Stijn Verrept is vooral bekend van zijn taaltips en zijn nooit aflatend engagement voor het hanteren van het correcte Nederlands in zakelijke communicatie. hij schreef veel publicaties op dat vlak. Reeds als jonge hoogleraar aan de UFSIA te Antwerpen was hij een prominent voorvechter voor het juiste en respectvol taalgebruik in het zakendoen. Hij sticht in 1978 De gouden veer, een prijs die nog steeds jaarlijks wordt toegekend aan een bedrijf, dat kwalitatief uitmunt in haar geschreven communicatie.
Dat Stijn Verrept op 73-jarige leeftijd debuteert als dichter is dan ook eerder verrassend, maar toch niet zo verwonderlijk. Voor Verrept is taal altijd een instrument geweest dat essentieel is voor begrip en meer eerbied voor elkaar. Respect voor de taal is voor hem daarbij essentieel. Het is precies dat respect dat afstraalt van zijn poëzie, die als het ware door die taal zelf gestuurd wordt, maar tezelfdertijd gedreven wordt door een innerlijke diep menselijke bewogenheid. De dichter, die zich overlevert aan de taal als een autarchisch medium maar toch heel bewust controle houdt, waarheen dat medium hem wil drijven. Het levert een merkwaardige poëzie op, die soms in zijn woordgebruik en constructies wat archaïsch aandoet, niet in het minst door het veelvuldig gebruik van het rijm, maar erg beklijvend inwerkt op de lezer. De grote schone droefheid van de treinen: / geliefden die verdwijnen / de man op leeftijd die alleen nog wacht... / Affiches van het paradijs dat per spoor is te bereiken, / verder reiken kan hij niet.
Verrepts gepolijste taal heeft weinig woorden nodig voor een maximale zeggingskracht en dit zonder hermetisch te worden. Ik hou wel van september: / de koele appel die op tafel ligt, / de milde weemoed op je aangezicht... / ik hou wel van september.
Dit gedicht is bovendien exemplarisch voor het thema van deze late debuutbundel, die handelt over verlies, het omgaan met de dood van je geliefde, de verwerking van het verdriet en de rouw. De dichter omzeilt daarbij de klip van de meligheid en slaagt erin om steeds weer dat onherroepelijke dat de dood is om te buigen naar hoop en verwachting, naar geloof in een toekomst, waar zich die ook bevindt.
Het titelgedicht zet reeds de toon: Ben ik de jager, jij de hinde? / Jij de jager, ik het hert? / Beider lot is weerloos vager, / zonder schuilhut zonder jager.
Soms worden de gedichten melancholische mijmeringen om een vervlogen maar nooit verloren tijd, ze krijgen dan haast een religieuze dimensie en worden bijna gebed, zoals in het gedicht Vader: Als ook ik sterf / laat mij u dan ontmoeten [...] zoals vroeger in uw huis / de armen om elkaar geslagen....
Zonder schuilhut zonder jager is een bundel, die je binnen handbereik wil op die donkere dagen, die éénieder wel eens overvallen, wanneer je een onderkomen zoekt om te schuilen voor de weemoed en het gemis.
Zonder schuilhut zonder jager, Stijn Verrept, Uitgeverij Epo, i.s.m. De Boekuil, Antwerpen, 2010, ISBN 978-9081546904
(Richard Foqué)
Dat Stijn Verrept op 73-jarige leeftijd debuteert als dichter is dan ook eerder verrassend, maar toch niet zo verwonderlijk. Voor Verrept is taal altijd een instrument geweest dat essentieel is voor begrip en meer eerbied voor elkaar. Respect voor de taal is voor hem daarbij essentieel. Het is precies dat respect dat afstraalt van zijn poëzie, die als het ware door die taal zelf gestuurd wordt, maar tezelfdertijd gedreven wordt door een innerlijke diep menselijke bewogenheid. De dichter, die zich overlevert aan de taal als een autarchisch medium maar toch heel bewust controle houdt, waarheen dat medium hem wil drijven. Het levert een merkwaardige poëzie op, die soms in zijn woordgebruik en constructies wat archaïsch aandoet, niet in het minst door het veelvuldig gebruik van het rijm, maar erg beklijvend inwerkt op de lezer. De grote schone droefheid van de treinen: / geliefden die verdwijnen / de man op leeftijd die alleen nog wacht... / Affiches van het paradijs dat per spoor is te bereiken, / verder reiken kan hij niet.
Verrepts gepolijste taal heeft weinig woorden nodig voor een maximale zeggingskracht en dit zonder hermetisch te worden. Ik hou wel van september: / de koele appel die op tafel ligt, / de milde weemoed op je aangezicht... / ik hou wel van september.
Dit gedicht is bovendien exemplarisch voor het thema van deze late debuutbundel, die handelt over verlies, het omgaan met de dood van je geliefde, de verwerking van het verdriet en de rouw. De dichter omzeilt daarbij de klip van de meligheid en slaagt erin om steeds weer dat onherroepelijke dat de dood is om te buigen naar hoop en verwachting, naar geloof in een toekomst, waar zich die ook bevindt.
Het titelgedicht zet reeds de toon: Ben ik de jager, jij de hinde? / Jij de jager, ik het hert? / Beider lot is weerloos vager, / zonder schuilhut zonder jager.
Soms worden de gedichten melancholische mijmeringen om een vervlogen maar nooit verloren tijd, ze krijgen dan haast een religieuze dimensie en worden bijna gebed, zoals in het gedicht Vader: Als ook ik sterf / laat mij u dan ontmoeten [...] zoals vroeger in uw huis / de armen om elkaar geslagen....
Zonder schuilhut zonder jager is een bundel, die je binnen handbereik wil op die donkere dagen, die éénieder wel eens overvallen, wanneer je een onderkomen zoekt om te schuilen voor de weemoed en het gemis.
Zonder schuilhut zonder jager, Stijn Verrept, Uitgeverij Epo, i.s.m. De Boekuil, Antwerpen, 2010, ISBN 978-9081546904
(Richard Foqué)