De in Antwerpen geboren Yella Arnouts publiceerde vorig jaar
bij uitgeverij P de dichtbundel Men schort wat op. Deze bundel bestaat uit
vier cycli: Hoe begint het, Morse, Buiten beeld en Morose.
Aan deze reeksen voegt zij een gedicht toe, geschreven bij de raadselachtige
assemblage Étant donnés van de Franse surrealist Marcel Duchamp en drie
wonderlijke gedichten omtrent De Kapel van het niets, een sacraal
bouwwerk van Thierry De Cordier.
Hoe begint het start met een verrukkelijke voorspelling: een elfje van brood wiegt
onderhuids, belooft in golven uit te breken. Vijf van de negen gedichten in
deze cyclus zijn tuingedichten. Een meisje speelt vreemde spelletjes: zij spant
een tent in de tuin, zij krijgt visioenen, zij deelt een worm als voedsel voor
mieren, zij droogt haar gedachten in de zon. Uiteindelijk gebeurt het volgende:
Een vrouw lost in lommer van berk en lover op.
Ziet ze en kind
likken aan steen, bijten in zand,
ze schraapt het als een berg bladeren bijeen.
Hoe rolt het niet van haar weg.
Ook de drie laatste
gedichten lijken jeugdherinneringen. Haar vader in rode pull en donker pak,
haar koffiedrinkende moeder, haar garderobe. Het gedicht Echo begint met
een treffend citaat van Emily Dickinson: zij droomde mij en ik droomde haar
en dood vond haar eerst.
In de cyclus
Morse lijkt de dichteres haar tuinavonturen voort te zetten, met bermen
vol boterbloemen en brandnetels. Maar plots bevindt zij zich in een
poëtische werkplaats:
Zo schort ik schrijvend de nacht op:
in de logica van vreemde voeten,de chaos van een kwebbelend brein.
(uit
Men schort wat op ’s nachts)
We raken al een eind weg
met een begin, zegt zij in Ingewijd. Het slotgedicht Morse
suggereert: poëzie is morsetaal bij uitstek.
De derde cyclus, Buiten
beeld, bevat enkele schitterende gedichten, geschreven bij ‘faits divers’: Weerbericht,
De Renner (over wielrennen – Arnouts werkte mee aan Geelzucht: www.geelzucht.wordpress.com), Bericht (over
Amelie van Esbeen, een hoogbejaarde dame die euthanasie aanvroeg) en Goddelijk
(omtrent een koffiekopje). De enigmatische gedichten Desdemona, Pietas
en Zie een doorschijnende hand sluiten deze cyclus af.
De cyclus Morose tenslotte lijkt over liedjes
te gaan, over licht, over zingen, over tango:
Zo gul is het lichaam soms,
Een blik duwt en trekt als een tango,Hij schudt, zij wiegt, berk en beek,
En dan vliegt alles prismatisch uiteen.
De gedichten omtrent MD
en TDC zijn wellicht de orgelpunten van deze bundel. Nergens gaat de
dichteres zo diep in op de vergankelijkheid van het bestaan. Deze gedichten
sluiten af met verzen als voorgoed naar de bliksem en Stil maar, het
is niets.
Ondanks de
indrukwekkende verwijzingen is de poëzie van Yella Arnouts niet zwaar op de
hand. Ze goochelt met syntaxis, woordconstructies en betekenissen. Verzen
lijken zomaar in het midden van een gedachte te beginnen en eindigen op
oneindig. Yella Arnouts weet het vluchtige en het lichte te vatten in spitse,
beweeglijke poëzie
Men schort wat op, Yella Arnouts,
Uitgeverij P, Leuven, 2011, ISBN 978 90 79433 74 2
(Nicole Van Overstraeten)