Is hier trouwens wel een dichter aan het woord? Of heeft de auteur zich vermomd tot profeet of tot druïde? Vragen die ik open laat, zoals er in deze bundel veel vragen worden gesteld die niet worden beantwoord, want vragen zijn bepalend, maar antwoorden polyinterpretabel.
Zuiver zingt het licht in de kruiken van de ogen.
Wat roept vanuit dit huiverend ijle, waarin het aangezicht
verstilt, ons in onszelf?
Claude van de Berge is een van de
belangrijkste vernieuwers van de hedendaagse Nederlandstalige poëzie. Hij doet
dit echter op een zo strikt eigen wijze dat ze totaal onnavolgbaar is en hij
zich op een hoge, maar eenzame eigen plaats bevindt. Soms kan zijn poëzie
eenvoudig lijken, maar let op, want zelfs het woord lijken heeft verschillende
betekenissen.
Een vloedgetij heeft in de natuur
uiteraard een strikte structuur en dat heeft deze bundel eveneens. Hij bevat
zes ‘zangrunen’, zes ‘dankgezangen’ en zes ‘aanwezigheidstekens’. De zangrunen
en dankgezangen zijn netjes genummerd en bevatten op hun beurt elk zes
gedichten, maar dat woord wordt nergens in de bundel gebruikt. Er worden hier
enkel gezangen aangeboden en hun teksten werden in druk gecentreerd. Ik zou
deze gezangen meer visioenen noemen.
Van de Berge start deze
publicatie met een niet gecentreerde inleiding, die Het aanwezige wordt genoemd. Hierin tracht hij een en ander te
verklaren: ‘Het uitgangspunt van de poëzie is de plotselinge aanraking van een
aanwezigheid’, die aanwezigheid wordt verder uitgebreid beschreven, onder meer
zo: ‘Ze is zonder vorm. Ze is in zichzelf ondoorgrondelijk en kan door niets
worden doorgrond’, die mededeling wordt gevolgd door talrijke andere bepalingen
om te eindigen met: ‘Ze valt geheel samen met de topos van het onzegbare, en is
zo het wezen van de poëzie.’ Deze magistrale bundel vol gedreven woorden bevat
dan ook heel wat magie en mysteries. De auteur verklaart echter de mysteries
niet, hij tracht ze wel zeer adequaat te duiden. Daardoor worden deze teksten
het verhaal van geen verhaal. Een boodschap verhuld in metaforen, die op en
neer vloeien als allegorieën in een steeds wisselend getij, even onvatbaar als
de adem van reine poëzie.
Als we staan bij de laatste grens, is voorbij de laatste
grens het middelpunt van de aanwezigheid, verzonken
in de wereld van de stilte.
Deze prachtige bundel werd
verrijkt met tien kleurrijke kustlijnfoto’s van Arlette Walgraef, die deze
wonderbaarlijke teksten schitterend illustreren.
Het vloedgetij,
Claude van de Berge, Uitgeverij P,
Leuven, 2013, ISBN 978-94-91 455-30-8
(Tony Rombouts)