In de poëzie van Albertina Soepboer
(Holwerd, Friesland, 1969) raak je aangenaam verstrikt. Er ontvouwt zich een
weefsel van taal waarin geest en tijd blijven haken. De werkelijkheid wordt
waargenomen en aangetipt om daarna te verspringen in een associatieve mengeling
van herinneringen en verdromingen.
een toen wat
wegraakt in zandkorrels – wat achterblijft, stom en
op de natte
stenen: een web van mist en verre stemmen
Een ‘toen’, je ontkomt er niet aan. Wat
gebeurd is, blijft op een geruisloze wijze bestaan. In vertakkingen ontbreken (in de titel en in de poëzie) hoofdletters.
Het komt volkomen overeen met het wezen van Soepboers verzen. Er zit een fluïde
dieptestructuur onder de oppervlakte van het waarneembare, een stelsel van vertakkingen
waarin alle angsten, herinneringen en schaduwen op een gelijkwaardige manier
samenspelen.
Je moet er wel een antenne voor hebben,
voor deze gedichten. Het diepe, het onzichtbare, zingt zich alleen los voor de
‘gevoelige’ lezer. Deze omgang met woorden (gebruikt als toegang tot het domein
van het onzegbare) is gewaagd en avontuurlijk. Het is goed dat er nog uitgevers
zijn die ruimte bieden aan poëzie die
afwijkt en zoekt.
ik trek de woorden
open, strak en onherbergzaam
ik puzzel ze uit
elkaar – de dekens zijn geen schuil
de nacht is
medogenloos licht – er valt geen
touw
We vergeven de dichteres graag de taalfout
in meedogenloos, want juist dankzij
hun duwen tegen taalregels en conventies gaat er een verstilde kracht uit van
deze titelloze gedichten. Ook de taalgrens wordt hier en daar doorbroken: het
Fries en het Engels komen op een vanzelfsprekende manier in de ‘vertakkingen’
voor.
in de nazomer mag
je spelen, het wad kent geen einde
de veerboot kruipt
langs, de koffie is zoet en langdradig
de bus gaat
voorlopig niet vertrekken – ik neurie de tijd
voorbij – sweet
dreams are made of this who am I to dis
agree – gaan we nu vertrekken mem, mem, gaan we
rijden
op een strook zeemos waar moedig mussen rondhippen
tijd is mijn
bijzaak die vraagt om een grondige opheffing
en je stem –
fluweelvast – zingt mij het zilte uit, naar huis
Tijd is een bijzaak die moeiteloos wordt
weggewoven. De grondtoon is het enige dat telt bij Soepboer. En in het
woordeloze gevoel dat zich opdringt als je je laat meevoeren op de stroom van
gedichten, zijn heden, verleden en toekomst alle opengesteld en beschikbaar.
Ergens staat zoals de werkelijkheid tegen een struik aanleunt. Bij het lezen van
vertakkingen bekruipt je het gevoel
dat de werkelijkheid af en toe moe moet zijn van het ophouden van alle schone
schijn. Soepboer laat haar daarom regelmatig rusten om vrij baan te geven aan
het ‘diepe’.
het
silhouet – waarom verzamelde ik mijn
taal
zoekend naar
onderstroming – het gras dat nu
bruin ademt –
vruchtbaar roept iets in de diepte
Taal als aanleiding voor een gedachtenreis
naar de onderstroom van de werkelijkheid. Lezen wat niet zichtbaar, maar wel
voelbaar is. Een intrigerende bundel is het resultaat.
vertakkingen,
Albertina Soepboer, uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2019, ISBN
978-90-254-4618-5
(Erick Kila)