Heet en langzaam

Karel Sergen (die onder zijn echte naam Karel Segers ruim tien jaar als literair recensent voor Het Belang van Limburg werkte) is in het literaire Vlaanderen één van die geëngageerde en gedreven auteurs, die geloven in de helende kracht van de taal en van het schrijven. Hij was medestichter van Leuvense Letteren en van Mengmettaal, het pluralistische schrijverscollectief met standplaats Leuven.

Een veeldichter kan je Sergen niet noemen. Maar na een opgemerkt debuut in 1984 met de bundel Zonder verhaal publiceert hij met een gestadige regelmaat, om de 3 à 4 jaar, een doorwerkte bundel. Dit is zijn negende en zijn zesde bij uitgeverij P.
Zoals zijn vorige bundels drijft ook deze op een maatschappijkritische ondertoon, nauwelijks voelbaar maar daarom niet minder indringend. Het is typisch voor de poëzie van Sergen - en ze vindt daarin ook haar aanstekelijke kracht - dat hij zijn maatschappelijk engagement weet te verwoorden met een vanzelfsprekende elegantie en luchtigheid. Taal die ruimte laat, licht en speels als zeepbellen, die je met een goed gevoel achterlaat. Sergen is de meester van het alledaagse, dat hij transcendeert tot een erg toegankelijk poëtisch universum. In die zin is hij beslist schatplichtig aan Herman de Coninck. Sergen zelf noemt poëzie de vakantie van de filosofie. Het balkon keek uit over de wereld. / hij mocht er bellen blazen. de wind zat goed. / hij keek hoe soms het zonlicht kleur kaatste in een vlies.

De bundel bestaat uit drie cycli, telkens ingeleid en van elkaar gescheiden, door een wondermooie illustratie van Ingrid Gordon. Het thema is reizen, maar reizen om je eigen plek te ontdekken en er met nieuwe verwondering naar te kijken. Zijn gedichten lezen makkelijk, staccato verzen wisselen af met gebonden lyrische zinnen. Maar af en toe weet de dichter zich duidelijk niet in te tomen, waarbij het cliché wel erg dicht in de buurt is. Wat bijvoorbeeld te denken van waarom je bij het pellen van een verse ui / je traanklieren voelt zwellen, die prikkels / toch altijd. is dit een grap of om te huilen, /het is gênant, het mesje moet even aan de kant. Zo ook in het gedicht luca, waar bovendien de cadans, juist één van de sterke punten van Sergens poëzie, ontspoort en verdwaalt in volzinnen. daar zal zij staan, luca, bij de wilgenboom. / zij zal de vogels horen die na de nacht springen, zingen. / en zij zal dansen, traag, met de wind en naar het water luisteren /... Dit is jammer - wellicht had de dichter in dat verband hier en daar wat meer zelfkritisch mogen zijn - want deze bundel ademt een optimisme en een levenslust, die aansporen en aanstekelijk zijn. Zo bijvoorbeeld het pakkende openingsgedicht toestand: wat een mens opspaart, het ligt / breed uitgestald in zacht september en het wondermooie vraag.

Ik heb deze bundel met plezier gelezen, al was het bad bij momenten wat lauw.


Het bad heet en langzaam, Karel Sergen, Uitgeverij P, Leuven, 2011, ISBN 978-90-79433-67-4

(Richard Foqué)

