In elk zwijgen ligt spreken verborgen *


Wat moet je als je als dichter geboren wordt, maar rond je dertigste levensjaar geconfronteerd wordt met een andere liefde die je bijna 40 jaar van de gedichtenstraat houdt? Je geeft daar volhartig aan toe. Richard Foqué wordt na dichter architect en hoogleraar architectuur- en ontwerpwetenschappen. Zijn werk bestaat uit meer dan 200 gebouwen in de domeinen van de gezondheidszorg, openbare gebouwen, kantoren en sociale huisvesting. Winnaar ook van een groot aantal architectuurwedstrijden -en prijzen. Hij is auteur van tientallen wetenschappelijke artikelen over ontwerpen en architectuur. Zijn meest recente boek Building Knowledge in Architecture verscheen in 2010 bij The University Press Antwerp.
Na zijn emeritaat neemt de pen het weer over van het potlood op de tekentafel en publiceert hij 5 bundels met nieuw werk. En nu is er dan een lijvige bloemlezing uit zijn werk, Alleen maar later.
De bundel wordt ingeleid door Antoon Van den Braembussche die uitgebreid ingaat op de poëzie uit beide perioden. Net als in de architectuur zijn lijnen belangrijk zolang zij effectief zijn. Dat is precies wat (ook) de poëzie van Foqué kenmerkt. “Suggestieve poëzie,” volgens Willy Spillebeen, die vervolgt “Hij depouilleert het woord en balt het samen tot zijn essentie.” De inleiding biedt een goed houvast om de gedichten ten volle te genieten.

In zijn gedichten zoekt Richard Foqué naar een anker om in de leegte een vrijplaats te creëren waar het gedicht een brug vormt tussen dichter en lezer:

Hier staan wij zijn wij.
Hier bezegelen wij ons lot.
Niets zal nog verdwijnen
alles kan dus vergaan.
Zo wordt de eeuwigheid ontsloten
moeten wij de sterren dragen
terwijl het licht
zijn webben weeft
en oorverdovend schittert
aan een mateloos firmament.

In zijn poëzie verstaat Foqué zich met aloude thema’s als eeuwigheid en vergankelijkheid, vrijheid en determinatie. Daaraan ondergeschikt zijn menselijke relaties die steevast te laat een landschap kleuren. Zoals een huis vooral een huis is, totdat mensen het invullen met hun voorkeuren en de structuren verdwijnen achter het interieur. Pas als je alles er weer uit weg neemt, blijft de essentie over:

En aan het einde verliest de taal het woord
de tijd zijn betekenis zelfs de herinnering
dat je ooit bent geweest
uit lucht gebeiteld
in de aarde geëtst
in een wereld zonder namen.

Wat rest zijn lijnen een handvol tekens
verdwaalde stappen langs een vloedlijn
getekend straks door water gewist
door de tijd verlaten.
Verdwijn in het landschap
kras een dier in de rots.

Er is in zijn poëzie geen sprake van een terugverlangen naar een oertijd, wel van een opheffing van tijd. In zijn laatste zelfstandige bundel, Vermoeden van licht (2017), speelt Foqué met de tijd die verloren gaat, instort, op zoek gaat en zich herwint. De dichter vecht met woord en daad tegen de dreigende leegte, tegen de vallende tijd. En, inderdaad, het woord overwint:

Dichters schrijven niet, ze spreken.


1) Een knipoog naar het gedicht Spreken


Alleen maar later, Richard Foqué, Uitgeverij P, Leuven, 2018, ISBN 978 94 92339 65 2

(Wim van Til)