Op tederheid betrapt

Rose Vandewalle publiceerde drie dichtbundels: In haar zak een doek van staal (Wolkbreuk, 1986), Laat de klok met rust (Fingerprints Productions, 1992) en Verwaaid (bf Ampersand & Tilde, 2006). Daaruit werden tweeëntwintig gedichten geselecteerd, aangevuld met acht gedichten die verschenen in diverse bloemlezingen en verzamelbundels.
Annmarie Sauer vertaalde alle gedichten naar het Engels en het geheel werd boven de doopvont gehouden als Zwanenzang / Swansong, opgedeeld in drie cycli: ik die niet wist van de tijd / I who knew nothing of time, einderloze dagen / days without outlook en alles kwijt/ everything lost.
De bundel opent met een gedicht over Antwerpen, de thuishaven van de dichteres, stad van diamant / van heenvarende schepen / toeters en sirenen. Haar voorspelling is niet mis te verstaan: op D-dag zal onze feestneus worden afgerukt / en terwijl de stad krult en brult van drift/ zal pijn rondkruipen overal door jouw lichaam / en mijn hersens teisteren //  het is een zwarte dagdroom / dat eens in de niet zo nabije toekomst. Het lijkt wel een liefde-haat verhouding: Weg wil ik uit haar / wurgende straten (…) Maar opnieuw word ik aangezogen (…) Al is het maar dat steeds weer meeuwen van broos/ porselein & eeuwig schreeuwend breken door de straten / Niets blijft hier evenwel duren. Deze stad is geen haven.
De hoofdmoot van de bundel bestaat uit gedichten over ouder worden, afscheid nemen, verlies, dementie: van missen, van nooit meer terug… Nergens leidt dit tot zwaarmoedigheid of sentimentaliteit, alsof de dichteres aan de zijlijn staat, toekijkt en nauwgezet registreert, weliswaar met een flinke portie inlevingsvermogen: tussen tramsporen afscheid van hem nemen / alweer weifelend tussen u en gij / hem niettemin omarmen geroerd / met iets van bijna tederheid // altijd zal hij me uitwuiven wankel en/ wapperend in zijn te wijd geworden kleren / het gevoel dat ik hem achterlaat / op een verlaten en winderig eiland. 
Annmarie Sauer stelt dat ze beoogt de oorspronkelijke tekst zo getrouw mogelijk weer te geven, al permitteert ze zich lichte deviaties al was het maar ter wille van klank of ritme. Indien nodig legt of verlegt ze behoedzaam maar weloverwogen een accent dat het origineel beslist geen oneer aandoet.   
Gemis ligt in wind, die de dronkenman / het vermogen ontneemt te lopen en het besef / waar de dingen beginnen en waar ze eindigen. / Gemis is komend en gaand. Als de wind. In vertaling: Loss lays in wind, robbing the drunk / of the means to walk and the realization / where things begin and where they end. / Loss is coming and going. Like the wind.
Op de website van Rose lezen we wat schrijven voor haar betekent: spreken zonder al te veel ballast, in korte penseelstroken het essentiële weergeven. Niet alleen daar is ze in geslaagd. Haar poëzie is van een aangrijpende, diepmenselijke en beklijvende schoonheid.
Alle lof voor beide dames én voor dodopers voor deze fraai verzorgde en vormgegeven tweetalige uitgave!

Zwanenzang / Swansong (1982-2012, een selectie / a selection), Rose Vandewalle, vertaling: Annmarie Sauer, 2015, dodopers, Eindhoven, ISBN 978-90-822047-2-8

(Roger Nupie)

Op dood spoor

Er is een tendens merkbaar in de poëzie die tot nadenken stemt. Het gaat om de beoefening van oppervlakkigheid. De beoefenaars hebben veel woorden nodig om weinig mee te delen. Het gaat vaak om mededelingen die als gedicht worden opgemaakt. De mededelingen zijn overwegend lawaaierig, gratuit en quasi maatschappijkritisch. Ze zijn doorspekt met trendy uitdrukkingen.
Kurt De Boodt (1969) bedient zich in zijn nieuwe bundel Ghostwriter bepaald niet van het kleine en ingetogene. Zijn verzen zijn te hard opgepompte gedicht-achtigen.
Er ligt een idee ten grondslag aan deze verzameling. Althans dat vermoed ik. Op de achterflap wordt iets geformuleerd om de lading te dekken: ‘stemmen spreken zich uit over macht en denkbeelden, winnaars en verliezers’. Ja, ja stemmen. Zo blijft aanstichter De Boodt toch maar mooi buiten schot.