Torhout vers aan huis

Als je het mij vraagt zijn er vandaag de dag niet genoeg goeie gelegenheidsbundels op de markt. Poëziepublicaties naar aanleiding van bepaalde evenementen worden in mindere mate op de markt gebracht en dat is jammer. Onlangs stootte ik op een werkje van Joris Denoo. Als Torhoutenaar werd hem door het stadsbestuur gevraagd om enkele gedichten aan Torhout te wijden en zo tot een samenhangend geheel te komen. Het boekje werd een keurige publicatie. Denoo heeft uiteindelijk 18 gedichten aan zijn geliefde Torhout gewijd. De auteur gaat terug in de tijd, hij mijmert en vertelt en komt via jeugdherinneringen tot gedichten die de tijd van toen evoceren. Hij laat zich leiden door wat hijzelf heeft gezien en wat hijzelf heeft meegemaakt. Wie de bundel leest, leert Torhout kennen zoals het was. Daarbij komen markante personages op de voorgrond. De dichter kiest eveneens voor die plekjes in de stad die een belangrijke rol in zijn leven hebben betekend en vooral indruk op hem hebben gemaakt. Het werk is als het ware een tijdscapsule geworden: anekdotisch interessant. Het stadbestuur van Torhout liet 4000 exemplaren drukken. Torhout vers aan huis is onderverdeeld in de cycli: Intro, Geschiedenis en Aardrijkskunde. Alles samen een interessante reeks gedichten. Een bezoek aan Torhout wordt na het lezen van dit werk nooit meer hetzelfde.

Straat zonder einde

Toen Hongarije nog oud was,
en Victor Vandewiele doodviel op zijn land,
en Charles Declercq de ene na de andere
sigaret zonder filter onbekommerd oprookte,
toen woonde ik in een doodlopende straat
en waande ik me een Oude Hein met een lamp
die mensen hielp om niet in putten te vallen.
Er waren ononderbroken wegenwerken in mijn hoofd.
Bij nacht en ontij was ik een baken.

Ondertussen heb ik Hongarije gezien: een dumpzaak.
Vandewiele pleegde eindelijk zelfmoord,
en Declercq kreeg een verdomd laffe kanker.
De spoorwegboom is nog altijd neergelaten:
een stommiteit van in het steentijdperk,
toen de mensen nog slim waren, dacht ik.
Dagelijks loop ik weer als kind door die straat
in mijn hoofd: gevaarlijke hond!, houtzagerij,
regen, gerinkel van glas in een boodschappentas.

Ik had die straat niet zeer hartelijk lief.
Het was mijn Hongarije, lijdensweg en fuik.
En wat ze verborgen hield voor de dichter
En dromer in mij : een Fransman die zerken kapte,
een koppel overlevende Joden, twee vrouwen aan de drank,
een hoedenmaakster en een hoer, een blinde,
een mager,dood meisje in een sportwagen.
En ten slotte ikzelf, vastgebonden aan een schooltas,
die altijd Sans Famille dacht te zijn.

Het is een straat die van geen ophouden weet.

De echte Torhoutenaar zal deze bundel met eerbied koesteren. Voor de andere stervelingen kan de inspanning van Denoo een reden zijn om de stad te gaan bezoeken. Ik weet niet of de bundel nog kan aangeschaft worden. De publicatie vermeldt nergens publicatiedatum. Een ISBN ontbreekt ook. Wie Torhout vers aan huis wil lezen kan misschien beter naar de bib trekken.


Torhout vers aan huis, Joris Denoo, Stad Torhout/Het Cultuurpunt, Torhout, z.j.

(Frank Decerf)

Fietsen is levensgevaarlijk

Requiem voor een wielrenner is een tot in de puntjes verzorgde bundel waarin Albert Megens (1939) hulde brengt aan niet één, maar zevenenvijftig wielrenners die op betrekkelijk tot zeer jonge leeftijd zijn gestorven. Het gaat hier om renners uit de Lage Landen, onder wie velen van wie de naam slechts bij ingewijden bekend zal zijn, en die nooit tot volle ontplooiing konden komen. Daarnaast namen met een meer bekende klank als Paul Haghedooren en Marc Demeyer. Het gedicht over deze laatste heeft een wrang slot: niet van ouderdom is hij gestorven, [...] Wel /tot en met berooid, bestolen en gekooid.
Een heel levensverhaal in een enkele regel, waarbij je in zekere zin verlangt om er meer over te weten te komen. Maar het blijft poëzie, het zijn geen biografieën. Alles toegespitst op de afgeknakte levens van ooit beloftevolle, toegejuichte of de hemel ingeprezen sportmannen die overdreven vlug werden vergeleken met Merckx of andere pedaalhelden. Wanneer het dan evolueert naar tegenslagen, gezondheids- of financiële problemen, tot de vroegtijdige dood erop volgt, dan komt dit als een onrechtvaardigheid over bij diegenen die in hen geloofden en de toekomst rooskleurig tegemoet zagen. Triomf en nederlaag zitten dicht in mekaars buurt.

