Gert de Jager (° 1957) studeerde Nederlands en Algemene literatuurwetenschap aan de universiteit van Utrecht. Hij wordt dus terecht omschreven als Neerlandicus en literatuurwetenschapper.
Over zijn capaciteiten als essayist en literatuurwetenschapper laat ik me hier niet uit, omdat ik in deze literaire categorieën ook nog geen werk van hem heb gelezen. Over zijn hoedanigheid als dichter kan ik na lezing van zijn bundel O, lichtkelk alleen maar zeggen dat deze dichter niet het minste benul heeft van wat poëzie is.
Wat in de bundel O, lichtkelk wordt voorgesteld als gedichten zijn dus geen gedichten. Ik pluk een willekeurig gedicht uit deze bundel met als titel Twee of drie hoog:
Luisteren naar de middelmatige componist / terwijl de regen valt / nee, dreigt te vallen / net niet valt, / de middelmatige uitvoering / van ik weet niet wat / ik weet niet hoe hij heet, de componist, / middelmatig stuk misschien / middelmatige componist misschien / of uitvoering / terwijl de regen valt / nee, net niet valt uit de hemel / en de muziek klinkt uit het raam / van twee of drie hoog, schat ik, hoe dan ook een woning in deze straat.
Dit gedicht is op de een of andere manier een beetje tekenend voor de meeste gedichten in deze bundel: dit is geen gedicht. Dit is een zeer matig stukje proza, waarin een schrijver verslag uitbrengt van het feit dat hij uit het raam bij de buren muziek hoort die hij maar middelmatig vindt en waarvan hij de componist niet kent. That’s it. Deze dichter denkt dat een gedicht gewoon proza is, waarbij je de regels gewoon afbreekt en niet tot het einde van de pagina laat lopen.
Ik breng nog graag een gedicht aan om te illustreren wat ik hierboven over de poëzie van Gert de Jager beweer. Het is het gedicht waar de bundel mee afsluit, namelijk Zijn schrijfmachine:
Everybody ’s going home in October, schreef / Jack Kerouac, terwijl hij on the road was? / Ik las niets van hem behalve die ene regel. / Dus zelfs dat boek niet. Waarschijnlijk / zat hij achter zijn schrijfmachine, / hamerend, ritmisch hamerend. / Op weg naar huis. Het boek dat iedereen / las: On the road.
Weer een stukje proza, waarvan de regels voortijdig zijn afgekapt. Als een dichter dergelijk soort gedichten schrijft, dan vraag ik me ook af hoe deze schrijver een graad als algemene literatuurwetenschapper heeft verworven.
Gert de Jager is trouwens een literatuurwetenschapper die On the road van Jack Kerouac nooit heeft gelezen, en daar dan ook nog een beetje prat op gaat. Bij lezing van dergelijke onzin rijzen de haren me te berge.
De bundel O, lichtkelk is uitgegeven bij Gaia Chapbooks, de uitgeverij van Ton van ’t Hof. Ook hierbij stel ik me de vraag hoe deze uitgever het ingezonden werk van zijn auteurs beoordeelt. Als een uitgever een dichtbundel uitgeeft, dan mag de lezer toch verwachten dat hij gedichten krijgt te lezen, niet?
O, lichtkelk, Gert de Jager, Gaia Chapbooks, Leeuwarden, 2024, ISBN 978-1-304-13524-7
(Joris Iven)