BVBA Heilige Heidense Hemel

Oog, oor, long, nier, teelbal, been, tenen, arm.
U heeft ze dubbel. Ruilen is goed voor de speeltijd.
Nu ernstig. Er lopen teveel mensen rond op deze planeet.
Minder is meer. Begin bij uzelf. Beperking is een meesterzet.

De onvermijdelijke taalfout daargelaten (teveel is een substantief, te veel wordt hier bedoeld), is dit eerste stukje van een lang (gecentreerd opgemaakt) ‘gedicht’ van een diepe diepe nikserigheid.
Gaan we vervolgens naar het Songfestival.

Sussend liedje

Hoe in, hoe team
hoe heel, hoe veel
hoe caffè latte
hoe één in twee
kunnen we zijn.

Pijn blijf bij mij
laat me voelen
dat ik leef.

(…)

Je hoort het Ronnie Tober bijna zingen.
En zo gaan de ‘stemmen’ een hele dikke bundel door. De ene compositie is nog minder relevant dan de andere. De Arabische lente, John Lennon, Ramses Shaffy: niets blijft de lezer bespaard.
Alleen als De Boodt zijn theaterervaringen als inspiratie gebruikt, gloort er een beetje licht aan het eind van deze poëtische tunnel.

Samenhorig 1

Kom op. Het spotlicht wijst de weg. Het verloop staat vast.
Er is oneindig vaak gerepeteerd. Jij was erbij, weet je nog?
De techniek zit goed. Het publiek murmelt om te luisteren.
Het wil zich één voelen. Het wil opgaan in dat ene ogenblik.
Het wil vergeten dat het hier is. Het wil wat meemaken.

(…)

Hier spreekt, voor een ogenblikje, een ingetogen stem die sober verwoordt  wat er in een acteur of performer omgaat vlak voor zijn optreden. Theater en echtheid komen voor een klein moment mooi samen. Subtiel in balans. Helaas zijn er weinig vergelijkbare fragmenten te vinden. In Ghostwriter overheerst het foute theater van effectbejag.

Zingt, muizenvolk, zingt met me mee. Is iedereen tevree? Horen jullie nog het verschil tussen muziek en gepiep?

Jawel, het verschil tussen muziek en gepiep.
De Boodt/Ghostwriter/de stemmen: het perspectief van waaruit alles klinkt, is zoek.
Laten wij dan maar De Boodt (die vaak reist met de intercity Amsterdam - Brussel) volgen.
Mogen wij vragen, straks uw blik af te wenden, nog een goede reis

In lustige staar
tegen de rijrichting in
botten oponthoud.

Dit is poëzie op dood spoor.

Ghostwriter, Kurt De Boodt, Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2015, ISBN 978-90-284-2607-8

(Erick Kila)

Zij die mij bewoont

Een zacht verlangen, altijd wel met een beetje pijn erin, naar vroeger. Dat klinkt in het oeuvre van Marijke van Hooff (° Haarlem, 1944) immer door. Zij debuteerde in 1984 met de dichtbundel Een huid van regen (Wat een prachtige titel toch). Sindsdien verschenen van haar hand vele poëzie- en prozatitels.
Nu is er Zij die mij bewoont. De titel duikt op in het gedicht Zeventig: ik koop een bloemetjesjurk / voor als ik zeventig word / dat duurt nog even maar / wat vrolijk toont kan men / beter tijdig in huis halen // misschien ben je al dood / zegt zij die mij bewoont / dan kun je fleurig opgebaard / je kist in of een rieten mand / of rechtop in een vaas / als vrolijk bebrilde bloem / vlak voor je wordt verbrand [….].
Veel herinneringen aan haar jeugd. Mooie bespiegelingen ook bij nieuwe jeugd (die van Saartje bijvoorbeeld: met de zekerheid van de driejarige / neemt ze het blauwe, haar neusje / dwingt tot schuifgebaar omhoog / ze oogt als een kleine kamergeleerde (uit brilletje), en aardig wat reflecties over België (Berchem, de Marollen en Middelheim bijvoorbeeld). Het mooist vind ik vannacht kwam moeder: vannacht kwam moeder / ze zei dat een scheiding / in het midden mij niet stond [….]. Mooi slot, als ze haar vraagt nog wat te blijven: ze ging / gewoon weer terug naar waar vandaan / ik vroeg hoe is het daar en of het wende // het maakt niet uit, zei ze, hoe vroeg je daar / ook komt, het wordt er nooit meer later.
Beslist charmant is ook de cd Verblijf met vrienden – Over leven, liefde en een vleugje weemoed, die bij Zij die mij bewoont hoort. Het was een van Van Hooffs dromen om ooit een album te maken met liedjes waarvoor zij de teksten schreef, want ‘dichten doe je alleen, muziek maken met anderen’. 12 liedjes die ze dan (met het a capellakoor Chestnut, dan weer met het ensemble Viaggio) ook nog eens zelf mee zingt. Rinie van der Leer en Piet van Tienen zetten respectievelijk 2 en 10 van Van Hooffs teksten op muziek. Liedjes als Zondagmorgen en Saartjes eerste lach doen me qua toonzetting denken aan vroege radiojaren, aan de eerste jaren van het Eurovisie Songfestival. Verheugend vind ik er alleszins aan dat de slot-n er nog hoorbaar in is. Die hoor je in het hedendaagse Nederlands immers bijna niet meer. Marijke van Hooff doet ook hier, met muzikale collegae weliswaar, haar eigen ding. Als zangeres, maar zeker ook als dichter. Regelmatig hoor je hier mooie poëtische regels als Ik zal voorzichtige gedachten hebben en alles langzaam doen. (uit Klein eiland) of Op al mijn reizen ga je met me mee, want uit mijn hoofd kun je niet vluchten. (uit Ik zie je in de spiegel van de zee).
Met plezier gelezen, met genoegen beluisterd.

