Joris Lenstra, Ruben van Luijk en
kO nOrderisk omschrijven zichzelf als drie
jonge, wilde & onbekende auteurs uit de riolen van Rotterdam. Ze schrijven gedreven, pregnant maar een
tikkeltje afwijkend literair werk dat ze bij reguliere uitgevers niet aan de
straatstenen kwijt konden. Waarop ze prompt hun eigen Uitgeverij Nadorst
oprichtten.
Naast eigen werk publiceerden ze
o.a. poëzie van Jack Kerouac, voor het eerst in
het Nederlands vertaald, door Joris Lenstra: Verzen, Schetsen, Haikus & Blues. In hun Eensdagsvliegreeks van poëzie en proza van Nederlandstalige
auteurs, verscheen als # 4 Bladzijden
uit een notitieboekje op een bankje in het park gevonden.
De uitgave oogt als een oud
schoolschrift. Er is geen auteursnaam vermeld. De redacteur van de uitgave
vertelt in zijn nawoord waar de teksten vandaan komen: een schriftje, zonder
naamvermelding, dat hij vond op een bankje in de botanische tuinen van de
Universiteit van Utrecht.
Het zou om een man gaan, werkzaam
aan de universiteit (Betreedt zijn stille
werkkamer om aan een obscuur en eindeloos onderzoek te werken terwijl het
namiddagzonlicht goudgeel naar binnen valt), een buitenlander wiens
moedertaal niet het Nederlands is (Je
begint de woorden voor de dingen te leren in de taal van het land waar je bent
aangekomen), maar die er wel voortreffelijk in schrijft. Verdere pogingen
om de identiteit te achterhalen liepen op niks uit, al kan de auteur zich nog
altijd wenden tot de uitgeverij teneinde
de aan hem verschuldigde vergoeding in ontvangst te kunnen nemen.
Mooi verhaal.
Sympathiek initiatief van
Uitgeverij Nadorst om aan een deel van de teksten een uitgave te wijden. Maar
er is meer dan dat. Tenslotte was het de literaire kwaliteit die tot een
uitgave uitnodigde en die is er onmiskenbaar, al hebben we er het raden naar of
de maker van de teksten ook maar enige literaire ambities koesterde.
De teksten houden het midden
tussen poëzie en proza. Het zijn autobiografische en filosofische
bespiegelingen, vaak in een melancholische sfeer, jeukende tristesse: Een meeuw
vliegt over en roept, en het is onmogelijk om te zeggen of zijn kreet klagelijk
dan wel vreugdevol is.
Bijzonder mooi zijn de teksten Wij zijn reizigers die aankomen in een
vreemde stad (p. 16-18) - diezelfde zin is trouwens ook de beginzin van de
eerste tekst - Er is iets zeer droevigs
aan het van op afstand bekijken van een feest (p. 19-20) en Zo herinner ik me die dagen (p. 22-24).
Heeft de auteur deze teksten
bewust op een bankje in een park achtergelaten, in de hoop dat iemand ze zou
lezen of publiceren? Of had hij met deze teksten zijn verhaal verteld en is hij
intussen verder getrokken? Het antwoord doet er wellicht niet toe. Dit fraai
hebbeding ligt nu in het bereik van de ware literatuurliefhebber, als die snel
genoeg is, want dit is een eenmalige uitgave van welgeteld vijftig genummerde
exemplaren.
Bladzijden uit een notitieboekje op een bankje in het
park gevonden, Eendagsvliegreeks # 4,
redactie: Ruben van Luijk, Uitgeverij Nadorst, Rotterdam, 2012
(Roger Nupie)