Op de toppen van de Parnassus


1.
Mijn vader meldde zich na de bevrijding als vrijwilliger voor uitzending naar Nederlands-Indië. Hij genoot zijn militaire opleiding in Engeland, in Wolverhampton. Van daaruit werd hij uitgezonden. Heel veel meer weet ik eigenlijk niet van zijn ‘Indische tijd’, want hij sprak er nauwelijks over. Het zijn slechts fragmenten van zijn verhaal, het meeste is een gesloten boek dat hij in zijn hoofd had, nooit heeft willen ‘bevrijden’. Pas jaren na zijn dood ontving ik kopieën van brieven die hij naar zijn oudste broer gestuurd had, waarin hij open over zijn geloofstwijfels schreef, maar weinig over zijn dagelijkse beslommeringen. Wel weet ik, dat hij via de kerk contact had met een plaatselijke familie, waarvan de dochter een oogje op hem had. Althans, dat liet hij eens doorschemeren in een van de weinig vertrouwelijke ogenblikken die wij deelden. Zij wilde wel, maar hij dorst niet. Terug in Nederland ontmoette hij mijn moeder. Thuis herinnerden een paar voorwerpen (een asbak, theelepeltjes, een kleedje, wellicht meer, maar dat ben ik vergeten) aan zijn tijd in Indonesië.

2.
Tijdens en na mijn lerarenopleiding bouwde ik een vriendschap op met mijn dramadocent die ook allerlei projecten ontwikkelde en door studenten liet uitvoeren. Wij maakten samen een poëziespektakelstuk voor leerlingen van groep 8 en/of de brugklas, dat door 6 studenten werd uitgevoerd. Hij was in 1934 geboren te Bandung. Tijdens de oorlog werd hij met zijn moeder in een jappenkamp opgesloten, zijn beide broers waren ouder en zaten al in het mannenkamp. Ook hij was niet zo mededeelzaam over de periode van de onderdrukking en van de tijd erna. Het enige, wat ik van hem weet, is dat het bezit van een lepel het verschil maakte tussen leven en dood: zonder lepel kon je het eten niet binnenkrijgen …

3.
De verhalen die ik niet te horen kreeg als kind en als kameraadje, tekent Ellen Deckwitz in haar jongste bundel, Hogere natuurkunde, wel op. De bundel is haar relaas van het verhaal dat haar oma en lotgenoten haar in diverse ontmoetingen vertelden en dat zij in een lang gedicht in 12 delen mengt met reflecties op haar leven en dat van haar moeder. Hoe DNA herkenbaar terugkeert in de moderne tijd, in de dagen van haar eigen leven. In enkele scènes blikt zij terug op de geschiedenis van haar oma tussen geboorte (in 1921) en dood in 2014.
De bundel is de weerslag van de symbiose van dichter, grootmoeder, kleindochter in een behuizing die de muze waardig is. Het is meer dan een poëziebundel, het is de krachtbron die ervoor zorgt dat woorden in beelden en herinneringen samenkomen in een liefdesverklaring aan de herkomst en de toekomst van de dichter. Opdat wij nooit vergeten, wie wij zijn: naaste afstammelingen van onszelf. Het verhaal dat Ellen Deckwitz heeft opgetekend uit de mond van haar grootmoeder, uit vertellingen van overlevenden, is kunstig vervlochten met haar herinneringen aan de middelbare schooltijd, waarin de natuurkunde (vooral de geluidsabsorptie) een eigen positie innam. Zeker in deze terugblik. Een gekmakend goede bundel!

Hogere natuurkunde, Ellen Deckwitz, Uitgeverij Pluim, Amsterdam, 2019, ISBN 978 949 292 80 54

(Wim van Til)