Oefening in het herinneren


Kreek Daey Ouwens debuteerde in 1991 met Stokkevingers. Centraal in haar oeuvre staan jeugdherinneringen en gebeurtenissen die ze op vrij fragmentarische wijze evoceert. Dat is niet anders in haar nieuwste, zevende publicatie, Oefening in het alleenlopen, gedichten - maar net als in eerder werk is de lijn tussen poëzie en proza dun en kunnen de teksten even goed als indrukken, observaties of ietwat bevreemdende notities omschreven worden.
Gaat de bundel over het onvermogen van mensen elkaar door middel van de taal te bereiken, dan geldt dat beslist voor het gezin waar de schrijfster als jong meisje deel van uitmaakt en waarvan ze de volwassenen observeert: de moeder (Het hart van de moeder is een kersenpit: zo klein, zo hard), de grootmoeder, twee grootvaders, twee zussen, op de achtergrond een vader die opgezocht wordt achter hekken en een doodgeboren broertje: Als jouw broertje was blijven leven, was jij niet / geboren.
Vandaag zetten moeder en grootmoeder een / vierde bord op de tafel. Ze leggen er behoed- / zaam een lepel naast. Bij de lepel ligt de / foto van het jongetje. Na het eten wast / onze moeder het lege bord af en zet het / terug in de kast.
Het kind tracht de wereld van de volwassenen te begrijpen in een kluwen van gevoelens waar zowel verbondenheid en isolement als liefde en angst hand in hand gaan. Ouwens legt vast wat verloren zou kunnen gaan: Hoe begrijp je het woord verlies?
Een oud speelgoed, een eendenplank, staat symbolisch voor de geladen sfeer in het gezin: Als je de / plank heen en weer beweegt gaan de eenden / met hun kop omlaag en weer omhoog. De stem- / men raken in een knoop. De andere grootvader / plant zijn mes in de tafel. Moeder loopt / weg. We laten de snavels van de eenden zo / hard mogelijk tikken tegen het / hout. Ze / buigen alle drie tegelijk hun kop, hoewel / ze elkaar niet kunnen zien.
Deze teksten zijn vaak gehuld in een vreemde, mysterieuze sfeer: “Waar bent u toch zo bang voor?” vroeg iemand mij / ik zei: “Wilt u met me ruilen van huid?”. Geregeld wat witruimte. Soms slechts één regel op een pagina: Wat zit er op de plaats van je hart, of één woord op de volgende: Wat?
Als de ik volwassen wordt, kondigt de liefde zich aan, met als tegenpool de eenzaamheid. Wat blijft is de taal. De taal waar omzichtig moet mee omgesprongen worden om vat te krijgen op de realiteit, want The highest things are beyond words - citaat van Ben Okri dat de bundel afsluit.
Wie de mogelijkheden van de taal als middel om herinneringen in kaart te brengen in vraag stelt als Kreek Daey Ouwens en rond dit thema een even eigenzinnig als fascinerend oeuvre heeft opgebouwd dat garant staat voor een aparte leeservaring, weet ons hart te beroeren.

Oefening in het alleenlopen, Gedichten, Kreek Daey Ouwens, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2017, ISBN 978-90-284-2704-4

(Roger Nupie)