Een
poëziebundel is eigenlijk als een soort gebouw. Je ogen glijden er langs, je
dwaalt er zoekend wat omheen. Is het een huis? Is er een raam of een deur? Je
speurt naar een herkenningspunt, een ingang of desnoods een streepje licht in
een kier.
Zo
ook bij Ik, mijn broer, de eerste
bundel van Martin Knaapen (Utrecht, 1964). In Knaapens gedichten overheerst een
sfeer van innerlijkheid. Ze komen uit de diepte. De ernst en de vastberadenheid
die uit dit debuut spreken, maken wel dat de lezer af en toe naar adem moet
happen. Is een en ander niet al te zwaar opgetuigd?
Zo
gebruikt Knaapen in bepaalde gedichten slotakkoorden en adjectieven die
gewoonweg te nadrukkelijk zijn. Poëzie moet zichzelf (geraffineerd)
verloochenen en relativeren. ‘Kill your darlings’ is ook in de dichtkunst een
goede raad. Een al te voor de hand liggend ‘einde’ of een dubbele streep onder
het voorgaande brengt de o zo noodzakelijke innerlijke stem om zeep. Deze
dichter is op zijn best als hij zichzelf ‘in frage stellt’.
hoewel u mijn charme mist
en mijn gevoel voor humor
spiegelt u mijn ik
in donker licht
u maakt mij klein
droef en alleen
en vol gebrek aan nut
op een later moment
zal ik u
de waarheid zeggen
Deze
fragmenten (uit het titelgedicht) intrigeren door hun subtiele zeggingskracht.
In het hier niet geciteerde deel van het gedicht is de magie jammer genoeg niet
aanwezig.
In
het openingsgedicht toegang in ik is
iets dergelijks aan de hand. Een aantal ragfijne strofen
wordt
danig in de weggezeten door een ‘uit de klei gestampte’.
treed binnen via
mijn diep blauw
fonkelend zwart
de toegang in ik
het gras verkleurt traag dit jaar
en de winter herstart verlaat
gestopt bij de eerste zon
treed binnen
verwonder
en speel
maak er zinnen van en
gras met bomen
De
tweede strofe verpiert de betovering. Het lelijke klinkerrijm, een woord als herstart, de wringende woordkeuze. Dat Ik, mijn broer toch een interessant
debuut is, komt door gedichten als brief
aan R.
Op
een ingehouden manier neemt de dichter een (overleden) vriend de maat. Hij
schakelt van negatief naar positief en bereikt hierin een bijna onaanraakbare
waarheid. Het woord ‘vriend’ kan daardoor net zo goed staan voor ‘vader’ of
zelfs voor iemands ‘andere ik’.
voor mij ben je nooit
dood geweest
altijd praat je mee
schrijf je mijn gedichten
(…)
je was geen goede vriend
je was een diepe
In
dit gedicht ‘werkt’ het slotakkoord. Het knijpt de op gang gebrachte stroom van
gedachten niet af.
In
de echokamer vinden we een ander bewijs van de kracht van het verstilde. Vooral
door een niet geforceerde afwisseling in vorm en door het gebruik van weinig
adjectieven bereikt Knaapen in dit gedicht een mijmerende toon die de ruimte
van de geest voelbaar maakt.
‘… zingen toch?
Dat is toch zingen?
Of is het de stilte?
De stilte zingt voor mij,
… over toen.’
Ik, mijn broer, Martin Knaapen,
Uitgeverij Stanza, 2016, ISBN 978-94-90401-33-7
(Erick Kila)