Maarten
Embrechts heeft zich een adjectief toegeëigend. Dat is nu voor eeuwig het
zijne, in alle talen ter wereld en onbruikbaar voor ieder dichter op aarde,
onverbiddelijk en geheel rechtmatig van hem, op straffe van plagiaat. Maar
daarover hieronder meer.
De
derde bundel van Embrechts is homeopathisch van karakter. Grote gevoelens
kunnen verteerbaar geuit worden: Ook
doden kunnen sterven / Er staan huizen op hun hoofd / Hun kaart is uitgeveegd //
Ik ben overschot // Er liggen nog wat letters in mijn hof
De
dichter hoedt er zich voor zichzelf al te zeer au sérieux te nemen: het gedicht is maar een voertuig. Hij
overweegt het wrange van zijn jeugd, de vader laat bittere sporen van pijn na,
de moeder raakt nooit af. Het opgroeien verloopt niet vlekkeloos, er komt een
pornostek met jongelingen aan de muur en een Sinte-Barbara die doelbewust ‘al’
twee borsten mist: tussen knie en middel
moeten alle ogen dicht.
Woorden
hoeven niet veel te wegen en gedichten hoeven niet lang te zijn om alles te
zeggen, bijvoorbeeld in het gedicht Holland:
Hier wil ik liggen / als een weiland
spiegelend en uitgestrekt / terwijl in ’t water onversaagd de hemel / aan de
hemel werkt.
Maarten
Embrechts hecht in zijn gedichten veel belang aan interpunctie en woordbeeld.
Leestekens ontbreken, of beter: moeten zelf worden verzonnen, terwijl
hoofdletters aanwezig zijn. Dat veroorzaakt een vertraging, een bezinning of
zelfs een verzinning bij de lezer, maar zelden een verwarring. Doseren en
afmeten hebben voor een profijtelijk taalgebruik gezorgd, dat de bittere
herinneringen aan de jeugd draagbaar maakt, lichter dan ze wellicht zijn
geweest. Geen wonder dat het de dichter soms te veel of te bekrompen wordt, daar
waar het allemaal gebeurde. Dan wordt de drang naar het onmogelijke hem te
machtig: Tot in het holoceen ben ik // hier
met mezelf bewoond Ik wil nu / weg uit Turnhout en neger worden
En
al zegt de dichter zelf bijna verontschuldigend dat zijn poëzie soms een rouwig
randje heeft, wat zou het: de dichter oefent voor een nieuwe reis, al weet hij
nog niet waar hij gaat wonen, Misschien
in binnenlanden ginder diep stroomopwaarts
Ik
ben u nog dat adjectief schuldig waarop ik zo ontzettend jaloers ben dat ik het
hier, als laatste woord van dit relaas, klakkeloos overschrijf en me onbeholpen
tot citeren dien te beperken. Het gedicht heet Alcibiades (Alcibiades was een bijzonder avontuurlijk leerling van
Socrates). In dit gedicht doet Maarten Embrechts mij denken aan het religieuze
van Reve in zijn gedichten uit Nader tot
U. De cursieve regel hieronder is door de dichter zelf zo gewild.
Alcibiades
Vanavond
hebben al mijn woorden rafels
Ze
vallen uit de taal
Het
is de fout van drank en van Socrates
Hij
wil niet met mij slapen
Met
te veel heiligheid heeft hij mij aangeraakt
En
waarom wil God niet bij mij
zoals
bij Adam komen
heel Sixtijns
Letters in mijn
hof,
Maarten Embrechts, C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2018, ISBN 9789059275652
(René Hooyberghs)