De grote vragen over leven en dood


In zijn nieuw non-fiction boek Het Ingebeelde Universum gaat Ludo Noens dieper in op de grote metafysische vragen die de mens zich sinds heugenis heeft gesteld: Wie zijn wij, waar komen wij vandaan en waar gaan we heen? Wat is onze plaats in de kosmos? Wat gebeurt er als wij sterven? Is er leven na de dood, of is het gewoon Gedaan is gedaan!, zoals Walschap (of was het Elsschot?) het indertijd met bittere ondertoon uitdrukte?

Noens is een schrijver van fantastiek en fantastisch realisme; hij sluit niet uit dat het filosofisch antwoord op deze vragen in de postmodernistisch klinkende thesis ligt dat de realiteitswaarde van alles wat de mens over dit thema in verschillende culturen heeft bedacht en verteld, zowel magisch als rationeel, eigenlijk identiek is.

In het eerste deel van dit boek bespreekt Noens hoe in het moderne Westen, en meer bepaald binnen het wetenschappelijke wereldbeeld, het idee is doorgedrongen ‘dat er toch meer tussen hemel en aarde moet zijn’ dan wat we met onze zintuigen kunnen registreren en met ons denken kunnen begrijpen. Uitgebreide studies over de merkwaardige bijna-doodervaring of BDE bijvoorbeeld (onder meer gedocumenteerd in 2001 in The Lancet door de bekende hartchirurg Pim Van Lommel), alsook de talloze rapporten over reïncarnatie, verzameld door onder anderen de Canadese psychiater Ian Stevenson en de Amerikaanse klinisch psychologe Helen Wambach, geven ernstig te denken aangaande een eventueel voortbestaan na het fysieke afsterven.

In het tweede deel bespreekt Noens dan hoe onder meer in het hindoe-boeddhistisch én in het esoterisch wereldbeeld deze notie over wedergeboorte en de betekenisvolle plaats van de mens in de kosmos al duizenden jaren leeft.

Tenslotte gaat Noens (die geen fysicus is maar zich duidelijk in dit heikele domein heeft verdiept) in op de theorieën van de huidige westerse kosmologen over het ontstaan van het universum, de big bang en de fantastisch klinkende ideeën over bijvoorbeeld het holografisch multiversum en de hyperdimensionale snaartheorieën. Om dan terug te komen op zijn stelling dat dergelijke wereldbeelden, in het Westen verworven door de rationele, wetenschappelijke methode en in het oosten door meditatieve introspectie, béiden wellicht ingebeelde constructies zijn, elk in de loop der tijden gaandeweg ontwikkeld binnen hun eigen specifieke consensus realiteit.

Een creatief kunstenaar zoals E.A. Poe verbeeldde zich in zijn essay Eureka! uit 1848 al een kosmologisch model van een uitdijend (en inkrimpend) heelal, een visionaire kijk die pas veel later door de wetenschappelijke methode in ernst werd genomen. Het geeft dan te denken dat Poe in de eerste plaats een dichter en schrijver van fantastische verhalen was; naar eigen zeggen verkreeg hij zijn visionaire kosmologische inzichten niet door theoretisch onderzoek, maar via gevoelsmatige, poëtische intuïtie…

Ook Ludo Noens heeft zijn verbeelding en intuïtie gebruikt in de realisatie van deze innerlijk samenhangende non-fiction vol ontregelende toelichting op de rol van het bewustzijn en op de realiteitswaarde van wat wij dagelijks om ons heen zien.


Het ingebeelde universum, Ludo Noens, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2024, ISBN 9 789464-872002

(Anouk Kallen)