De omtrek van water

Op 7 maart jongstleden werd in Bibliotheek Oostende de meest recente gedichtenbundel van Philippe Cailliau ten doop gehouden, De omtrek van water. Bij die gelegenheid gaf Alain Delmotte een zeer doorwrochte beschouwing die ik van harte in uw geconcentreerde aandacht aanbeveel. Hij is integraal te lezen op de site www.dighter.blogspot.com. De bundel werd degelijk en aantrekkelijk vormgegeven door Kleinood & Grootzeer. Het is Cailliau’s elfde en, na Het boek nul, Niets verloren en Tot de stenen wortel schieten, de vierde achtereenvolgende bij deze uitgever.
De gedichten zijn geordend in drie cycli. De eerste, Gulzig water, sluit het meest aan bij de intrigerende titel. In elk van de 25 gedichten handelt het om water in enigerlei vorm: zee, meer, bron, plas, dauw, druppels. Of elementen die bij water horen, zoals eiland, vis, schubben. In alle gedichten, ééntje uitgezonderd vinden we het woord ‘water ’terug. Als antipoden gelden land, vuur, as, droogte, smeulen, rook. Water heeft op zich geen omtrek, alleen datgene waarin water wordt vastgehouden. Water komt in steeds veranderende golvenpartijen aanrollen. Al stromend verandert het voortdurend van gedaante. Tot overmaat van ramp is het ook ons waarnemende bewustzijn dat onophoudelijk stroomt. Valt de werkelijkheid dan nog te vatten, laat staan in woorden uit te drukken? Daar hebben we nu poëzie voor. Onze gangbare ervaringspatronen bevinden zich hier op glad ijs. Ons vertrouwde idioom leent zich slechts voor metaforisch gebruik om een niet vertrouwde en moeilijk te benaderen werkelijkheid te beschrijven.
De cyclus opent niet met het titelgedicht, maar meer basaal: Alles begint bij het water. Ik citeer de veelzeggende slotstrofe: Niets gaat terug en niets is ongewild./ Uiteindelijk wordt alles lichte as./Begint hier water, eindigt land/ waar oude mensen perkament,/ waar mondig kind zichzelf embryonaal/vertelt dat het geboren wordt.
In het titelgedicht lezen we: Waarom heeft water ieder uur een andere/kleur, een nieuwe geur, waarom verschuift/in elk gezicht een nieuwe rimpelkaart?
De tweede cyclus, Niets is argeloos, beslaat acht gedichten, waarvan het tweede drie volle pagina’s lang is. Het heet Onzegbaar koud en beschrijft nu eens een realiteit die ons maar al te vertrouwd voorkomt en toch, in zijn gruwelijkheid namelijk, niet te bevatten is. Een medisch experiment met concentratiekampgevangenen. In het volgende gedicht vindt de gruwel een echo. Brussel 22 drie. Zaventem en metrostation Maalbeek. Het eindigt aldus: Geen mens zichzelf de rug toekeert./Vergeven is de kunst van de tragiek. En niemand,// niet iemand die vergeten wordt. De andere gedichten van de cyclus ademen juist een vredige, contemplatieve sfeer.
De derde cyclus, Topografie van de stilte, is net als de eerste duidelijk thematisch. Hij bestaat uit zes gedichten, die deze keer niet gaan over de ongrijpbare werkelijkheid, maar over het dichten zelf dat evengoed een vorm van zwijgen als van spreken kan zijn. Aldus is hij de Zwijger van zijn taal./ Men hoort hem niet, geluiden/ breken in zijn mond. En: Zelfs als hij stil onhoorbaar/sluipt is hij rebels, is hij/de Zwijger die betekenissen/ in zijn mond ontwerpt.

Omtrek van water, Philippe Cailliau, Uitgeverij Kleinood en Grootzeer, Bergen op Zoom, 2020, ISBN / EAN 978 90 76644 95 0

(Will van Broekhoven)