Jo Gisekin publiceerde bij PoëzieCentrum Gent
haar vijftiende bundel, Dooitijd. Deze fraaie bundel is opgedeeld
in zes cycli: Dooitijd, Sluipweg, Fine Fleur, Textuur, Atelier en Partituur.
De eerste cyclus bevat gedichten over de liefde
en het verglijden van de (winter)tijd naar een morgen in schoonschrift.
In Sluipweg zegt de dichteres:
de dichter vindt zelden het woord. / Zijn oog verdwijnt achter spiegels van / glas achter langgerekt geluid dat niemand / nog hoor… de dichter is de enige. / De enige minnaar vertwijfeld op zoek / naar het niet geschreven vers.
Gisekin weeft geheimzinnige personages doorheen
haar gedichten. Een bedelares (Madonna
van de straat), iemand met het downsyndroom, een monnik (Er loopt een monnik door dit gedicht) en zijzelf is de dame met het boek.
In Fine Fleur evoceert ze de schoonheid van bloemen en beschrijft zij
het ambachtelijk tuinieren:
Zij legt
de aarde open volgens welomschreven / regels. Knielt en houdt zichzelf in
evenwicht. / Beweeglijk in de vingers trekt zij bij elke / schaduw een spoor.
Naar licht /… Niets ontglipt haar ook aan hark of schaar: / dit werelddeel met
cosmos, / ereprijs en veel / ambachtelijkheid.
(Ogentroost)
In Textuur is Jo Gisekin op haar best.
Twaalf gedichten dragen de naam van een textielsoort kant, mousseline en
kasjmier. In deze gedichten verwoordt zij de sensatie van het dragen van deze
stoffen:
Soms is
het de geur van paarden en gestapeld / berkenhout dat in vergeten kleren hangt
/ zoals segrijn modieus gelooid voor tasjes en / bijbels goud op snee in smalle
vrouwenhanden.
(Leer)
Licht
laat zijde smelten, gloeiend van hunker. Te heet / voor woorden. / Alsof je
schuilt in zachte schemer. Alsof schuim in water/ overgaat. Vloeibaar als
danseresjes in steile pumps.
(Soie Martelée)
Maar in Geheel ontkleed vraagt zij haar
naakte huid met liefde te bedekken:
Besneeuwd
en klam / rechtopstaand duizenden haartjes die / trillen als scharen van een
amechtige / kreeft…
Kom en dek mij. Leg kleur op mijn borst en / wikkel mijn poriën in een
omhelzing / voor naakte nachten.
In Atelier
observeert en interpreteert Jo Gisekin vier vrouwenfiguren. In Celine laat zij haar personage
spreken:
Laat me
de wereld van op afstand genieten in / een verzonnen roes, een blauwdruk
onvervalst en/ uitdijen tot een harmonisch contrapunt. /… Omarm mijn verstolen
verlangens, de loze verzinsels / de scherven hoop nostalgisch bijeengeschraapt.
Aan deze cyclus voegt de dichteres ook
gedichten toe omtrent Frida Kahlo en draagt zij poëzie op aan Albert Saverys,
Roger Raveel en Roland Jooris. Cyclus vijf, Partituur, handelt over
muziek.
Jo Gisekin schrijft toegankelijke, sensitieve
poëzie en hanteert een narratieve schriftuur. Maar zij kent het poëtisch
protocol als geen ander: in haar lay-out streeft zij naar een eigentijdse vorm
van ontregeling. Soms balanceert een onbeduidend woord (lidwoord, voegwoord,
voorzetsel) op het eind van een versregel en eindigt de volgende midden op de
pagina.
Dooitijd is tegelijk klassiek én verrukkelijk modern.
Dooitijd, Jo Gisekin, Poëziecentrum, Gent, 2012 . ISBN 978 90 5655 285 5
(Nicole
Van Overstraeten)