Het is een prestatie om al die levens weer te geven tegen de achtergrond van - vooral - het Vlaamse landschap. De IJzer met de herinnering aan slachtingen, het parcours van spraakmakende wedstrijden. Zoals de 'godenzoon uit Ichtegem', Stive Vermaut wiens hart niet naar hem wilde luisteren: Jij sterft in het hospitaal / van Roeselare. Twee maanden na jouw dood is / jou postuum het vaderschap beschoren. Bij Megens geen lofzang op zwoegers die bergketens en tijd trotseerden, maar een ingetogen en meer dan eens hartverscheurend relaas over menselijke zwakheid en falen. Want het hart begeeft het soms, wil soms niet verder. Dit is een treffende aanvulling op de fotoboeken vol glorieuze succesverhalen, want roem en media-aandacht zijn niet evenredig verdeeld.

Arno Wallaard, beloftevolle neo-prof, bewusteloos geworden op weg naar huis na een koers. Geboren 1979 in Noordeloos, gestorven 2006 in Noordeloos. Het is om er woordeloos van te worden.... Megens is in zijn opzet geslaagd: de lezer leeft mee en kan zich gemakkelijk verplaatsen in die te vroeg afgesloten levens. De linosneden onderstrepen in hun sfeerschepping hoe de wielersport verbonden is met het maatschappelijke weefsel van consumptie, massa en media. De auteur benadrukt ook dat jonge coureurs moeten opletten voor overmoed en bekoringen, maar anderzijds ook dat men moet opletten te vlug doping als oorzaak van het overlijden aan te duiden, want al te dikwijls gaat het 'gewoon' om een hartafwijking of vermoeidheid door overmatige inspanningen.

Voor de lezer die van goede poëzie houdt, zij het dan toegespitst op één thema en met alle beperkingen dienaangaande, loont deze uitgave de moeite, maar een beetje wielerfan zal hier zonder twijfel geboeid én ontroerd in zitten bladeren om af en toe een gedicht in zich op te nemen.

Requiem voor een wielrenner, Albert Megens, teleXpress, Tilburg, 2011, ISBN 978-90-76937-2

(Guy van Hoof)

Zonder schuilhut zonder jager

Stijn Verrept is vooral bekend van zijn taaltips en zijn nooit aflatend engagement voor het hanteren van het correcte Nederlands in zakelijke communicatie. hij schreef veel publicaties op dat vlak. Reeds als jonge hoogleraar aan de UFSIA te Antwerpen was hij een prominent voorvechter voor het juiste en respectvol taalgebruik in het zakendoen. Hij sticht in 1978 De gouden veer, een prijs die nog steeds jaarlijks wordt toegekend aan een bedrijf, dat kwalitatief uitmunt in haar geschreven communicatie.

Dat Stijn Verrept op 73-jarige leeftijd debuteert als dichter is dan ook eerder verrassend, maar toch niet zo verwonderlijk. Voor Verrept is taal altijd een instrument geweest dat essentieel is voor begrip en meer eerbied voor elkaar. Respect voor de taal is voor hem daarbij essentieel. Het is precies dat respect dat afstraalt van zijn poëzie, die als het ware door die taal zelf gestuurd wordt, maar tezelfdertijd gedreven wordt door een innerlijke diep menselijke bewogenheid. De dichter, die zich overlevert aan de taal als een autarchisch medium maar toch heel bewust controle houdt, waarheen dat medium hem wil drijven. Het levert een merkwaardige poëzie op, die soms in zijn woordgebruik en constructies wat archaïsch aandoet, niet in het minst door het veelvuldig gebruik van het rijm, maar erg beklijvend inwerkt op de lezer. De grote schone droefheid van de treinen: / geliefden die verdwijnen / de man op leeftijd die alleen nog wacht... / Affiches van het paradijs dat per spoor is te bereiken, / verder reiken kan hij niet.

