatste cyclus Wat ik liefde noem - evenzo sterke gedichten over de dood van zijn vader (Nog even 1 & 2) en gedichten waarin zijn engagement doorschemert: (Voor Oostende 1) Troost te koop: Voor de hopeloze die het licht schuwt van de stad,/ voor al de sans-papiers die schuilen onder struikgewas/ en halve muren van graffiti, op hun voorhoofd sporen/ van het leven door te veel afscheid afgebroken. (Voor Oostende 2) Leopold II: Als hij ooit van zijn sokkel is/ Gehaald, vergeet hem, wis hem maar/ Voorgoed, de klootzak, de barbaar.

Op de binnenflap vermeldt Guy van Hoof onder meer de ‘eigengereide interpretatie van de werkelijkheid’ van Colman én: “Hij schrijft ongenadig. Dat levert eerlijke, heerlijke poëzie op”. Dat kunnen we alleen maar beamen en dat Colman dat weer eens bewijst in een stevige bundel als deze is een zeer te waarderen prestatie!


Zonde van het leven, Etienne Colman, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2023, ISBN 978 90 6174 447 4

(Roger Nupie)

Weerloos tegenover alles


Victor Emanuel van Vriesland werd op 27 oktober 1892 in Haarlem geboren, hij stierf in Amsterdam op 29 oktober 1974. In de jaren ’30 van de vorige eeuw ontwikkelt hij zich tot een vooraanstaand literator en werkt hij mee aan diverse literaire kronieken. Als dichter debuteert hij in 1909 met gedichten in De Nieuwe Gids, zijn eerste bundel verschijnt in 1929: Voorwaardelijk uitzicht.

In 1939 verschijnt de eerste versie van het eerste deel van zijn Spiegel van de Nederlandse poëzie, het werk waarmee hij breed aanzien verwierf. Het tweede deel verschijnt in 1953. Dan begint ook de periode dat zijn ster alom schittert. Hij wordt voorzitter en adviseur van diverse organisaties en ontvangt de ene onderscheiding na de andere. Zijn verzamelde gedichten verschijnen in 1968, zijn laatste bundel, Bijbedoelingen, in 1972 ter gelegenheid van zijn tachtigste geboortedag.

Victor van Vriesland wilde in zijn jonge jaren vooral een romantisch dichter worden, zijn eerste verzen schrijft hij als tienjarige; hij laat ze zijn broer lezen die daarmee zijn eerste lezer wordt. De relatie met zijn broer speelt een belangrijke rol in zijn leven.

In deze drie alinea’s zijn evenveel rode draden genoteerd die in de biografie van Victor van Vriesland verder worden verwerkt tot een samenhangende deken die het leven van deze dichter-literator uitstekend dekt. Daarbij worden ook de (vier) vrouwen met wie hij trouwt, geportretteerd in al hun tragiek. Dat is zeker het geval met zijn eerste vrouw, Marie Huguenon Dumittan. Een huwelijk dat kinderloos bleef; Marie sterft in 1931 na een lange periode van depressies. Ook het huwelijk met Tonny van der Horst blijft kinderloos. Zij scheiden in 1946, waarna Van Vriesland trouwt met Anneke Baan, die moeder wordt van hun twee kinderen. Ook dat huwelijk houdt geen stand, in 1951 scheiden zij. Tenslotte trouwt hij met Adrienne Canivez.

Hoe deze lijnen doorheen het leven van Van Vriesland een grote rol spelen, wordt helder in het boek dat Rob Groenewegen over Victor van Vriesland heeft geschreven. Weerloos tegenover alles leest als een zorgvuldig gecomponeerde roman, boeiend, pakkend geschreven. Het volgt het leven van de man die jarenlang het literaire leven in Nederland beïnvloedt met zijn kritieken, zijn adviezen en toch ook zijn gedichten. Het behandelt de tragiek die zijn leven beheerst heeft: het verlies van het familiekapitaal door de beurskrach van de jaren ’20 en ook de Tweede Wereldoorlog die hem dwingt tot een vlucht die hij eigenlijk niet wil maken. Het geeft ook duidelijk weer welke invloeden Van Vriesland onderging en welke vriendschappen voor hem onontbeerlijk waren.

