Minnelijke
Schikking
van Al De Boeck gaat over de raadselachtige verrukkingen van de liefdesrelatie.
Schoonheid en intimiteit staan centraal maar ook de twijfel en de angst in de
zoektocht naar het wezenlijke, de waarachtigheid van de liefde.
De woorden en beelden zijn niet alleen
‘minnelijk geschikt’, ze nemen ons ook mee in het hoofd en het hart van de
dichter. De taal is lyrisch, vertellend, parlando, soms zelfs iets langoureus.
Esthetiek is voor een verfijnde ziel als Al De Boeck belangrijk maar tegelijk gekoppeld aan een zekere schroom. Het mysterie van de man/vrouwrelatie vindt zichzelf weerspiegeld in het mysterie van het metaforenspel. Zeker zo belangrijk als het gezegde is het verzwegene in deze poëzie. De stilte heeft zo haar rechten en zo ook de verbeelding van de lezer. Niet toevallig voelt de dichter veel verwantschap met de raadselachtige originaliteit en authenticiteit van de Nederlandse dichter Jozef Eijckmans.
Esthetiek is voor een verfijnde ziel als Al De Boeck belangrijk maar tegelijk gekoppeld aan een zekere schroom. Het mysterie van de man/vrouwrelatie vindt zichzelf weerspiegeld in het mysterie van het metaforenspel. Zeker zo belangrijk als het gezegde is het verzwegene in deze poëzie. De stilte heeft zo haar rechten en zo ook de verbeelding van de lezer. Niet toevallig voelt de dichter veel verwantschap met de raadselachtige originaliteit en authenticiteit van de Nederlandse dichter Jozef Eijckmans.
In de eerste cyclus van de bundel (ZIJ-gedichten) schetst hij het kader van intimiteit en tracht hij
deze te definiëren. Met de pasteltinten van het avontuurlijke en erotische
vertaalt hij het samen zijn in de opmaak van de taal. Een subtiele toets rouge
en oogschaduw achter de woorden onderlijnen de charme en schoonheid. Vóór de
vrouw uitgaat, maakt ze zich op. Zo ook de dichter met de taal.
In de tweede (IK) cyclus evolueert het poëtische naar een extatische hommage aan
de vrouw. Zonder pasklare antwoorden te geven dringt de dichter dieper door in
het relationele universum. Tot op het punt waar het vertrouwde vreemd wordt en
de twijfel opdoemt. Wat is waar en onwaar? Wat is werkelijk/onwerkelijk? In
hoeverre dringt de poëzie door in het universum van de werkelijkheid of … van
verbeelding?
In de derde cyclus (WIJ) tekent zich een verlangen af naar de Elyseese velden van
gelukzaligheid. Is de werkelijkheid het Paradijs
van de waarschijnlijkheid (gedicht 6)? Het mystiek/beschouwende en
onbeweeglijke van de meditatie voert ons, als in een stilleven, naar het
innerlijke van de dichter: Hier heeft afwezigheid
nu aan zichzelf genoeg (gedicht 16).
De realiteit wordt metafysisch-abstract.
In de laatste cyclus Langer Licht mediteert de dichter over begrippen als schoonheid,
vergankelijkheid en tijdloosheid. Nooit zijn tederheid en melancholie ver weg.
De weg van de rede is hier overgegaan in het bospad van de fantasie. De
dichterlijke intuïtie loopt vooruit op het rationele en biedt meer verrukking
dan de kille logica. Bovendien heeft het intuïtieve ook altijd de charme van
het ongekende, het verrassende. En dit onverwachte roept vanzelf de aha-erlebnis
op.
Alles bijeen een bundel die de rijpere expressie
is van een dichter die tot een zekere maturiteit gekomen is. Niet alleen
ontvouwt hij een panorama van grote innigheid maar tracht hij wezenlijke vragen
te stellen en vorm te geven. Astronaut De Boeck neemt ons met Minnelijke Schikking mee langs
kosmische wegen van ongekende en raadselachtige schoonheid tot beangstigende
echtheid. Is dit allemaal wel reëel en zo ja: hoe lang kan deze tijdloosheid
wel duren ?
Minnelijke schikking, Al de
Boeck, Vita, Zingem, 2014, ISBN 978-907-332-353
(Marc Bruynseraede)