Drie ramen geven uitzicht op de
drie afdelingen van Marleen de Crée’s poëziebundel Fluisterlicht. De ramen zijn eigenlijk ogen. Jean de Crée
fotografeerde de vensters in een verlaten huis en dichter Marleen de Crée kijkt
er door naar een verleden dat algemeen invoelbaar is. Hoewel? Het stof en de
verlatenheid van het huis in Bree dat de gedichten aanwakkerde, worden ook met
het heel persoonlijke vermengd.
Er valt in het diffuse licht van
‘voorbij’ genoeg te onderscheiden (en bij De Crée te horen). De synesthesie, de gewaagde verbinding van twee
zintuiglijke waarnemingen, is hier zeker niet geforceerd. Wie goed luistert,
‘hoort’ het gelispel van huizen die van niemand meer zijn. Het verhaal dat de
lege kamers en verstofte gangen vult, is
natuurlijk vooral het verhaal van de verdwenen bewoners.
Bij het zachte van de titel Fluisterlicht sluit de toon van de
dichter aan. Ondanks het spannende van de vaak personifiërende beeldspraak,
zijn de gedichten niet opdringerig. Het zijn reflecties, die zo maar lijken
binnen te komen, zonder enige gezwollenheid.
op de vliering van het geheugen / kwam ik ze allemaal tegen. / hoorde
ik de stemmen in de kieren / van het dak, was ik weer thuis.
Bij De Crée is ‘leeg’ niet een
toestand waarin alles ophoudt. De huizen zetten ook zonder mensen hun bestaan
voort. Ze krijgen in Fluisterlicht
ongedwongen bezoek van de stilte, de winter, de nachten. Zo krijgt deze
fluistertocht door het voorbije een interessant, bijna metafysisch, accent.
ijs klom naar binnen, / een zwaar, angstig ijshart. / een kille zwarte
woestijnnacht / in de handboeien van de kou.
De dichter inspecteert de
vertrekken van het huis en komt het verleden in flarden tegen. Kleuren,
lachjes, kindergeheimen, een vader: niets blijkt uitgeveegd. Het huis wordt tot
een geheugen, een collectieve bovenkamer waarin ook de lezer een zoektocht kan
ondernemen.
De ramen met spinrag, kippengaas
en stofnesten bieden uitzicht op verschillende tijdpaden. Naast veel verleden
is er toch ook wat van de toekomst. Geen glanzende vergezichten maar wel een
niet te ontlopen beweging van het licht (de wegwolkende dag, de naderende
nacht).
de nacht strekt zich. nevel komt / schuilen in het dal. uren rekken /
zich uit. tijd om te vertrekken voor / de winter zich sluit. tot de / regen
struikelt over het zand / zijn wij hier samen. // we kwamen, we zochten hier /
een sleutel en vonden /
duizend deuren zonder
slot.
In Echt 2 wordt verrassend met droom en werkelijkheid omgesprongen. De
droom oftewel het niet bestaande is daar de ware realiteit.
de droom was echt / behalve een naam die / niet van mij was. woorden /
lagen te wachten. verdwenen / zodra ik iets te zeggen had. / bleven op mijn
tong plakken. / stropten in mijn keel. / de droom was echt. ik niet. / ik was
er maar even.
In een leeg huis kun je veel vinden. De Crée bewijst het.
Fluisterlicht,
Marleen de Crée, Uitgeverij P, Leuven, 2014, ISBN 978-94-91455-41-4
(Erick Kila)