Een oefening in roerloosheid


Jan Van meenen (˚ 1951) is een dichter die gestaag, in alle stilte verder werkt. Je ziet hem nooit op podia: hij heeft daar gelukkig niets verloren. Zijn poëzie is frêle. Geen grote woorden, geen grote gevoelens. Kabbelen, neuriën: alles golft, ebt en vloedt in mineur. Zijn poëzie is ‘mooi’, soms wel eens te mooi om waar te zijn. Maar nergens betrap je hem op een leugen: alle pose is hem vreemd. Hij schrijft poëzie die geraffineerd in de juiste en kreukvrije plooien van de taal gaat liggen en nergens afwijkend gedrag vertoont.
Thematisch heeft hij het over het grootse ‘kleine leven’, zijn leven, zijn geliefden, de natuur. Hij deelt dus hetzelfde leven als dat van velen. Een speelse ironie is hem niet vreemd. Dit is poëzie die niet om loodzware analyses vraagt. We worden nergens opgeëist. Er wordt menselijkheid en empathie verwacht. Je leest zijn poëzie zoals je een kat aait: tot je de gedichten kan horen spinnen.
De zee is een zij is Van Meenens vierde en meest lijvige bundel. Een openingscyclus gevolgd door vier cycli die rond de seizoenen zijn opgebouwd. De bundel daalt langzaam af van een zeer minzame, pizzicato-achtige onstuimigheid naar winterse melancholie die nooit naar het zwaarmoedige overslaat.
Niet onbelangrijk detail: de cycli worden niet afgegrensd. De afdelingen lopen synchroon in elkaar door. De titel van de cyclus, waarin je je als lezer bevindt, staat onderaan het blad. Af en toe verschijnt bovenaan het gedicht een korte notitie, een verloren versregel met eerder aforistisch karakter, een situering of een citaat. Wat de leesruimte vergroot en velerlei interpretatiemogelijkheden laat uitstrooien.
Er gebeurt veel in deze gedichten zelfs als er nauwelijks iets of niets gebeurt: het is de taal die voor beweging zorgt. Met die taal gaat de dichter met grote zorg om. ‘Beweging’ - al roepen de gedichten een roerloosheid op. Het zijn gedichten waarin tijd zich uitstelt. Snapshots waarin het hier en nu zich zien laat: je vermoedt verhalen in wat niet gezegd wordt. Subtiele suggestie is de kracht van deze poëzie die van een allerprachtigste bescheidenheid getuigt. Waarmee plots dan toch deze poëzie veel minder conflictloos uitvalt dan ze lijkt. 
Er wordt een leefwereld uitgetekend met uitgelezen woorden. In welk seizoen we ons ook bevinden de taal getuigt van een lichte, lyrische roes: de woorden worden op heterdaad en voluit op hun betekenissen betrapt. De taal gaat met alle windrichtingen mee: de zintuigen reguleren. Het lijkt wel een doorlopende vertoning van verwondering. Vaak betreft het alledaagse (natuur)observaties die fijnzinnig en letterlijk kleurrijk worden verwoord. Nee, het anekdotische wordt niet vermeden.
Laat hier niet de indruk ontstaan dat we met een dichter te maken hebben die van de werkelijkheid wegdrijft en alleen maar gelukkig is met wat zich voordoet. In het gedicht Thermae Palace beschrijft hij een bevreemdende, wat spookachtige wereld, en met het gedicht Calais bewijst hij niet wereldvreemd te zijn.

De zee is een zij, Jan Van Meenen, Uitgeverij P, Leuven, 2019, ISBN 978-94-92330-72-0

(Alain Delmotte)