Zij die mij bewoont, Marijke van Hooff, Uitgeverij Kievenaar & Vijn, Heveadorp, 2014

(Bert Bevers)

Een fascinerende kathedralentocht

Voor wie zijn vakantie nog niet heeft geboekt, heb ik een tip: lees de nieuwe dichtbundel van Albert Hagenaars, Cathedra. Laat je meenemen op een fascinerende kathedralentocht, die begint in Noord-Frankrijk en via Vlaanderen eindigt in Nederland.
Het boekje bevat een proloog, een epiloog en een cyclus van zeven gedichten, gepresenteerd in het Nederlands, Engels, Frans en Spaans. De vertalingen zijn van John Irons, Bernard de Coen en Silvia Rubio Samper. Op de cover een duivels fragment uit Het laatste oordeel van Dirk Bouts, een werk dat zich in het Louvre in Parijs bevindt.
De tocht start in Parijs, aan de kathedraal van Saint-Denis, de begraafplaats van de Franse koningen: hun bijeengegaarde resten, verzegeld / door de virussen van een geloof dat dreigender en doordringender/ dan dat van de zeloot uit Genève,/ de argumenten van de Verlichting / of de keffende godin van de Revolutie: / ons peilen in DNA, in nano’s en heelal. De heidens geïnspireerde roosvensters van de kathedraal van Chartres zijn een lust voor het oog: het steeds anders kleurende licht boven / uit het roosvenster, gewijd  aan zon en maan. Maar over de Notre-Dame in Parijs schrijft Albert Hagenaars: Zacht krakend in kalksteen en lood / zuigt het onvermoeibaar voorstellingen / aan die alleen in geheime annalen staan,/ projecteert in een tijdloze gloed / wat de aard van het beest in ons bestemt / wanneer wij bevreesd zijn en wellustig, / ons willen meten met de Meester, vermomd / als Zijn moeder, likkend op onze schoot. Ook het mysterieuze labyrint van Amiens is een bezoekje waard: Betreed, in navolging van ontelbare / pelgrims, de rechte lijnen van marmer / die cirkels zouden willen worden / gelijk mannen de vrouw die in hen schuilt.
Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck, de trots van de Sint-Baafskathedraal in Gent, inspireerde de dichter tot volgende verzen: De luiken knarsten open,/ gezang klonk op en boven de levensfontein, / een teder mekkeren van angst,/ en genot, / te hoog voor een litanie van genade. Boven op de toren van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen is ruimte gereserveerd voor een eventueel goddelijk bezoek: want eens slaat Hij alsnog de verbinding!
Bij de restauratie van de Sint-Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch in Nederland werd een grappig beeld van een ‘moderne’ engel toegevoegd, die via een GSM in gesprek is met God: En hier drukt de glimlachende engel,/ op de enige toets van zijn stenen telefoon, / wachtend op het drievoudig antwoord / om ons, als toen, te verstarren in liefde.
Albert Hagenaars weet in elk gedicht een sacrale toon op te roepen. De beschrijving van de architectuur, de beeltenissen, de koningsgraven, de gebrandschilderde ramen, de relieken en de inscripties zijn verweven met poëtische, geschiedkundige, filosofische en religieuze connotaties. De vloeiende Franse, statige Engelse en zangerige Spaanse interpretaties voegen klank en sfeer toe, met als resultaat een tot leven gebracht verhaal van liefde, godsvrucht en verlangen.
 
Cathedra, Albert Hagenaars, Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 2015, ISBN 90 6230 0995
 
(Nicole Van Overstraeten)