Verrepts gepolijste taal heeft weinig woorden nodig voor een maximale zeggingskracht en dit zonder hermetisch te worden. Ik hou wel van september: / de koele appel die op tafel ligt, / de milde weemoed op je aangezicht... / ik hou wel van september.
Dit gedicht is bovendien exemplarisch voor het thema van deze late debuutbundel, die handelt over verlies, het omgaan met de dood van je geliefde, de verwerking van het verdriet en de rouw. De dichter omzeilt daarbij de klip van de meligheid en slaagt erin om steeds weer dat onherroepelijke dat de dood is om te buigen naar hoop en verwachting, naar geloof in een toekomst, waar zich die ook bevindt.
Het titelgedicht zet reeds de toon: Ben ik de jager, jij de hinde? / Jij de jager, ik het hert? / Beider lot is weerloos vager, / zonder schuilhut zonder jager.
Soms worden de gedichten melancholische mijmeringen om een vervlogen maar nooit verloren tijd, ze krijgen dan haast een religieuze dimensie en worden bijna gebed, zoals in het gedicht Vader: Als ook ik sterf / laat mij u dan ontmoeten [...] zoals vroeger in uw huis / de armen om elkaar geslagen....

Zonder schuilhut zonder jager is een bundel, die je binnen handbereik wil op die donkere dagen, die éénieder wel eens overvallen, wanneer je een onderkomen zoekt om te schuilen voor de weemoed en het gemis.

Zonder schuilhut zonder jager, Stijn Verrept, Uitgeverij Epo, i.s.m. De Boekuil, Antwerpen, 2010, ISBN 978-9081546904

(Richard Foqué)

Havenklanken

“En als we nu eens een bundel maakten met havengedichten…” moet de gedachte zijn geweest. Een inderdaad hoogst interessante invalshoek. De haven is doorheen de eeuwen altijd al een bijzondere plaats geweest. Ze heeft altijd al als aantrekpleister gewerkt. Havens spreken tot de verbeelding en daar waar verbeelding speelt, worden dichters aangetroffen.
Met een betrouwbare bemanning van 6 internationale auteurs werd de uitdaging aangegaan. Waarden als Wilfried Bienek (D), Job Degenaar (NL), Peter Holvoet-Hanssen (B), Roger Nupie (B), Annmarie Sauer (USA) en Fred Schywek (D) stortten zich op dit karwei.
Havenklanken is een meertalige bundel geworden met Duitse, Engelse en Nederlandse versies van de verschillende thema's. Die bereiken op die manier een ruim publiek. Van Bienek is:

Nooit zonder haven

Zonder haven wisten schepen niet waarheen.

Toegang van water tot land, van zee tot ‘t thuis.
Grauwe wallen van de stad. Thuis achter kaaien. De vaste burcht.
De havenstad uit mensen aan levenslange ankers.

Stinkend staat de vis in ‘t water, ruikt nooit zichzelf.
Meeuwen vissen uit troebele wasem, spoken achter schepen.
Na elke zondvloed laagtij met nieuwe bemanning.

Ratten blijven, maar mensen zinken van boord in de bodem.
De zeeman hijst zijn bruiden naast het schip. Dan blaast hij aan
de storm in harten, die noch niet kloppen, voor weldra.

Neem me mee Kapitein op container. Verzadigt de haven
niet allen? Stomme machines. Mensen onder stoom. Schepen
met hemelbedden en moordtuig portvrij Villa Kakelbont.

Gene zijde of langszij. Wie niet wil vergaan, gaat
onder mensen en wie wil dito. Verzekerde Robinsons wachten
op Vrijdag die nooit verlaat wat hij is: een eiland.

Zonder haven wisten schepen niet waarheen.

