Een terugblik op een leven


Frans Kuipers (°1942) is een Nederlands dichter uit het Noord-Brabantse Vught, die op jonge leeftijd is gedebuteerd. Zijn eerste bundel Zoals wij verscheen in 1965, zijn tweede bundel Twee jaar later inderdaad twee jaar later.

En dan was het tien jaar stil. Eind de jaren zeventig verschenen nog enkele bundels, maar zonder grote breuklijnen met zijn bundels van de jaren zestig. Na dit keer een stilte van zeventien jaar verscheen in 1997 de bundel Wolken jagen bij uitgeverij Atlas Contact.

Een tweede keerpunt in de bekendheid van Frans Kuipers poëzie valt te noteren in 2004, wanneer Gerrit Komrij negen gedichten van hem opneemt in de overzichtsbundel De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Frans Kuipers behoort toch niet echt bij de betere Nederlandse dichters, en dat heeft zo zijn redenen.

De bundel Uit hoofde van jut, die nu ter bespreking voorligt, illustreert dit in grote mate. Op de website van de uitgever wordt de bundel aanbevolen met deze woorden: ‘Een oudere dichter blikt terug op zijn leven. De lezer wordt meegenomen in gedichten over de naïeve beleving van het kind, de hevigheid van een puberliefde en de angst om alleen over te blijven.’ Dit is een juiste en verantwoorde aanbeveling van deze bundel. De gedichten gaan over het terugblikken van een oudere dichter op zijn leven.

Maar Frans Kuipers doet dit in gedichten die soms nauwelijks gedichten kunnen worden genoemd, omdat ze veel te prozaïsch zijn geschreven. Het gedicht wordt vaak niet opgetrokken uit beelden en taal, maar uit stellingen en overtuigingen, die in het beste geval als een vraag worden geformuleerd, zoals bijvoorbeeld in het derde gedicht: … lijven lijken luchtkastelen,/waar is zus en zo gebleven, waar is die en die/en waarom schrijft men en voor wie?
En als de dichter oud is en terugblikt op het leven, kijkt hij natuurlijk ook vooruit naar de dood. In het zevende gedicht van de bundel neemt Frans Kuipers afscheid van zijn nabestaanden en hij doet dat zo: Tot slot, uiteindelijk, ten laatste doe ik mijn stervelings ding/en laat jullie mijn spiegel en sleutel, kleren en klok;/sneeuw erover, al die blaadjes van de kalenderboom gevallen. Deze formulering vind ik niet alleen prozaïsch, maar ook nog omslachtig. Uitleggerig, en daarom niet krachtig.

Toch heeft de bundel Uit hoofde van jut ook zijn betere kanten. De constructie of de opbouw van de dichtbundel is heel doordacht. Het is de dertiende bundel van Frans Kuipers en het laatste en dertiende gedicht van de eerste afdeling van de bundel opent met deze regel: Ik ook wissel wat af en schrijf uit hoofde van jut. De laatste vier woorden van deze regel vormen de titel van deze bundel.


Uit hoofde van jut, Frans Kuipers, Atlas|Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2024, ISBN 9789025475765

(Joris Iven)