De titel van de zesde officiële bundel van Sasja Janssen, Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica, is het eerste houvast dat de lezer in handen heeft: de bundel gaat van ‘chaos’ naar een ‘ordening’. Het tweede houvast wordt gegeven met het motto van de bundel: het is mijn ontmoeting met mijn lot, die riskante ontmoeting met de bloem: bloemen spelen een belangrijke rol in de betekenis van deze bundel. Het derde wordt aangebracht door het openingsgedicht dat buiten de 'hoofdstukindeling' blijft: het heden speelt vals spel, “maar ik verlang naar de judaskus die het me geeft”. Zoals ook de vijf andere heden-gedichten los staan van hun afdeling en daarmee als het ware een nieuwe, zesde, afdeling vormen.
Het uitgangspunt van de dichter is, dat de mens achter de feiten aanloopt met zijn taal, zijn woorden die hem eerder vervreemden dan hem dichterbij de dingen brengen.
“en we ontkenden de dood, onze beste daad
en uit de mooie vochtige aarde onze borelingen
en we maakten land uit de aarde door te doden, helden
van onze doden door te doden, de emoties van de geometrie
rood, blauw, de verzengende feitelijkheid
alles deerde ons”
(het beste, bladzijde 15)
Die vervreemding vindt ook plaats in de gedichten die volgen: een bed is geen rustplaats, geen lustoord, de reis loopt ten einde voor die begint, het verleden wordt als boeken weggebracht, de jeugd is heimwee en lakens beschermen niet. Kortom, er wordt een chaos gecreëerd met woorden, met verwijzingen. In het afsluitende gedicht Het heden is een grammarijn introduceert Sasja Janssen een ik die ’s nachts kleren bestelt en weer terugstuurt en weer bestelt en terugstuurt, die vervolgens een verleden oproept om tot slot te concluderen
“daar, zeg ik nu, besta ik niet”.
Daar bestaat de ik niet, maar waar dan wel? In de 3 aankomsten en de 3 terugkomsten waaruit de volgende afdeling is gebouwd? Ook daar vindt de lezer veel vragen en een ontluisterend antwoord aan het eind:
“ hier
kom ik niet vandaan, kom ik niet meer terug”.
In de derde afdeling wordt langzaamaan duidelijk waar de ik haar bestaansrecht aan ontleent en hoe ze iedere dag wordt “geboren met een plot in mijn bleke hoofd”; hier wordt ook duidelijk dat de ik tussen haar vader en haar moeder als een speelbal tussen hen heen en weer gekaatst wordt, tussen entropie en logica.
De zes spinsels in de volgende afdeling zijn de meest kenmerkende, persoonlijke van de bundel. Hierin ontstaat de ik die zich los maakt van al wat haar voort stuwt, wat zijn beslag krijgt in het afsluitende 'heden-gedicht':
“ik ben de echo uit een put van niemands stem
ik ben het”
het gedicht eindigt dan met deze mededeling:
“ik ben het stuifmeel van mijn eigen tijd”.
Die constatering bevrucht haar bestaan in een zestal gedichten die opgedragen zijn aan inspiratiebronnen van de dichter. De laatste is zij zelf. En zo wordt chaos een persoon van vlees en bloed, meer wezen dan woord.
Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica, Sasja Janssen, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2024, ISBN 978 90 212 48 78 47
(Wim van Til)