Bij Bienek wil de dichter op de vlucht slaan, hij heeft het op het land gehad en voor hem is de zee de adequate ruimte om het geluk op te zoeken en te herontdekken. Fred Schywek kampt met het onmeedogenloos afscheid dat de dood ons oplegt. Doodgaan is een nooit eindigende zeereis beginnen. Annmarie Sauer herinnert aan de roemrijke dagen van de noeste Vlaamse scheepsherstellers en de onomkeerbare teloorgang van de scheepswerven omwille van economische verschuivingen. Roger Nupie begint met zijn klassieker De inscheping: een swingend gedicht dat in geen enkele anthologie mag ontbreken. Peter Holvoet-Hanssen versterkt de bundel met Vrijbrief: het eerste stadsgedicht dat hij voor Antwerpen creëerde. Job Degenaar laat ons genieten van een verstild havenbeeld op het einde van een drukke dag. Trefzekere observaties brengen de lezer tot rust.
Naast de individuele creaties schreven de deelnemende auteurs onder de dekmantel Charles Kléber gezamenlijk een cyclus in 48 regels. Een interessant experiment. Havenklanken brengt een schare dichters samen die kwalitatieve gedichten schrijven. Qua indeling is de bundel soms verwarrend. Het door elkaar laten vloeien van de diverse talen kan als storend worden ervaren. Het belangrijkste blijven uiteraard de gedichten zelf. De selectie die de uitgever samenbracht is een staalkaart van maritiem gerichte poëzie waaraan toch wel nood was. Ze kunnen gelezen worden zonder zeeziek te worden…

Hafenklänge-Havenklanken-Sounds of Harbour, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2010, ISBN 978-3-8391-7264-3

(Frank Decerf)

Een verticale horizon

De kracht van een titel is niet te onderschatten. Een poëziebundel blijft in wezen een letterlijk en vooral figuurlijk fijn ding dat via een uitgekiende strategie en trefzekere woordkeuze een lezer in de verleiding moet brengen. En dat is precies wat met mij gebeurde, Brak heeft mij verleid; althans de titel van zijn recentste bundel. Zeg nu zelf: Een verticale horizon prikkelt de nieuwsgierigheid. Wie de dichter Piet Brak niet kent, is niet goed bezig, niet op de hoogte en mist wat in zijn bibliotheek. Piet Brak, tevens beeldend kunstenaar, debuteerde in 1964 met de dichtbundel Apollo. Nadien volgden nog bundels als Woorden van Water, Gezangen voor een ter doodveroordeelde, 5 gedichten in het gras en De Kwakkel.
Een verticale horizon omvat 7 cycli. In Dagboek keert de auteur terug in de tijd en analyseert hij de gevoelens die de herinneringen aan zijn moeder en vader bij hem oproepen. Tedere poëzie gelukkig gevrijwaard van elke vorm van pathetiek. In Vliesvlees vond ik Avondangst een sterk gedicht:

Ik wil haarfijn luisteren,
bijvoorbeeld naar een trein,
of naar je lichaam in een holte
naast mij.

Ik wil haarfijn kijken:
naar de ernst van je blik
in het schemerlicht,
naar het lemmer van een mes
achter het raam,
naar een deur op een kier.

Dit is liefde zei je.

In de derde cyclus Observatie voelt de dichter verlies en gemis sterk aan. Vooral de moederfiguur, het meisje, de vrouw in het algemeen brengen hem tot kristalheldere poëzie. Deze gedichten maken stil. Pretentieloos wordt de roos geraakt. In de 5 gedichten in Waterhuid komt water in de diverse vormen aan bod: ijsschaatsen, tranen, varen en de zee zijn de karretjes waarin Piet Brak zijn lading analyses vastsjort. Een frisse kijk op reeds aangeboorde thema's. De volgende cyclus is getiteld Hemeltergend. Vanuit dagdagelijkse situaties weekt de dichter poëtische beelden los die op ons netvlies gebrand blijven. Zijn schijnbaar simpel woordgebruik verrijkt de duiding en zet aan tot ontdekking. De lezer treedt een wereld binnen waarin de verrassing, door een afgewogen woordenschat, de leeservaring nog versterkt.

Oostende – Hotel Polaris
Ze maakt zich hevig mooi,
en kijkt naar hem
met een marineblauwe blik.

Subliem in haar verveling
begeert ze hem in de roze
betegelde badkamer,
voor een vloeibare spiegel.

Ze wil hem pijn doen met haar
scherpe vingernagels,
in heimelijke onverschilligheid.