Rob Groenewegen geeft Victor van Vriesland de plaats terug die hij in de literaire geschiedenis van Nederland verdient. Een plaats die hij ooit innam en jarenlang behield, maar die in ‘onze tijd’ langzaam maar zeker naar de vergetelheid dreigde te verschuiven. En hij doet meer dan dat, hij schildert een man met ambitie, die belezen is, over een imponerend netwerk beschikt en worstelt met een gezinsleven, met een liefdesleven. Een man die langzaam maar zeker uit de woorden in het leven stapt.


Weerloos tegenover alles, Rob Groenewegen, Uitgeverij Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2023, ISBN 978 9045 020 525

(Wim van Til)


Op zoek naar Maurice Gilliams


Een verrukkelijk boek is Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams van Hans Kleiss. Voor wie niet vertrouwd is met leven en oeuvre van deze monumentale Antwerpse dichter (Ik herlees zijn poëzie regelmatig), essayist en prozaschrijver (Het bekendste boek van hem is vermoedelijk nog steeds Elias of het gevecht met de nachtegalen) is dit een puike gids, en voor wie Gilliams en zijn werk geen terra incognita zijn een fijn feest van herkenning. Hans Kleiss, die zich al decennia in Gilliams specialiseert en ook een bijzonder aanbevelenswaardige website onderhoudt, verluchtte zijn boek uitgebreid met vele interessante illustraties.

Hans Kleiss’ Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams is ook een leerzaam boek. Zelfs voor bewonderaars van Gilliams, als uw dienaar, die in de buurt wonen waar ook de man die in 1980 de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren ontving zijn woning had. Zo kom ik quasi dagelijks door de Lange Gasthuisstraat, waar baron Maurice Gilliams van 1960 tot zijn dood in 1982 op nummer 13 een appartement op de vierde etage had. Van Hans Kleiss steek ik op, er staat ook een fraaie foto van in zijn boek, dat er vroeger in de Lange Gasthuisstraat 28 een zwembad was. Mét zwemdokken en Turksche, Russische en Kuipbaden.

Ruim aandacht ook voor literaire vorsing en duiding Zo wordt Gilliams’ iconische gedicht Sterven te Antwerpen van diverse zijden belicht en verklaard. Bij de stenen engel die in het begin van het gedicht te middernacht zijn balans heft ‘voor die bezwijken’ staat een foto van de stenen engel aan de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal waarop een en ander gebaseerd is. Verderop in dit gedicht staat Gelegerd op de terpen van het zwijgen / ten voeten uit onder een schors van slaap, / het strottenbloed gestremd, de schedel kaal / geplukt [….] en dat stuk van het vers blijkt geïnspireerd op het schilderij Chicken hung before a brick wall van Chaim Soutine.

Leuk vind ik in dit soort boeken ook details als een menukaart van een maaltijd na een vergadering van de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Het is een bijzondere literaire menukaart want alle 19 aanwezige letterkundigen zetten daar hun handtekening op. Daarop prijken behalve die van Maurice Gilliams ook die van illustere collegae als Johan Daisne, Bert Decorte, Willem Elsschot, Marnix Gijsen, Hubert Lampo, Herman Teirlinck en Gerard Walschap. Wie wil weten wat de pot toen schaftte blijft niet op zijn honger zitten want Hans Kleiss verzuimt niet het menu te vermelden.

De auteur belicht in 22 hoofdstukken even zo vele relevante aspecten uit leven en werk van zijn held, en hij doet zulks op een aangenaam geschreven en wel onderbouwde manier. Het boek kan zelfs gebruikt worden als gids voor een aparte stadswandeling vermits Kleiss in een afzonderlijk stuk beschrijft hoe je langs alle pleisterplaatsen van Gilliams kunt kuieren.

Een fijn boek!


Het is een vlakte waar geen moeders wonen – Op zoek naar Maurice Gilliams, Hans Kleiss, Antwerpen/Amsterdam, 2023, ISBN 978 90 9037605 9

(Bert Bevers)

Stampa in handen van Mereie de Jong


Jaren geleden heeft Stichting Spleen zich ten doel gesteld te onderzoeken in hoeverre het werk van overleden dichters relevant kan zijn voor de hedendaagse poëzie. Laten de huidige makers van verzen zich nog inspireren door dichters als Baudelaire, Rilke, Marsman of in dit geval Gaspara Stampa? In de Grote Doden-reeks wordt de proef op de som genomen. Voor dit deel heeft Kees Godefrooij – dichter, geestelijke vader van Stichting Spleen en liefhebber van vertaalde poëzie – twaalf sonnetten uit het volledige werk van Gaspara Stampa gekozen en Mereie de Jong verzocht om deze van een passende vertaling te voorzien. Vervolgens kregen vierenvijftig dichters de gelegenheid hun poëtische licht over het werk van Gaspara Stampa te laten schijnen met een reflectie van eigen hand. Deze gedichten vormen de kern van de bundel.

