Poëzie-uitgeverij WEL in Bergen op Zoom verzamelde bijna 150 gedichten van de Zeeuwse dichteres Johanna Kruit, in een bundel met als titel Zeegrens - Gedichten 1980-2000. Johanna Kruit schrijft naast verrukkelijke poëzie voor kinderen ook gedichten voor volwassenen. In deze kleine anthologie vinden we volgende bundels terug, gepubliceerd tussen 1980 en 2000: Omtrent het getij, Voorheen te Orisande, De weg van het water, De omtrek van een antwoord en De Waterveren, plus een cyclus van 20 ongepubliceerde gedichten uit de periode 1980-2000, met als titel Vermoeden Van Tijd. Op de cover een prachtige wolkenfoto. Een verlaten strand. Op de achterflap Johanna Kruit, met brede glimlach en wilde haren, samengehouden door een haarband.
Johanna Kruit is ontegensprekelijk de dichteres van de zee. In haar gedichten schuimt en bruist het van het water. Maar ook alle andere aspecten van haar poëzie komen in deze verzamelbundel aan bod: de geboorteplek als inspiratiebron, thema's als eeuwigheid en vergankelijkheid, de natuur, aandacht voor verwondering en geheim. Met de dromerige blik van een kind zwerft en schrijft ze over verlaten stranden, over duinen en polders. Dikwijls heeft haar poëzie een mysterieuze ondertoon:
Soms gaan we verder dan we willen. Maakt sneeuw
ons lichter dan we zijn? Als een gordijn
hangt nevel in het duin. Geluid verschijnt
als een gebeurtenis wanneer een vogel schreeuwt
om iets dat wij niet zien.
Over Orisande, een verdronken dorp in de Oosterschelde noteert ze:
De afstand schattend blijf ik staan. Herhaal
de naam van het verdronken land dat tussen
overkant en hier legende werd en isoleer het
water eromheeen om goed te zien wat ooit verdween.
Johanna Kruit roept dikwijls beelden uit het verleden op, maar in een verschuiven van tijd verglijden ze zachtjes naar de toekomst:
Vergissen in wat was maakt dat de middag
avond draagt. Je vraagt je af wanneer je zag
dat alles zo verschuift dat mist zich over
dingen legt die eerder helder leken. Soms weken
vogels uit, en nog. Zij stijgen hoog boven
het weten en overleven wat nog komt.
In de cycli over haar ouders ruist intens verdriet om hun dood. Maar in haar dagdromen zijn haar geliefden aanwezig. Uiteindelijk, zoals in Johanna's landschappen, lost het bestaan als zout in water op, wat resulteert in een schaduwspel van verschijnen en verdwijnen:
Vanmiddag kwam ik je ineens weer tegen.
Ik stond te strijken en de radio stond aan.
Ik luisterde maar half, net als de regen
was ik heel grijs en nevelig van binnen.
...
Alhoewel eenvoud, directheid en heldere zegging Johanna's poëzie kenmerken, gebruikt zij regelmatig de Engelse sonnetvorm: drie strofen van vier regels, gevolgd door een strofe van twee, die fungeert als pointe. Johanna Kruit is niet alleen een verrukkelijke dichteres, maar ook een taalvirtuoze.
Zeegrens - Gedichten 1980-2000, Johanna Kruit, poëzie-uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 2011, ISBN 90 6230097 9
(Nicole Van Overstraeten)
Johanna Kruit is ontegensprekelijk de dichteres van de zee. In haar gedichten schuimt en bruist het van het water. Maar ook alle andere aspecten van haar poëzie komen in deze verzamelbundel aan bod: de geboorteplek als inspiratiebron, thema's als eeuwigheid en vergankelijkheid, de natuur, aandacht voor verwondering en geheim. Met de dromerige blik van een kind zwerft en schrijft ze over verlaten stranden, over duinen en polders. Dikwijls heeft haar poëzie een mysterieuze ondertoon:
Soms gaan we verder dan we willen. Maakt sneeuw
ons lichter dan we zijn? Als een gordijn
hangt nevel in het duin. Geluid verschijnt
als een gebeurtenis wanneer een vogel schreeuwt
om iets dat wij niet zien.
Over Orisande, een verdronken dorp in de Oosterschelde noteert ze:
De afstand schattend blijf ik staan. Herhaal
de naam van het verdronken land dat tussen
overkant en hier legende werd en isoleer het
water eromheeen om goed te zien wat ooit verdween.
Johanna Kruit roept dikwijls beelden uit het verleden op, maar in een verschuiven van tijd verglijden ze zachtjes naar de toekomst:
Vergissen in wat was maakt dat de middag
avond draagt. Je vraagt je af wanneer je zag
dat alles zo verschuift dat mist zich over
dingen legt die eerder helder leken. Soms weken
vogels uit, en nog. Zij stijgen hoog boven
het weten en overleven wat nog komt.
In de cycli over haar ouders ruist intens verdriet om hun dood. Maar in haar dagdromen zijn haar geliefden aanwezig. Uiteindelijk, zoals in Johanna's landschappen, lost het bestaan als zout in water op, wat resulteert in een schaduwspel van verschijnen en verdwijnen:
Vanmiddag kwam ik je ineens weer tegen.
Ik stond te strijken en de radio stond aan.
Ik luisterde maar half, net als de regen
was ik heel grijs en nevelig van binnen.
...
Alhoewel eenvoud, directheid en heldere zegging Johanna's poëzie kenmerken, gebruikt zij regelmatig de Engelse sonnetvorm: drie strofen van vier regels, gevolgd door een strofe van twee, die fungeert als pointe. Johanna Kruit is niet alleen een verrukkelijke dichteres, maar ook een taalvirtuoze.
Zeegrens - Gedichten 1980-2000, Johanna Kruit, poëzie-uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 2011, ISBN 90 6230097 9
(Nicole Van Overstraeten)