“En als we nu eens een bundel maakten met havengedichten…” moet de gedachte zijn geweest. Een inderdaad hoogst interessante invalshoek. De haven is doorheen de eeuwen altijd al een bijzondere plaats geweest. Ze heeft altijd al als aantrekpleister gewerkt. Havens spreken tot de verbeelding en daar waar verbeelding speelt, worden dichters aangetroffen.
Met een betrouwbare bemanning van 6 internationale auteurs werd de uitdaging aangegaan. Waarden als Wilfried Bienek (D), Job Degenaar (NL), Peter Holvoet-Hanssen (B), Roger Nupie (B), Annmarie Sauer (USA) en Fred Schywek (D) stortten zich op dit karwei.
Havenklanken is een meertalige bundel geworden met Duitse, Engelse en Nederlandse versies van de verschillende thema's. Die bereiken op die manier een ruim publiek. Van Bienek is:
Nooit zonder haven
Zonder haven wisten schepen niet waarheen.
Toegang van water tot land, van zee tot ‘t thuis.
Grauwe wallen van de stad. Thuis achter kaaien. De vaste burcht.
De havenstad uit mensen aan levenslange ankers.
Stinkend staat de vis in ‘t water, ruikt nooit zichzelf.
Meeuwen vissen uit troebele wasem, spoken achter schepen.
Na elke zondvloed laagtij met nieuwe bemanning.
Ratten blijven, maar mensen zinken van boord in de bodem.
De zeeman hijst zijn bruiden naast het schip. Dan blaast hij aan
de storm in harten, die noch niet kloppen, voor weldra.
Neem me mee Kapitein op container. Verzadigt de haven
niet allen? Stomme machines. Mensen onder stoom. Schepen
met hemelbedden en moordtuig portvrij Villa Kakelbont.
Gene zijde of langszij. Wie niet wil vergaan, gaat
onder mensen en wie wil dito. Verzekerde Robinsons wachten
op Vrijdag die nooit verlaat wat hij is: een eiland.
Zonder haven wisten schepen niet waarheen.
Bij Bienek wil de dichter op de vlucht slaan, hij heeft het op het land gehad en voor hem is de zee de adequate ruimte om het geluk op te zoeken en te herontdekken. Fred Schywek kampt met het onmeedogenloos afscheid dat de dood ons oplegt. Doodgaan is een nooit eindigende zeereis beginnen. Annmarie Sauer herinnert aan de roemrijke dagen van de noeste Vlaamse scheepsherstellers en de onomkeerbare teloorgang van de scheepswerven omwille van economische verschuivingen. Roger Nupie begint met zijn klassieker De inscheping: een swingend gedicht dat in geen enkele anthologie mag ontbreken. Peter Holvoet-Hanssen versterkt de bundel met Vrijbrief: het eerste stadsgedicht dat hij voor Antwerpen creëerde. Job Degenaar laat ons genieten van een verstild havenbeeld op het einde van een drukke dag. Trefzekere observaties brengen de lezer tot rust.
Naast de individuele creaties schreven de deelnemende auteurs onder de dekmantel Charles Kléber gezamenlijk een cyclus in 48 regels. Een interessant experiment. Havenklanken brengt een schare dichters samen die kwalitatieve gedichten schrijven. Qua indeling is de bundel soms verwarrend. Het door elkaar laten vloeien van de diverse talen kan als storend worden ervaren. Het belangrijkste blijven uiteraard de gedichten zelf. De selectie die de uitgever samenbracht is een staalkaart van maritiem gerichte poëzie waaraan toch wel nood was. Ze kunnen gelezen worden zonder zeeziek te worden…
Hafenklänge-Havenklanken-Sounds of Harbour, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2010, ISBN 978-3-8391-7264-3
(Frank Decerf)
Met een betrouwbare bemanning van 6 internationale auteurs werd de uitdaging aangegaan. Waarden als Wilfried Bienek (D), Job Degenaar (NL), Peter Holvoet-Hanssen (B), Roger Nupie (B), Annmarie Sauer (USA) en Fred Schywek (D) stortten zich op dit karwei.
Havenklanken is een meertalige bundel geworden met Duitse, Engelse en Nederlandse versies van de verschillende thema's. Die bereiken op die manier een ruim publiek. Van Bienek is:
Nooit zonder haven
Zonder haven wisten schepen niet waarheen.
Toegang van water tot land, van zee tot ‘t thuis.
Grauwe wallen van de stad. Thuis achter kaaien. De vaste burcht.
De havenstad uit mensen aan levenslange ankers.
Stinkend staat de vis in ‘t water, ruikt nooit zichzelf.
Meeuwen vissen uit troebele wasem, spoken achter schepen.
Na elke zondvloed laagtij met nieuwe bemanning.
Ratten blijven, maar mensen zinken van boord in de bodem.
De zeeman hijst zijn bruiden naast het schip. Dan blaast hij aan
de storm in harten, die noch niet kloppen, voor weldra.
Neem me mee Kapitein op container. Verzadigt de haven
niet allen? Stomme machines. Mensen onder stoom. Schepen
met hemelbedden en moordtuig portvrij Villa Kakelbont.
Gene zijde of langszij. Wie niet wil vergaan, gaat
onder mensen en wie wil dito. Verzekerde Robinsons wachten
op Vrijdag die nooit verlaat wat hij is: een eiland.
Zonder haven wisten schepen niet waarheen.
Bij Bienek wil de dichter op de vlucht slaan, hij heeft het op het land gehad en voor hem is de zee de adequate ruimte om het geluk op te zoeken en te herontdekken. Fred Schywek kampt met het onmeedogenloos afscheid dat de dood ons oplegt. Doodgaan is een nooit eindigende zeereis beginnen. Annmarie Sauer herinnert aan de roemrijke dagen van de noeste Vlaamse scheepsherstellers en de onomkeerbare teloorgang van de scheepswerven omwille van economische verschuivingen. Roger Nupie begint met zijn klassieker De inscheping: een swingend gedicht dat in geen enkele anthologie mag ontbreken. Peter Holvoet-Hanssen versterkt de bundel met Vrijbrief: het eerste stadsgedicht dat hij voor Antwerpen creëerde. Job Degenaar laat ons genieten van een verstild havenbeeld op het einde van een drukke dag. Trefzekere observaties brengen de lezer tot rust.
Naast de individuele creaties schreven de deelnemende auteurs onder de dekmantel Charles Kléber gezamenlijk een cyclus in 48 regels. Een interessant experiment. Havenklanken brengt een schare dichters samen die kwalitatieve gedichten schrijven. Qua indeling is de bundel soms verwarrend. Het door elkaar laten vloeien van de diverse talen kan als storend worden ervaren. Het belangrijkste blijven uiteraard de gedichten zelf. De selectie die de uitgever samenbracht is een staalkaart van maritiem gerichte poëzie waaraan toch wel nood was. Ze kunnen gelezen worden zonder zeeziek te worden…
Hafenklänge-Havenklanken-Sounds of Harbour, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2010, ISBN 978-3-8391-7264-3
(Frank Decerf)