Gaspara werd geboren in Padua tussen 1520 en 1525. Haar vader was een juwelier, die in 1530 overleed. Haar moeder verhuisde kort daarna met haar drie kinderen naar Venetië. Het kroost werd onderwezen in Latijn, grammatica, literatuur, muziek, geschiedenis en schilderkunst. Gaspara en haar zus kregen ook zangles en leerden luit spelen. Tussen 1535 en 1540 was huize Stampa een drukbezochte ontmoetingsplaats voor dichters en musici. Na de plotselinge dood van haar broer in 1544 overwoog Gaspara een intrede in het klooster, maar besloot ze uiteindelijk toch anders. In de salons kwam ze in contact met Collaltino di Collalto, een militair en graaf. Met hem kreeg ze een verhouding. Het zou nooit een harmonieuze relatie worden want Collaltino was vaak afwezig. Tussentijds had Gaspara zich aangesloten bij een literair gezelschap en ruilde zij de muziek grotendeels in voor de poëzie. Haar relatie met de graaf liep ten einde. Gaspara, ten prooi aan een zenuwinzinking werd opgevangen door vrienden. Ze kreeg nog een relatie met Bartilomeo Zen. Dit deed haar zwakke gezondheid goed, maar niet voor lang. In 1553 ging ze naar Florence in de hoop dat het mildere klimaat daar een heilzaam effect zou hebben op haar. Terug in Venetië kreeg ze een zware griep. Op 23 april 1554, overleed ze, nauwelijks dertig jaar.

Een fragment uit Sonnet VII:


En wie zich dan van mij een beeld wil vormen,
denk aan een vrouw die in gedrag en schijn
een toonbeeld van de dood is, en van pijn,

een plek waar trouw onwankelbaar kan wonen,
een vrouw die, hoe ze ook huilt, zucht en smacht,
haar wrede minnaar niet vermurwen kan.


De sonnetten in de oorspronkelijke taal, het Italiaans kennen het rijmschema abba – abba-cdc-dcd. In de vertalingen is dat rijmschema onmogelijk weer te geven. Daarom zou ik eerder spreken van een hertaling. Hierbij een pluim voor Mereie, die perfect de sfeer van de oorspronkelijke gedichten weet weer te geven.

De vierenvijftig dichters hebben op hun eigen manier gestalte gegeven aan de poëzie van Stampa. Of dat goed of minder goed geslaagd is is aan de lezer.


Vertalersweelde – Gaspara Stampa, Mereie de Jong, Stichting Spleen Amsterdam, 2023, ISBN 978 90 830230 8 3

(Frans August Brocatus)

Filigraan


In februari 2020 verscheen bij Uitgeverij P de duo-bundel Tot ze koud is waarin Steven Van Der Heyden samen met Luc C. Martens de kronkelwegen van de liefde aftastte. Zelfde maand, februari, drie jaar later, werd zijn solo-debuutbundel Filigraan boven de poëtische doopvont gehouden.

Filigraan heeft meerdere betekenissen. In een van de laatste gedichten van de bundel, Ik, Giacometti, lezen we: Schraap materie tot filigraan,/ draadfiguren vangen licht, verteren vorm. Het gaat hier om ‘een meestal geknoopt en eventueel geplet draadwerk’ dat deel uitmaakt, in dit geval, van de beelden van Giacometti, als beeldhouwer vooral bekend van zijn smalle beelden van naakte vrouwen en wandelende figuren.

De bundel opent met een tweeregelige Proloog (We herkennen de lucht uit eerdere valpartijen,/ lezen sporen die ouders in ons achterlaten.), sluit af met een even kort Envoi (Ik tast mijn topografie af, breng de diepte in kaart,/ hoe plaatsen in een lichaam kant noch wal raken.) en is opgebouwd uit vijf cycli: Wat verborgen wil blijven, Liever zijn we schuilplaats, In licht dat nog zichtbaar is, Wat we verloren onderweg en Nergens in het bijzonder.

