Geboren in 1937 begint Thom
Schrijer eerder laat aan poëzie schrijven. Hij publiceert zijn eerste bundel Lege Schommels in 2000. Sindsdien werd hij bekroond met
verschillende poëzieprijzen. Schrijer verwijst graag naar de dichter J.W.
Oerlemans: Ik ontmoette liefde, tijd en
dood – alles op een even lichte als nauwkeurige manier beschreven.
Zijn recente bundel Dienstdoende engelen schrijft zich
daarin in. Hij bestaat uit 5 cycli, waarvan de titel telkens een verslijn is
uit één van de gedichten, die volgen. In de eerste cyclus …daarachter vormen van ingemetseld, kort geluk beheersen tijd en
plaats de gedichten: Steeds meer zal de
plek op / berg duiden, ontkennen wat er / tussen schreeuw en dragen was. De
veranderende natuur – land, tij, zee – zijn daarbij de metaforen voor een
vergaan verleden. De dichter boetseert zo de context voor de volgende cycli. In
…haar hoge wanglijn die om een lichtere
gedachte sluit staat de vrouw en geliefde centraal, onbereikbaar en dan
weer zeer nabij en tastbaar: Wij zijn,
denk ik, van zoveel bij elkaar / verdwaalden ongemerkt de vallen van de /
wanhoop al voorbij en in de nieuwe stilte / blijkt voor mij hoe los de regels
van ons / spelen zijn geworden. In de derde cyclus …land dat baadt in plassen middag van de zon neemt de natuur weer
over maar het is nu het observerende individu in de voortschrijdende tijd van
de seizoenen: Met graan en stof van graan
wordt van dit land de / zomer afgehaald en vallend traag vertaald in pakken /
bedstro voor de winter. In cyclus vier …naar
ruimere woorden gezocht voor blijven drijft de dichter terug in de tijd,
naar jeugdherinneringen en het heimwee naar ‘de verloren tijd’: de duinen duin gelaten en het strand,
mijzelf / daar voor een middag teruggevonden en later/onverrichter zake terug
naar nu vertaald. De bundel sluit af met de cyclus …van twee dienstdoende engelen. De alledaagse observaties, die voor
de dichter telkens uitgangspunt hebben gevormd in de vorige cycli worden hier
opgetild naar een metafysisch niveau. De dienstdoende engelen als metafoor voor
zowel fatum als voorzienigheid, de veerlieden naar de Hades: Tot een heilzaam, dun vriezen in haar/omhoog
kruipt en twee dienstdoende/engelen haar warm maken voor een reis.
Schrijer is een ongewoon dichter.
Hij schuwt als het ware de poëtische zegging, wil vooral niet imponeren met
hermetische beelden en op effecten belust taalgebruik. Integendeel: zijn verzen
zijn eenvoudig en klaar. Ze vertrekken vanuit observatie en empirie en trachten
die zo secuur mogelijk te vatten. Toch voel je dat onder die ‘objectieve’
waarneming een veel diepere laag verborgen ligt, waarin de dichter de lezer
betrekt in zijn eigen twijfelend universum en waarin hij tracht meester te
worden over de nooit aflatende, slopende tijd. Het doet denken aan de
beginregels van Ovidius’ Metamorphosen:
Ik wil gaan spreken van gedaanten die in
nieuwe werden veranderd. En dat doet Schrijer op een zeer ongedwongen maar
niet minder indringende wijze. Zeer aanbevolen bundel.
Dienstdoende
engelen,
Thom Schrijer, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2012, ISBN/EAN 978-94-91034-08-4
(Richard Foqué)