Een heidens requiem

In de loop der jaren bouwde Rudy Witse (º 1944) een bescheiden maar eigenzinnig poëtisch oeuvre uit. Deze eeuw zette hij qua publicaties in 2000 in met de kwantumsprong. In 2003 volgde afscheid, dat veel van zijn lezers deed denken dat hij zijn lier in de wilgen hing maar dat toch geen afscheid bleek. In 2005 volgde (gelukkig maar!) immers Père Lachaise-Schoonselhof - Een confrontatie. Ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag deelde hij in 2009 onder zijn vrienden mijn plekken uit.
En dan is er nu een heidens requiem. De reeks is losjes gebaseerd op de teksten van het Requiem van Mozart en op de ideeën die ze vertolken. Vanaf het Kyrie eleison tot en met het Agnus Dei volgt Witse Mozart, de gedichten dragen dezelfde titels als die van het Requiem. Alleen het slotstuk Lux aeterna, het eeuwige licht, liet hij voor wat het is, om het te vervangen door zijn éigen finale (toegevoegd) requiem. Maar al schreef Rudy Witse een domine jesu christi, een sanctus en een benedictus: deze reeks draagt - de titel doet zulks reeds vermoeden - een ferm anti-religieuze inslag. Dat moge niet verbazen, want Rudy Witse is een atheïst. Toch duiken god en geloof regelmatig op in zijn werk. In afscheid bijvoorbeeld geloof is gave, Heer, voorwaar, het weze u vergeven (in albert szukalski, 1945-2000, waarin hij Heer zelfs met hoofdletter schrijft!).
De Van Dale omschrijft atheïsme als 'de ontkenning van het bestaan, de bestaanbaarheid of bewijsbaarheid van een al dan niet persoonlijke God.' Als je leest god gaf en geeft om niemand iets, dan is er geen sprake van ontkenning. God ís er daar, want hij dóet iets, namelijk om niemand iets geven. Misschien was de dichter in die vorige bundels nog niet helemaal toe aan de godloochening, vertrouwde hij het zaakje toch niet helemaal en gebruikte hij zijn naam af en toe als een soort bezweringsritueel.
In een heidens requiem is Witse een pak stelliger. Al bestaat god ook hier toch ook nog wel een klein beetje getuige god is klein, en onbehaard. Voor het overige zijn er in dit verband vooral pejoratieve woordcombinaties: god verdomme, in de gore wilde waan van het goddelijk bestaan, gods molensteen, nergens brandt het goddelijk licht, het goddelijk domme schaap en het goddeloze schaap.
een heidens requiem is gesteld in pregnante verzen, die een bijzonder functioneel ritme hebben. Dit is poëzie die tot denken aanzet, die niet alleen de liefhebbers van de schone letteren prikkelt maar ook filosofen, en theologen. Want: is volharden in ongeloof niet óók een vorm van geloof? In mijn eigen vorige bundel, Andere taal, staat de cyclus Gelovige gedichten. Hoewel je die titel natuurlijk op allerlei manieren uit kunt leggen had Rudy daar instinctief niet zo veel mee, liet hij me weten. Maar één zin eruit sprak hem wel aan: de grandeur van geloven is het kunnen weigeren ervan. En dát heeft hij als dichter met grandeur gedaan.

een heidens requiem, Rudy Witse, eigen beheer, Antwerpen, 2011


(Bert Bevers)