De dichter is een spoorzoeker naar zijn eigen identiteit. In het gedicht In een mens lezen we: We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde,/ een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.// Elke ochtend stellen we ons samen. Uit Jij en ik: Een kladversie van mezelf/ zoekt al jaren het origineel. Spoorzoeker eindigt met Ik hou de wacht bij mijn vragen, zoek/ antwoorden in lege boekenrekken, Sabotage met de strofe De dubbelganger in de spiegel/ kruipt in mijn huid, versleten als dunne stof,/ vaag in de vorm van een lichaam, Aan mensen zit een aflopende kant met Gewogen en te licht bevonden/ je herkauwt herinneringen en schiet tekort.// Je krimpt tot niemand je herkent.

De poëzie van Steven Van Der Heyden blijft niet onopgemerkt. In 2017 werd hij geselecteerd voor het kunstenfestival Watou, in 2018 werd hij genomineerd voor de Melopee-prijs en onlangs kwam hij nog als winnaar uit de bus bij de Rob de Vos-prijs, de dichtersprijs ter ere van de geestelijke vader (1955-2018) van Meander, het literair e-magazine voor Nederlandstalige poëzie met het gedicht Woonzorgcentrum. Dat het net dit gedicht is, is geen toeval. Die zoektocht naar zijn eigen identiteit, een centraal thema in de bundel, krijgt een maatschappelijke draagkracht, die getuigt van engagement en een sterke inleving, zoals in een gedicht als Afstandmoeder (over ongehuwde moeders die werden gedwongen hun kind ter adoptie af te staan) en Palliatief: Figuranten op zoek naar de eerste tekens/ van een verdriet dat hongerig wacht.

We nestelen ons in zinnen als wurgslangen,/ verteren de woorden, slapen in hoop/ maar de winter geeft niets prijs.

De gedichten van Steven Van Der Heyden zijn helder en raadselachtig tegelijkertijd: de lezer is meteen betrokken bij zijn werk, dat bij herlezing keer op keer prijsgeeft hoe vernuftig en sterk deze poëzie wel is.


Filigraan, Steven Van Der Heyden, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978-94-93138-99-5

(Roger Nupie)

Weten welke huid je aan moet


Zeven jaar na zijn debuut Wij vreemden bij Uitgeverij Kleinood & Grootzeer verscheen bij uitgeverij P Weten welke huid je aan moet, de tweede bundel van de Roeselaarse stadsdichter Edward Hoornaert (°1981).

Hoornaert is ondertussen allang geen nobele onbekende meer in het literaire wereldje. Hij is oprichter en redactielid van 1P2 waarmee hij het puntdicht in ere probeert te herstellen en hij maakt deel uit van het dichterscollectief Obsidiaan en van de redactie van het online poëziemagazine Roer. Nog tot eind 2023 is hij stadsdichter van Roeselare.

Weten welke huid je aan moet is een flink gelaagde bundel geworden die een filosofische aanpak en een accurate reflectie op de taal en op de poëzie niet uit de weg gaat. De bundel draagt twee motto’s, nog wel van Friedrich Nietzsche uit zijn overbekende werk Aldus sprak Zarathustra.

Het eerste is zeer illustratief voor de hele bundel: Het lichaam is een groot verstand, een veelheid met één zin, een oorlog en een vrede, een kudde en een herder. Het kijken – met het hele lichaam – en het intuïtief benaderen van de complexe hedendaagse werkelijkheid staat centraal in deze bundel.

Na het Inleidend gedicht dat Hermetisch zwart getiteld is en al de contouren schetst van wat er op het spel staat volgen vier cycli waarmee Hoornaert zijn bundel heeft gestructureerd: Ooghoogte (12 gedichten), Gezichtsveld (12 gedichten), Horizon (12 gedichten) en Verdwijnpunt (10 gedichten). Niet toevallig wijzen de titels op het kijken en het oog van de dichter.

