Een lezenswaardig kleinood

Nauwelijks elf maanden na de presentatie van zijn voortreffelijke dichtbundel Andere taal, verschijnt van Bert Bevers Arrondissementen. Het zou de indruk kunnen wekken dat hij een veelschrijver is, maar het tegendeel is waar. Arrondissementen is een doorwrocht werkstuk dat getuigt van intensieve en bedachtzame arbeid en respect voor de taal, die hij rigoureus maar bijzonder adequaat gebruikt om zijn poëtica vorm te geven. Arrondissementen is het best te omschrijven als een poëtische reflectie van de dichter zwervend door Parijs en haar 20 arrondissementen. Zijn tocht begint in het twintigste arrondissement om zo, gedicht na gedicht, naar het hart van de stad door te dringen en te eindigen in het eerste. Aan elk arrondissement wordt een gedicht gewijd en al lezende word je deelgenoot aan de dichter zijn stadsverkenning. Je ziet hem als het ware aan een terrasje zittend of achter de ruiten van een Parijse bistro zijn gedicht neerschrijven. Een geduldige gids ben ik, met potloden volop. Hier / ruikt het naar noten uit een oudere herfst. Een man / met een grote lederen handschoen lijkt te zwaaien...
Elk gedicht vertrekt vanuit een observatie, een historische gebeurtenis of soms slechts een eenvoudig fait divers, zoals in XVII: Rood boven de hoge stad een volgzame ballon, speels als / een pimpelmeesje in april., of in VIII refererend naar de woonplaats van Francis Poulenc in de schaduw van de Madeleine: Hij kwam de stad niet bevangen binnen, onwetend als / Kaspar Hauser. Hij kwam ter wereld, aan de Place / des Saussaies.
Maar typisch voor de poëzie van Bert Bevers volgt in het tweede deel van het gedicht de reflectie. In deze bundel zijn het commentaren, beschouwingen, soms zelfs louter bespiegelingen zoals in XVI: verschanst achter luiken het gistend verraad van de / ontwarring uit logge omhelzingen. Van vaders het lot / zijn de dochters. Er valt een natte, natte regen., of in XVIII, het prachtige vers: Haal uit het vel van de jeugd toch het sierlijke woord en in II, het slotvers: Als rebussen zwijgen daar nu de spiegels.
Zoals ook in zijn vorige bundels is er opnieuw een sterke eenheid tussen vorm en inhoud. Bevers gebruikt in deze bundel rigoureus de sonnetvorm, weliswaar zonder rijmschema, maar verder sterk gestructureerd: twee kwatrijnen beschrijvend en vaststellend, waarna de wending komt en de beschouwing in de twee terzinen. Er wordt daarbij veelvuldig gebruik gemaakt van het enjambement, waardoor het ritme versterkt wordt en er meerlagige interpretaties mogelijk worden.
Het is precies deze verstrengeling van feiten en overpeinzingen, verdicht in een metrisch strak sonnet, die van deze bundel een bijzonder lezenswaardig kleinood maken, dat bij elk bezoek aan Parijs in je tas zou moeten zitten en vooral gelezen worden, zittend aan zo'n klein rond bistrotafeltje. Het is daarbij een leuk detail dat in de aantekeningen aan het einde de dichter telkens elk gedicht inhoudelijk duidt. De bundel is bovendien bijzonder fraai vormgegeven door graficus-uitgever Gerrit Westerveld.

Arrondissementen, Bert Bevers, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2011, ISBN 978-90-76644-58-5

(Richard Foqué)