Een zwerfkei is een gevoelig type


Sander Grootendorst (1958) woont in Zutphen. Hij is journalist, dichter, natuurkenner en vertaler. Jouw nectar is mijn inkt is zijn vierde dichtbundel. De verzameling bevat 46 gedichten, door Romeinse cijfers afgebakend, in IV hoofdstukken, in bijna gelijke delen: 3x12 en 1x10. Het begint met de ochtend en eindigt bij een niet werkende lift. In de avondschemering uiteindelijk wordt het lange wachten beloond. Het is niet voor niets geweest. Elk gedicht biedt een andere blik op het leven. Met scherpe ogen, in rustige tred wandelt hij door woorden en sferen. Waarbij de vorm telkens anders is.

Al vanaf de eerste strofe, in het eerste gedicht Afstemming zet de dichter de personificatie van abstracte begrippen als stijlelement in. Het licht – blauw en roze –/voelt zich fit om al op te staan./Zacht is de lucht, pas ontwaakt,/een eerste schets van de dag. Om de tekening te vervolgen met waar de brug kom te hangen, en met de verdere ordening van de ruimte. Alles wijst onlosmakelijk op Zutphen en het zicht op de IJssel die erlangs stroomt: Vooraan langs het water de wei/waarin koeien komen te liggen./daarboven de wolk waarin//kraaien komen te vliegen/twee zitten er klaar voor de start./Het wachten is nog op de zon. Een ‘establishing shot’ zoals in een film, hier zit alles al in, wat verder zal volgen; de rivier en het natuurschoon vormen belangrijke inspiratiebronnen. Sander verhaalt over het water, het bijzondere licht, over de talrijke dier-plant-en boomsoorten, van de archaeopteryx die tegenover de geoloog in een soepkom valt. De eerste vogel die ook de laatste zal zijn. De relatie tussen de mens en maatschappij en de evoluerende natuur schemert in de gedichten door. Maar ook over een reis naar het IndonesiĆ« van zijn moeder: Onder de batikboom: ‘Amba betekent schrijven, titik betekent weefsel: daar komt het woord vandaan.’

Opvallend ook de terugkerende beeldspraak, de eerdergenoemde personificatie. Al bladerend een greep, met het gevaar dat regels uit het verband worden gerukt.

In Audiosneeuw: Sneeuw voert instrumenten ten tonele:/strijkstokbezems, toetshandschoenen,/een knisperende accordeon. In Sindsdien: Van sommige jaren is het vreemd/dat ze niet meer onder ons zijn,/ze waren nog zo jong. In Logoritme: De ijkpunten verlaten de stad, verspreiden zich over de velden,/ik volg ze op de voet en neem/als ik moe ben geworden de bus. Bij Een zwerfkei: Een zwerfkei wandelt over straat./Meer dan dit kan hij niet doen. Daarna volgt een opsomming van zijn positieve karaktertrekken, in de laatste vierde strofe eindigend met: Een zwerfkei zal uit zichzelf nooit/iemand verwonden of laten vallen./Een zwerfkei is een gevoelig type. Ook heel bijzonder in Soortgelijk gewicht: Twee regens zitten op het leeggestroomde terras, door-/weekt, maar dat deert hen niet. Tot slot in Ter bescherming van het toeval: Het toeval is een algemene diersoort,/maar de laatste tijd neemt hij/enigszins in aantal af.

Het toeval dat bij de naamgeving van de bundel ook een rol speelde. In een zoektocht naar iets anders, is de bijvangst een gedicht. Met daarin de regel Jouw nectar is mijn inkt. De zonnestralen, die in bloemen nectar produceren, geven de dichter inspiratie om in inkt, zijn gedichten te schrijven. Een mooier metafoor voor het werk van natuurvertaler Grootendorst is bijna niet denkbaar.


Jouw nectar is mijn inkt, Sander Grootendorst, Uitgeverij Anderszins, Ermelo, 2023, ISBN 9789492994431

(Hans Mellendijk)