Doorheen de hele bundel fungeert het lichaam (en de lichamelijkheid) als een leidraad én een mogelijkheid om als dichter tot een plaatsbepaling te komen. Het lichaam is immers vaak intelligenter dan het verstand! De dichter Edward Hoornaert zoekt via zijn poëzie naar een evenwicht en een identiteit naar welke huid je in dit leven én in dit tijdsgewricht vol ontregeling aan moet. Als dichter zoekt hij Het licht te doven om het vuur weer in de hand te krijgen (flap). Dit is taal die wanhopig een mond zoekt om van te scheiden luidt het nog in het openingsgedicht:

een oog zo donker dat het gezuiverd wordt/een neus in uiterste staat van ontbinding/taal die wanhopig een mond zoekt

Er komt veel water en zee voor in deze gedichten. Dat legt meteen ook een link naar de klimatologische realiteit van vandaag… De golven voeren oorlog (Vergezicht).
De toestand van de wereld is niet meteen van die aard om complexloze gedichten te schrijven. Er is dan ook veel schaduw in deze bundel: Ik sliep in jouw naam en droomde/dat ik vleugels ruilde voor een harnas/dat binnensmonds de hel losbrak, elk woord/werd ingesloten. (Schaduwbeeld).

Edward Hoornaert hanteert in zijn tweede bundel een volstrekt eigen taal die de psychologische werkelijkheid van de dichter in kaart probeert te brengen: Hongerig kijk je op, het gaat erom een spoor te volgen/dat je los kan laten… (Uitdoofscenario)

Dit is intelligente poëzie die zich ver houdt van de tafereeltjespoëzie en de anekdotiek van veel poëzie van vandaag en die – taai en uitdagend als ze is – om herlezing en spitse aandacht vraagt. Op, Edward, naar nummer drie!


Weten welke huid je aan moet, Edward Hoornaert, Uitgeverij P, Leuven, 2023, ISBN 978-94-64757-11-8.

(Paul Rigolle)

Caleidoscoop van heftige verkleuring


Blauwe hanen
van Elmar Kuiper is een merkwaardige, intrigerende heerlijke bundel. Zo, die staat!

Ik heb de bundel al een paar maanden in huis, ben er diverse keren opnieuw in begonnen, en steeds was het of ik een ander boek had opengeslagen. Elmar Kuiper neemt mij telkens mee op een voettocht door de taal, door een wereld van soldaten, door zijn verleden. Ik voel mij als de titel van zijn bundel een blauwe haan. Wat dat precies inhoudt, is mij nog steeds niet helder. Ik vind via Wikipedia dat als je blauw met blauw kruist er een vuilwit kuiken ontstaat. Dat spreekt mij wel aan: vuilwit als kenmerk van zijn gedichten.

Er is geleefd, geworsteld, door het land gegaan. Aan het wit is van alles blijven plakken. Zijn gedichten zijn getuigen van zijn leven. Of dat nu geleefd is of geprojecteerd maakt niet uit.

Levensdroom (fragment)

ik was een blauwhelm en denderde op rupsbanden over een zanderige
B-weg. ik ventte kauwgom en Lucky Strikes uit en kreeg een kus van een
lachende latino. ik was Roodbaard. mijn gevederde vrienden wrikten de
licht golvende pannen los. een Liebherr schilde de asgrauwe huid.


In zijn gedichten figureren dichters, hemelduikers en luchtzwevers en acteurs in allerlei maten. In Eindstreep figureert Kouwenaar die zijn gedichten steevast eindigde met een liggend streepje:

wie geen eindstreep wil

    wenst geen Kouwenaartje, die
    toeleeft

    naar het einde, er licht somberend
                            in berust.


Verderop komen Lodeizen en Faverey nog voorbij, maar ook Anita Meijer, Felix Baumgartner, Donald Trump, André van Duin, Adam Mickiewizc, Tscheu La Ling. En dan ben je pas halverwege.

Elmar Kuiper vervoert je in een moordend tempo door zijn associatieve, surrealistische taalwereld die teruggaat tot zijn jongere jaren met herinneringen aan wat een vader zei, wat een zoon hoorde en welke levenslessen eraan te pas komen.

