Poëzie is een baken in het landschap


Als de literatuurgeschiedenis van Vlaanderen opnieuw beschreven wordt, zal daarin ongetwijfeld ruime aandacht zijn voor de dichter-uitgever Tony Rombouts. Deze flamboyante verschijning siert het literaire landschap al meer dan 50 jaar op met zijn aanwezigheid. Is het niet als dichter of als uitgever dan toch zeker als dandy. “Dandy ben je voor het leven,” tekende Joris van Casteren op uit de mond van Rombouts. Dat geldt natuurlijk ook voor de dichter. Tony Rombouts debuteerde in 1961 met ‘eksperimenteel proza’ en het jaar daarop met poëzie: Bergen kristal. Zo’n dertig bundels later is daar zijn jongste: De Gedichten van het Gedicht.
In twee delen (Op weg en In zicht) en in  totaal zes afdelingen van wisselende omvang bezingt Tony Rombouts de muze die hem zoveel leven bracht in al die jaren.

Hoe ik heb gebloeid.
Hoe ik heb gevloeid.
Vlijmscherp gericht,
met een ledige pen
heb ik de spitse punt
zeer langzaam
laten snijden tot diep
in het blanke papier.

Hij situeert gedichten in Sint Petersburg, Antwerpen en Middelheim, en geeft plaats en ruimte aan tsaar, tsarina en aan bekende schrijvers, dichters. Hij leeft zich in in de laatste momenten van Poesjkin en schetst een personage dat ontegenzeglijk samenvalt met (de schaduw van) ene Tony Rombouts. Met dit verschil dat Tony Rombouts leeft en beweegt, zich beweegt en leeft. Schrijnend duidelijk wordt dat als hij 3 overleden vrienden eert met een acrostichon: Herman J. Claes, Werner Spillemaeckers en Ivo Michiels.
In de afdeling polychrome woorden verbale kleuren heeft Rombouts gedichten opgenomen die oorspronkelijk verschenen in een bibliofiele uitgave met de beeldend kunstenaar Niki Faes. Die uitstapjes naar de beeldende kunst heeft Rombouts vaker ondernomen. Gelukkig zijn die gedichten nu ook voor een groter publiek beschikbaar.

In deel 2 richt Rombouts zich tot zijn muze, tot het woord in 2 afdelingen: Dialoog van de Dichter met het Gedicht en De Gedichten van het Gedicht.

Wat doe je wanneer je tijdens het schrijven
plots aan een rood stoplicht komt en het
gedicht onverbiddelijk wil doorgaan?

De wetten met voeten treden
en de woorden laten voorgaan?

In het gesprek met het gedicht onderzoekt Rombouts zijn drijfveren en zijn urgentie om gedichten te maken; gedichten die een verborgen wereld of waarheid vertegenwoordigen, hebben een dichter nodig om tot wasdom te komen. En Tony Rombouts is zo’n dichter die durft te spelen met al wat verborgen wenst te blijven, maar toch …!

Ergens bestaat er een woord
en dat woord is anoniem, maar
hoor nu de woorden van dat woord
want dat woord sprak en zei:

Geen enkele spreker
heeft mij ooit in zijn mond gelegd
geen enkele schrijver
heeft mij ooit gebruikt of neergeschreven.

[…]

Ook hier niet.

Onder de hoed van Tony Rombouts, blijft het nodige verborgen; de dichter toont ons niet het achterste van zijn tong en ook het gedicht houdt zich op de vlakte:

en wat er tussen de plooien valt
is dat wat nog nooit wordt geweten …

De Gedichten van het Gedicht, Tony Rombouts, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2018, ISBN 978 90 76644 88 90 5

(Wim van Til)