De schaduw van Morandi


Giorgio Morandi is vooral bekend als schilder van stillevens. In een subtiele stijl met een beperkt kleurenpalet schildert hij kruiken, vazen en flessen. Steeds opnieuw dezelfde voorwerpen, telkens anders gerangschikt, beschouwend en peilend, steeds hetzelfde maar anders. Met zijn nieuwste bundel plaatst Antoon Van den Braembussche zich in Morandi’s voetsporen niet zozeer inhoudelijk maar transcenderend. Meer nog dan in zijn vorige bundels zijn de gedichten zelf stillevens geworden, geschilderd met taal. Van den Braembussche gaat uiterst spaarzaam om met deze taal, kiest elk woord zeer zorgvuldig om het dan heel precies te plaatsen in het vers. Zoals Morandi in zijn stillevens tracht om de kleur te laten verdwijnen in het beeld, zo tracht de dichter het vers te laten verdwijnen in het absolute wit van het papier.

De gedichten zijn thematisch gerangschikt in 5 cycli: Pandemie, een serie coronagedichten, Beeldgedichten, geïnspireerd door uitgekozen schilderijen, Moments de grâce, gedichten aan de geliefde, die doorlopen in de cyclus Paradoxen, om af te sluiten met een ode aan Paul Celan en diens verwerking van de holocaust. Maar in tegenstelling tot die van Celan is Van den Braembussche’s poëzie niet hermetisch. Eigenlijk zeer toegankelijk en toch geschreven op de rand van het zwijgen: Want wie ooit eenzaam was / verglijdt snel in ongenaakbaar zwijgen.

Het is de fundamentele paradox van deze bundel. De thematische bijna rationele opdeling in cycli verwijst naar de zichtbare en te begrijpen bovenwereld. Maar het zijn slechts handvaten om af te dalen naar die onzichtbare en ongrijpbare onderwereld van gevoelens, gemoedstoestanden, die elke mens bewust en onbewust ervaart. Zoals in het gedicht opgedragen aan de schilder Jef Verheyen: Het bewustzijn van de dingen / is er slechts tussen / licht en donker,...

De dichter is daarbij ontegensprekelijk beïnvloed door de Boeddhistische leer, die inzicht wil krijgen in het menselijk lijden en hoe daar mee om te gaan. Zo bijvoorbeeld in de coronacyclus. Corona./ Utopia./ De lucht zuivert zich /in de slagaders van de stad.

De gedichten worden bijna meditaties die leiden naar het pad van innerlijke verlichting: Sterf voor je sterft,/ zegt de mysticus. Het krijg de bovenhand in de subcyclus Liefde in tijden van Corona. Het zijn van de tederste liefdesgedichten, die je kan lezen: Ik leg mijn hand / op de stilte / van je lichaam./ Ik kus het herfstlicht/ op je schouder./ In jou zal ik sterven / en nooit sterven. Steeds komt dat woord ‘stilte’ terug. Alsof de dichter erdoor bezeten is en de stilte voor altijd wil vastleggen in woorden en verzen.

Het is precies dat zoeken naar de stilte dat Van den Braembussche’s poëzie ook dat sterk meditatief karakter geeft. In zijn beeldgedichten is de aanschouwing van het kunstwerk de aanleiding om door te dringen naar wat achter dat kunstwerk ligt. Wat het teweegbrengt. Zo wordt voor de dichter ‘aanschouwing’ ‘beschouwing’, reflectie naar zichzelf. Als je stil bent / dan kan je de hartslag / van de dingen horen.

Deze bundel is een zeldzame verademing in een wereld eerst geteisterd door de coronapandemie, dan geconfronteerd met een oorlog aan onze grenzen. Een wereld gedomineerd door algoritmes, waar persoonlijk contact langzaam aan het verdwijnen is. Waar poëzie debet wordt aan de waan van de dag, die bestaat uit hypes, die meteen opbranden en enkel slam-lawaai wordt. Daarom verdient deze bundel en zijn dichter de grootste waardering om tegen deze stroom in te roeien. Het is een bundel, die we kunnen lezen en herlezen, gezeten op een bank in breekbaar licht, in de schaduw van Morandi: Tot jezelf geheel en al verdwijnt./ Langzaam in het ijle.


De schaduw van Morandi, Antoon Van den Braembussche, Uitgeverij P, Leuven, 2022, ISBN 978-94-93138-88-9

(Richard Foqué)