In het gedicht twaalf fragmenten, waarin ook de blauwe hanen hun rol spelen, staat het gedicht dat nog het meest aangeeft met welke dichter we in deze bundel te maken hebben:

10.

ik ben het stof beu dat om me heen hangt.

mijn gedachten vliegen in luchtbomen, ik millimeter
mijn haar. ik leen het lijf van een topatleet. ik ben.
ik ben niet. de kat strijkt zonder te miauwen

langs mijn scheenbeen. mijn bord is leeg. zonder
mes en vork dek ik de tafel. ik luister anders
naar het loeien. ik snap de koe die haar nageboorte
opeet. ik ben geen godenzoon maar een querulant.
ik adem. ik mag ongestraft bloeien. ik heb vier gezichten,
vier vleugels, kaarsrechte benen en de hoeven van een kalf.

ze glinsteren als gladgeschuurd koper!


Je zou denken dat de taal aan de haal gaat met de dichter, maar dat is niet zo. Er zit wel degelijk structuur in de bundel en in (de volgorde van) de gedichten. De bundel bestaat uit drie delen van elk vijftien titels, wat toch duidt op een strakke compositie.

Blauwe hanen is een heerlijke bundel die blijft verrassen elke keer dat je hem leest.


Blauwe hanen, Elmar Kuiper, Uitgeverij Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2023, ISBN 978 9025 473 686

(Wim van Til)

Een zwerfkei is een gevoelig type


Sander Grootendorst (1958) woont in Zutphen. Hij is journalist, dichter, natuurkenner en vertaler. Jouw nectar is mijn inkt is zijn vierde dichtbundel. De verzameling bevat 46 gedichten, door Romeinse cijfers afgebakend, in IV hoofdstukken, in bijna gelijke delen: 3x12 en 1x10. Het begint met de ochtend en eindigt bij een niet werkende lift. In de avondschemering uiteindelijk wordt het lange wachten beloond. Het is niet voor niets geweest. Elk gedicht biedt een andere blik op het leven. Met scherpe ogen, in rustige tred wandelt hij door woorden en sferen. Waarbij de vorm telkens anders is.

Al vanaf de eerste strofe, in het eerste gedicht Afstemming zet de dichter de personificatie van abstracte begrippen als stijlelement in. Het licht – blauw en roze –/voelt zich fit om al op te staan./Zacht is de lucht, pas ontwaakt,/een eerste schets van de dag. Om de tekening te vervolgen met waar de brug kom te hangen, en met de verdere ordening van de ruimte. Alles wijst onlosmakelijk op Zutphen en het zicht op de IJssel die erlangs stroomt: Vooraan langs het water de wei/waarin koeien komen te liggen./daarboven de wolk waarin//kraaien komen te vliegen/twee zitten er klaar voor de start./Het wachten is nog op de zon. Een ‘establishing shot’ zoals in een film, hier zit alles al in, wat verder zal volgen; de rivier en het natuurschoon vormen belangrijke inspiratiebronnen. Sander verhaalt over het water, het bijzondere licht, over de talrijke dier-plant-en boomsoorten, van de archaeopteryx die tegenover de geoloog in een soepkom valt. De eerste vogel die ook de laatste zal zijn. De relatie tussen de mens en maatschappij en de evoluerende natuur schemert in de gedichten door. Maar ook over een reis naar het Indonesië van zijn moeder: Onder de batikboom: ‘Amba betekent schrijven, titik betekent weefsel: daar komt het woord vandaan.’

Opvallend ook de terugkerende beeldspraak, de eerdergenoemde personificatie. Al bladerend een greep, met het gevaar dat regels uit het verband worden gerukt.

In Audiosneeuw: Sneeuw voert instrumenten ten tonele:/strijkstokbezems, toetshandschoenen,/een knisperende accordeon. In Sindsdien: Van sommige jaren is het vreemd/dat ze niet meer onder ons zijn,/ze waren nog zo jong. In Logoritme: De ijkpunten verlaten de stad, verspreiden zich over de velden,/ik volg ze op de voet en neem/als ik moe ben geworden de bus. Bij Een zwerfkei: Een zwerfkei wandelt over straat./Meer dan dit kan hij niet doen. Daarna volgt een opsomming van zijn positieve karaktertrekken, in de laatste vierde strofe eindigend met: Een zwerfkei zal uit zichzelf nooit/iemand verwonden of laten vallen./Een zwerfkei is een gevoelig type. Ook heel bijzonder in Soortgelijk gewicht: Twee regens zitten op het leeggestroomde terras, door-/weekt, maar dat deert hen niet. Tot slot in Ter bescherming van het toeval: Het toeval is een algemene diersoort,/maar de laatste tijd neemt hij/enigszins in aantal af.