Het glimmende uitdagende lichaam
achter het douchegordijn golft
in een zeezicht
op de muur.

Daarna volgt de cyclus Klein Beschrijf. De bundel wordt afgesloten met de reeks Z-W-I-T-S-E-R-L-A-N-D, het resultaat van het Project Mens-Landschap waarin gedichten tot stand kwamen die een specifiek doel voor ogen hadden. Met Een verticale horizon heb ik een mooie bundel leren kennen en werd ik in mijn overtuiging versterkt dat Piet Brak een van onze betere dichters is geworden. Zijn taalpalet, zijn geduldig in elkaar zetten, zijn teder aanvoelen van kantelmomenten en zijn verbondenheid met de mens als onderwerp doen mij al naar de volgende publicatie uitkijken.

Een verticale horizon, Demer Uitgeverij, Diepenbeek, 2011, ISBN 978-1-4461-5918-7

(Frank Decerf)

Landbouwwerkkundig tuig

"Waer iemant duisent vreugden soek. Mijn vreugt is in dees' achterhoek." dichtte de Eibergse dominee Willem Sluyter in de 17de eeuw. Die vreugde vinden ook Hans Mellendijk, Louis Radstaak en Bert Scheuter in hun geboortestreek de Achterhoek. De dichters, die allen het levenslicht zagen in het dorpje Wisch, vormen gedrieën Het instituut Praktische Poëzie (HiPP). In de bijzonder smaakvol vormgegeven bundel TractorTracks en ander landbouwwerkkundig tuig bezingen zij liefdevol de herinneringen die zij koesteren aan hun jeugd in de Achterhoek, en de schoonheid van wat er in de Achterhoek zoal aan agrarisch materiaal bestaat. Dat doen ze in het Nederlands, maar ook in dat prachtig zangerige Nedersaksisch: Wat hei'j ow nów weer bi-j de vore ehaald? / Is't 'n stoomfoekepot? Nea, 't is 'n Hasnomag. / R420. Tweecylinder, diesel, 1959, 19 PK / bouwen vore an vore, de Achterhoek in cultuur, dicht Hans Mellendijk bijvoorbeeld. Kiek de trekker krig vleugels, / trök 'n mooie spräönevlóg (= Kijk de trekker krijgt vleugels, / trekt een mooie spreeuwenvlucht).
Ook Scheuter bedient zich in een vers van zijn streektaal: Dat is de plakhakke, / die olde plakhakke, met wörme in de stelle / en een eeuweg stille nakke. // Maor kump de snal aan 't krallen / zóllen zuukt de hänsken neer! / Dan heur i-j luude snallen: waor zol den hiet dan heer? Ook al begrijp je misschien niet alles meteen, deze strofen klinken als een klok. Denk er de stem van Bennie Jolink van Normaal bij, dat helpt!
Louis Radstaak herinnert zich de komst van 'een mechanisch wereldwonder' van de firma Hoopman Landbouwwerktuigen (Hola): nooit meer hoefde je knollen te plukken / met koude blote handen: / altijd in november, / altijd in de regen, / altijd in Aalten.
Mooie regels alom, zoals deze van Bert Scheuter: Dit oude land bevliegt de havik traag. Het boekje is voorts verlucht met onder meer Massey Ferguson met 'kouzak', een knappe ets van Louis Radstaak. Bert Scheuter knipoogt met Onzinnige feestelegie op old gereedschap, den arbeid muu naar die andere dichter die zijn Achterhoekse wortels nimmer verloochende, H.H. ter Balkt en dan met name naar diens bundel Oud gereedschap mensheid moe.
In totaal bevat TractorTracks vijftien gedichten, die elk op zich staan maar als rode draad die mooie gouw in het oosten van Nederland hebben. Een Bolinder-Munktell, een Hanomag, de heidesmid uit Halle-Heide, de hoefsmid uit Kasselder op Sinderen, plakhakke, schrapers en sikkels figureren in deze wonderlijke verzameling poëzie.
Achterhoekers houden van hun land, zoveel is duidelijk. Om met Scheuter te spreken: Dit land was as van vurig vorig leven, / dit land leeft: het is niet bang voor de dood. Hans Mellendijk, Louis Radstaak en Bert Scheuter (die als HiPP in hun streek ook regelmatig het podium betreden) mogen wat mij betreft hun fraaie geboortegrond (ik kom graag in die aangename contreien, als Brabander voel je je er welgekomen) nog dikwijls bewieroken!

