Staf de Wilde debuteerde in 1973
met de dichtbundel Tsja. Zijn
tweede, Sjaloom Salomé (1979), werd
bekroond met de Vijfjaarlijkse Guido Gezelleprijs van de stad Brugge. Hij woont
in De Haan, maar zijn geboortedorp Hamme inspireerde hem tot maar liefst drie
bundels: Terug naar Hamme (1995), Van toen en thuis’ (2004) en Dromendorp (2011).
In 2010 verscheen Een stuk of wat, een selectie uit elf
bundels, verschenen tussen 1973 en 2006: Eigenlijk
is dit een terugblik, of noem het zelfs mijn voorbarige poëtische testament. Ik
heb niet alleen een selectie gemaakt van mijn, volgens mezelf, beste gedichten,
maar ook de toegankelijkheid ervan speelde een grote rol in de opname ervan.
Die toegankelijkheid is ook
kenmerkend voor Zonneleen, zijn
zeventiende dichtbundel.
Geen cycli, geen motto, alleen de
mededeling bijzondere dank aan mijn vaste
lectoren: Hervé J. Casier, Ronald Ranson
en Flor Will, voor de
Wilde meer dan 80 gedichten op de lezer loslaat. De toon laat niets aan
duidelijkheid over. Al in het eerste gedicht stelt hij: alle schrijven is genadeloos,/ hoe zou je anders schouwen/ in de
afschuw van de afgrond/ in het grondeloze van ginds boven.
Een veelvoud aan thema’s.
Liefdesgedichten als liefde en knuffelmoment: ik zal de zachte zijn/ die het laken omlegt, jou/ optilt, opsnuift en
luistert/ naar de dromen van je huid. Ook Hamme komt in deze bundel aan
bod: ik zie een doorgebroken dijk/ toen
mijn dorp nog overstroomde/ mannen staan op uitkijk/ het hoofd gebogen.
Heel wat gedichten waarin de
ouder wordende dichter mijmert: de dag
zal komen en dan/ is het mooi geweest, mooi genoeg:/ ik ben aan het einde van
mijn dromen,/ schuif nu maar de vitrage toe; oud zijn dat is vandaag/ geen sneeuwman maken; men wenst en praat/ de dood in slaap/ en hij
ademt aan het raam/ dat rammelt van zijn gieren.
En niet in het minst de gedichten
waarin de dichter onrecht aanklaagt: Stefan
Zweig in 1914 en ’42; gifgas in
Syrië: voor mij geen krant vandaag/ -
vaarwel beschaving, adieu à Dieu - en oordeel
toch, doch met mate: (…) tegelijk
roep ik op tot woede/ jegens de machtigen der aarde/ die een volk doen bloeden.
Het laatste
gedicht is het aangrijpende de zoon:
hoe eenzaam moet hij zijn / hij slaapt nog
met een aapje / een man, een zoon van zesendertig.
Dit alles onder de vlag van een
wat mysterieuze titel: Zonneleen,
synoniem voor het Latijns begrip allodium, oorspronkelijk vaak een rijks- of
koningsgoed, door de vorst voor bewezen
diensten aan een trouwe vazal geschonken. Een soort aangeërfd goed - zoals de
dichter woorden te leen heeft gekregen en er vrijelijk wil en kan over
beschikken: (…) opeens/ is daar het woord
dat jou,/ de schrijver, heeft gekozen.
Ontneem me de woorden niet, ze zijn als een laatste maaltijd lezen
we in het gedicht censuur. Waarom zouden we, als het een gevarieerde en boeiende bundel als
deze oplevert?
Zonneleen, Staf de Wilde, Uitgeverij Het Punt, 2015, ISBN 9789460792106
(Roger Nupie)