Het toeval dat bij de naamgeving van de bundel ook een rol speelde. In een zoektocht naar iets anders, is de bijvangst een gedicht. Met daarin de regel Jouw nectar is mijn inkt. De zonnestralen, die in bloemen nectar produceren, geven de dichter inspiratie om in inkt, zijn gedichten te schrijven. Een mooier metafoor voor het werk van natuurvertaler Grootendorst is bijna niet denkbaar.


Jouw nectar is mijn inkt, Sander Grootendorst, Uitgeverij Anderszins, Ermelo, 2023, ISBN 9789492994431

(Hans Mellendijk)

Het is niet wat er staat


Een van de meest productieve auteurs van de laatste jaren is beslist Patrick Cornillie, die met een ijzeren regelmaat oorspronkelijke fietsgidsen en boeiende sportboeken op zijn publiek loslaat. Liefhebbers van poëzie weten echter dat de aimabele Lichterveldenaar óók dichter is, ja zelfs debuteerde in die hoedanigheid. Bundels van zijn hand zijn onder meer De draagwijdte van het heden (1989), Fleurs de Semois (1996), Kromme haas (2006) en de verzamelbundel Bij tijd en wijle (2016). Nu is er een nieuwe bundel van zijn hand: Het is niet wat er staat.

Die bevat 37 gedichten, waarvan een aantal reeds verscheen in bloemlezingen en tijdschriften. Patrick Cornillie laat zich regelmatig door sport inspireren, en niet alleen door het wielrennen (bijvoorbeeld Rott, Sint-Martinus en Grupetto) maar ook door voetballen (Elf meter), turnen (De brug met ongelijke leggers) en atletiek: Je leeft echt mee met de atlete en de bewondering voor haar in Nafi Thiam: Dat zij de perfecte tred heeft en het opveren, / een werparm als gebeeldhouwd vlees, / de heupen en de benen – een stadion zindert / als zij de pezen rekt, haar schouders optrekt // en de longen vult voor een lichaam of zeven [….] Het is evident: Cornillie weet niet alleen in de koers maar ook in en van andere takken van sport de poëzie te ontdekken. Ook in De acht met stuurman, een gedicht dat origineel begint met Met de riemen die ze hebben. / Om samen een verte naar zich toe te halen. Sterk beeld! En knap besluit met Alsof niets ooit een zaak van achter- / laten is, alleen maar van heengaan. Met De acht met stuurman sleepte Cornillie overigens de Julia Tulkens Poëzieprijs 2021 in de wacht.

Met de titel geeft Cornillie natuurlijk een vette knipoog naar Martinus Nijhoffs Lees maar, er staat niet wat er staat. En ook in Herkauwer laat hij duidelijk blijken dat hij zijn klassiekers kent door onder meer Luceberts poëzie is kinderspel en Achterbergs de dichter is een koe in zijn eigen vers te integreren.

Inspiratie haalt Patrick Cornillie overal. Zo bepeinst hij in Schrijfmachines de ‘oude dingen waarmee wij vroeger moesten schrijven’, ‘dingen die Olivetti, Adler of Remington heetten’. Ook stratenatlassen en telefooncellen zijn hem een gedicht waard, en magneetbanden en tv-antennes (Woorden / uit de tijd dat huizenrijen nog gebukt stonden / onder een woud van kromgewaaid ijzer). Indringend zijn de verzen met de Groote Oorlog als thema (Hoe houdt hij zich verder op de been, / als alweer een pijnscheut hem in een kramp / van koudvuur plooit? in het bij Das trauernde Elternpaar van Käthe Kollwitz geschreven Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof.

Her en der staan fascinerende zinnen. Neem platanen die in / de spiegels van de grachten naar / hun verschroeide benen kijken (uit Een stad, een zomer) of Winter is een beslommering die op wachten rijmt. (uit Winteruur). Daar kan ik een poosje met plezier op kauwen. Patrick Cornillie schreef met Het is niet wat er staat een dichtbundel in kristalheldere taal waaraan niet alleen geoefende maar ook ‘gewone’ poëzielezers veel genoegen zullen beleven. De moeite van het lezen en herlezen waard.


Het is niet wat er staat, Patrick Cornillie, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 2023, ISBN 978 90 6174 452 8

(Bert Bevers)