Loslaten zullen ze nooit meer


Deze bijzonder mooi uitgegeven bundel met subtiele maar erg indringende illustraties van Robert Bosari betekent niet alleen het debuut als dichter van Marius Atmoredjo maar is tevens de eerste bundel in Nederland uitgegeven van een Surinaamse Javaan en meteen een significante bijdrage tot de bescheiden Surinaams-Javaanse literatuur. De dichter werd geboren in 1959 in Suriname, verhuisde in 1980 naar Nederland, waar hij werkzaam is als werktuigbouwer maar ook erg actief is binnen het vrijwilligerswerk in de Surinaams-Javaanse gemeenschap. Zijn overgrootmoeder Sarinah was Javaanse en migreerde als contractarbeider begin van de vorige eeuw naar Suriname.

Loslaten zullen ze nooit meer, de titel van de bundel verwijst meteen naar de thematiek van de bundel, die twintig gedichten bevat. Ze zijn geïnspireerd door de vele verhalen van zes generaties Surinaamse Javanen, die inderdaad de dichter nooit hebben losgelaten.

Het openingsgedicht Tastbaar is dan ook een ode aan die overgrootmoeder: Het enige en tastbare ligt in mijn hand / Haar foto met een nummerplaat op haar borst / genomen ergens in een depot / op een ver eiland / met haar naam erop... Het zet meteen de toon voor een reeks indringende en beklijvende gedichten, zoals Zondagochtend (pagina 39): De zonnesliert schuift tijdloos / van de wand met foto’s van het nageslacht / naar de wand met boeken / aan het einde van de dag / wanneer hij de mooiste verhalen verbleekt... Elk gedicht zoekt trefzeker naar de dichter zijn afkomst en poogt die vast te leggen als een poëtische foto. Een pogen ook om zijn Javaanse afkomst te duiden in dat Nederland, waar hij nu woont.

De Javaanse cultuur was oorspronkelijk oraal en werd via verhalen doorgegeven van generatie naar generatie. Klank en melodie zijn daarom belangrijk als dragers van de boodschap en in dit geval het vers en het gedicht. Dit is duidelijk ook te merken in deze bundel. In een interview zei Atmoredjo hierover dat de gedichten, die hij schrijft, zich in eerste instantie aan hem opdringen in het Javaans en hij die pas daarna tracht te verwoorden in het Nederlands. Het is telkens een soort overwinning op een taal, die hij als het ware steeds opnieuw moet veroveren. Hij doet dat meesterlijk in een op het eerste gezicht simpele zegging maar des te meer dringen ze door naar het hart van de lezer en dompelen ze hem/haar onder in die wonderlijke Javaanse wereld. Het is op zich een tour de force van een begaafde en taalvaardige dichter, die beide talen weet te versmelten tot een dichterlijke symbiose en een weg baant door dat noordelijke lage land.

Verleden en heden, afkomst en toekomst vloeien in elkaar en leiden tot aanvaarding te behoren tot twee culturen en dat te duiden als een verrijking: Maar diep in mijn hart / schuilt die ene rust / die je ooit als kiem had gelegd / maar die niet eerder naar boven kwam / dan op de dag dat ik weer / diep ben gaan graven. (bladzijde 25)

Het gedicht Djati kast (pagina 41) is daar eveneens exemplarisch voor. De vertaling ervan naar het Indonesisch door Siti Wahyuningsih en Albert Hagenaars is dan ook een terecht eerbetoon aan de wortels van de dichter en maakt de cirkel van zijn afkomst rond.

Loslaten zullen ze nooit meer, Marius Atmoredjo, In de Knipscheer, Haarlem, 2022, ISBN 978-94-9321470-5

(Richard Foqué)