Tractortracks en ander landbouwwerkkundig tuig, Hans Mellendijk, Louis Radstaak en Bert Scheuter, Uitgeverij HiPP, Varsseveld, 2011, ISBN 978-90-817464-0-3

(Bert Bevers)

Woorden

In het Limburgse Diepenbeek is al weer geruime tijd Demer Press actief. Door de ondertussen gekende manier van deze uitgeverij om kwalitatieve, aangenaam tactiele boeken op de markt te brengen, was ik alweer zeer aangenaam verrast toen ik dit werk leerde kennen. Ondertussen is deze uitgeverij aan een verovering van Letterenland begonnen en ook buiten de grenzen wordt haar vaandel vooruitgestuurd. Wie zit achter deze productieve strategie? Vanwaar die drang en die no-nonsense aanpak om de literatuur - en dan vooral de poëzie - te verdedigen door promotie, door stimulering en door uiteindelijk waardevolle projecten. Welnu, dat alles hebben wij te danken aan een sterke madame, een vrouw die van wanten weet en haar pen vlot over het papier laat dansen. En die in haar enthousiasme een legertje auteurs richting geeft. Hannie Rouweler, pleased to meet you…
Hannie Rouweler is onlazngs zestig jaar geworden en de wereld zal dat geweten hebben, vonden haar trouwe vrienden klaarblijkelijk. Een hele schare literatoren sloeg de handen aan de ploeg om tot een bonte verzameling gedichten, brieven, essays, besprekingen en dergelijke te komen. Van alle uithoeken van onze Europese wereld en ver daar buiten, hebben schrijvers van allerlei pluimage en leeftijden hun emoties, gevoelens en vooral appreciatie voor Hannie Rouweler op papier gezet. Die onderneming is geslaagd te noemen. We krijgen zo voeling met collega-auteurs uit Denemarken, Israël, Zuid-Afrika, IJsland, Amerika, Schotland, Roemenië, Tsjechië, Polen, Nederland en België. Zo leverde Miller Caldwell dit gedicht aan:

Dear Hannie

I have met Hannie
cultured, beautiful, poetic
I have met her twice
early in the morning
and late at night

Casual, graceful
and in a French red
rouge entrapped evening gown

Encompassing an active mind
which finds escape through ink
to please and educate

I have found Hannie
and Hannie found me

Well not as good as You meeting Jesus, poem : “I have met Jesus”.
A life enhancing moment on the Lake at Tiberias.
Yours is very thoughtful if not inspirational.

Het boek leest als een verademende en aangename aaneenschakeling van eerlijke boodschappen en zou eigenlijk in elke boekenkast een plaats mogen krijgen. Het is niet vanzelfsprekend om tot een goed uitgewogen geheel te komen als het een liber amicorum betreft. De teksten zijn meertalig en brengen een caleidoscopisch effect in het geheel. Het is een kennismaking met diverse culturen en invalshoeken. Een boeiende leeservaring! De warmte en de menselijkheid zijn verrijkend en de oprechtheid strekt veel verder dan een banale verzameling van zoetgevooisde, clichématige complimenten. Met Liber Amicorum - Woorden, een ander geschenk hoef ik niet zal de liefhebber van gave poëzie behouden thuiskomen, want de waarde ervan overtreft het louter persoonlijke. De gecreëerde poëzie is bruikbaar voor een ieder die op zoek gaat naar menselijke gedichten die geschreven werden vanuit een sterke, innerlijke en innige overtuiging. Het werk is universeel, tijdloos, verfrissend en zeer de moeite waard.

Liber Amicorum - Woorden, een ander geschenk hoef ik niet, Hannie Rouweler, Demer Press, Diepenbeek, 2011, ISBN 978-90-813070-3-1

(Frank Decerf)