De Noord-Brabantse auteur Jasper
Mikkers (° 1948) is een productief man. Aanvankelijk maakte hij naam onder het
pseudoniem Tymen Trolsky, met de romans Hyacintha en Pasceline (1974) en Aliesje (1975) en de dichtbundels Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin
en Indiase Liederen (allebei 1974).
Niemand wist wie er achter zijn nom de plume schuilging, en er werd door
literatuurcritici dan ook lustig op los gespeculeerd wie Trolsky écht zou zijn.
Daarbij werden zijn boeken toegeschreven aan illustere collegae als Willem
Frederik Hermans en Gerrit Komrij. Inmiddels publiceert hij reeds sedert 1976
onder eigen naam. Recentelijk schreef hij romans als Het einde van de eeuwigheid (2000) en Karl Marx Universiteit (2009) en de dichtbundels Eeuwigheid als ontbijt (2008) en We zijn al lang onderweg (die dit
voorjaar, bij Nieuw Amsterdam het licht zal zien).
Maar voor het zover is, ligt nu Een mildheid onbeschrijflijk op de
leestafel. Mikkers werd in de zomer van 2011 gepolst door Ruud Verploegen en
Joost de Beer van weekblad De Tilburgse
Koerier of hij ‘iets’ voor hen wilde schrijven. Waarop de auteur opperde
eens in de vier weken een gedicht aan te leveren dat geïnspireerd zou zijn op
de maand in kwestie. Na afloop zou de krant zijn bijdragen uitgeven, aangevuld
met ongepubliceerde verzen. Zo gezegd, zo gedaan. Mikkers liet de ernst waarmee
hij normaliter poëzie pleegt achter zich en genoot van onverwachte taalvondsten
en regels die hem ‘zomaar’ invielen. En, hij wist er – dankzij het podium dat De Tilburgse Koerier bood – zowaar een
breed publiek mee aan te spreken: “Overal werden regels uit de gedichten hardop
voorgelezen, zoals in Café Weemoed, het spelershome van Willem II en het toilet
van de Hema.” Hoezo zou poëzie niet leven?
De seizoenen zijn een duidelijk
herkenbaar thema: De lente nadert als op
vingertoppen. / Nadat het maanden hagelde en goot, / schijnt plots de zon,
alsof hij ieder noodt / zich langer niet in huizen te verstoppen. Over het
volgende seizoen: De zomer is een boom
met vruchten aan zijn takken. / Ze moeten dag na dag geplukt door hand of mond,
/ mogen niet ongegeten vallen op de grond. / We kunnen ze, helaas, voor later
niet verpakken. Zo komen ook de herfst en de winter aan bod. Uiteraard
haakte hij ook aan bij het in het zuiden van Nederland niet weg te denken
carnaval: Maar dan gebeurt het weer.
Standen en rangen / worden gelijk onder het masker van de zot. / Door
Dwazenkoning wordt de vorst vervangen, / snel draait hij alle harten van het
slot. / Porie en keel gaan open in verlangen: / de sombere ziel veert op in
warme spot. De bundel bevat 28 technisch perfecte sonnetten die zelfs voor
mensen die niet gewend zijn iets anders te lezen dan De Tilburgse Koerier ‘lekker weglezen’. Een prestatie op zich!
Mikkers heeft de poëzie een dienst bewezen. En nu zijn we benieuwd naar We zijn al lang onderweg!
Een mildheid onbeschrijflijk, Jasper Mikkers, De Tilburgse Koerier, Tilburg, 2012