Ik
ben boos geboren / zwijgend met vuisten / tot de hielen gesloten / verloren / omdat
zij mijn moeder was.
Als eerste verzen van een dichtbundel kunnen ze tellen. Maar de uitzonderlijke
debuutbundel van Anne Meerbergen is veel meer dan een retroactief poëtisch
dagboek. Hier geen huilerige terugblik op een ‘ongelukkige’ jeugd, maar een
analytische, ironische, ook milde weergave van twee generaties moederschap: de
moeder én de dochter van de moeder als zij op haar beurt moeder is. Zoals zij mij kraakte / zo zal ik je / haren
strijken … ik leer je hoe te plooien / dagelijks maak ik je weerbaar / breekbaar
voor later. Dat staat in de tweede cyclus van de bundel, onder het motto: heupbreed zitten moeders - gerokt in oude
dromen.
Maar dit milde
‘aanmoederen’ wordt voorafgegaan door de bittere beschrijving van een jeugd
waarin het woord vader vervangen wordt door ‘de man’, de moeder vaak door ‘zijn
vrouw’. Deze eerste cyclus in de bundel Aanmoederen
draagt de titel moedervlek; wat aanmoederen voor de dichter betekent
wordt al gauw duidelijk: zoals goede
moeders / ze leerde me aanmoederen / maar dan volledig omgekeerd // ze had
niets om handen en was / het dagelijkse ijs / wij deden niet aan smelten […]
Deze ijstijd van
het kind echoot terug in de revolte van de puberteit: ik omarmde als een oude vriend / de koude en al wat broos, alles / kon
ontploffen, ook ballonnen. En ook dat ontploffen is een voorecho van de
beschrijving van de tafel in het gezin. Hier is de tafel geen gezellig trefpunt
waar de kreet ‘aan tafel’ de verlossing betekent van huiswerk, van discussie en
overleg, nee, aan de tafel van aanmoederen
heerst oorlog.
Heel anders gaat
het eraan toe aan de tafel waar plannen worden gesmeed als de kinderen de
dichter een weg van hun wieg naar de
uithoeken/en verder van de wereld
trekken: we zitten rond de tafel / herhalen
ons tot we vertrouwd / praten over lichtjaren. In dat latere leven staat
het kind, intussen ook moeder, zelf aan de kook. Dat gaat ook niet zonder slag
of stoot: vandaag verdwaalde ik / tussen
aanrecht en voorraadkast / mijn handen vol geschaafde amandelen.
De dichter
beschrijft vol warme emotie de gevaren van haar aanstaande moederschap en het
kwetsbare kind in de couveuse: met
opgekropte moedermelk / sta ik voor de couveusewand / lek melk en troost /
draag.
Uit al deze strikt
persoonlijke, intieme momenten puurt de dichter een weergaloze inspiratie,
bitter en zacht als gestoofd witloof (om eens even ook wat culinairs uit mijn
eigen kast te halen).
Anne Meerbergen
sluit deze bundel af met herinneringen aan een woestijnreis die misschien wel
een metafoor vormen van de weg die ze aflegde om tot het kortste, éénregelige
gedicht uit deze bundel te komen: het
geleende zand wordt uitgeschud. Poëzie ligt voor het rapen, maar je moet
haar zien liggen. Anne Meerbergen heeft haar gezien. Haar debuut staat als een
huis.
Aanmoederen, Anne Meerbergen,
Uitgeverij P, Leuven, 2018, ISBN 978 94 92339 546 64
(René
Hooyberghs)