Bedekte termen


De nieuwste bundel van Bert Bevers is zonder meer een poëtische tour de force. 366 gedichten gebundeld in een voortreffelijk vormgegeven boek. Eén gedicht voor elke dag, zelfs in de schrikkeljaren. Bevers nodigt als het ware de lezer uit om iedere dag een gedicht te lezen. Enkele van deze gedichten zijn eerder verschenen in diverse tijdschriften maar de meeste zijn nieuw. Ze zijn niet geordend in cycli maar alfabetisch gerangschikt op basis van de titels. Nochtans is de structuur van Bedekte termen strikt en doorheen het ganse werk rigoureus volgehouden. Elk gedicht is opgebouwd als een duidelijke compositie, die bestaat uit drie stanza van telkens twee versregels, kort maar bijzonder indringend en geladen met een diepgaande inhoud. De beginverzen vertrekken telkens van een observatie door de dichter, een overdenking of een aanbeveling. Vervolgens wordt dit in de volgende stanza verder uitgediept om dan in de laatste stanza te besluiten. Deze bewust gekozen structuur vergemakkelijkt niet alleen de lezing maar laat ook de diepere betekenis van elk gedicht beter doordringen.

Het, willekeurig gekozen, gedicht Wachtwoorden moge dit illustreren: Niets vermag een ware tong alleen tegen cohorten / van leugenaars, niets. Vermijd dus het gefluister // van hese farizeeërs, hun gestruikel over drempels / in de tempel want de nacht staat open. Brosse // bezwaren houden slecht stand tegen grage ontferming. / Klanken verschuiven. Alles is mogelijk maar niets is echt. Het is meteen een voorbeeld hoe de dichter systematisch het enjambement gebruikt om zo de lezer spontaan naar het volgende vers te leiden. Maar in Bevers geval doet het meer. Het verplicht te lezer na te denken over de betekenis en de gelaagdheid van het vers.

Doorheen zijn oeuvre is de dichter Bert Bevers zijn eigen weg gegaan. Hij heeft daarbij een zeer persoonlijke stijl en zegging ontwikkeld, wars van alle modeverschijnselen. Het is een streven naar tijdloze poëzie, schrijven op basis van een voldragen taalbeheersing. Hij buigt en kneedt de taal in zijn eigen mallen, vermijdt overdadig gebruik van lidwoorden en combineert zelfstandige naamwoorden met ongewone adjectieven. Op die wijze ontstaat een bijzondere zegging, die de directe betekenis van een woord of zin overstijgt en er een bijna metafysische kracht aan toekent. Het resulteert in verbluffende beeldvorming, zoals bijvoorbeeld: Over de einder struikelt zich dageraad (pagina 163) of Vergeet de roerloze diepte van wraak (bladzijde 82). Het gedicht Heterdaad illustreert bovenstaande: Avondgrauwen glijdt over omfloerste bekentenissen / van lijdzame biechtelingen. Op de zolders hunner // zielen zullen berouw noch verwijten verstoffen. Er / klinken vermaningen aan de bedeesde teugels // van de nacht maar er zal, hoe traag ook kousen op / worden getrokken, tegen vroegte geen verweer zijn. Het zijn maar een paar illustraties, maar eigenlijk zou men de volledige bundel kunnen citeren. Een zwakke schakel is nergens te bespeuren.

Deze bundel hoort binnen het leesbereik van elke poëzieliefhebber om zo de dag met een gedicht te beginnen of te eindigen.


Bedekte termen, Bert Bevers, Stabilitas loci, Antwerpen, 2023, ISBN 979-83-97503-03-7

(Richard Foqué)

God bestaat nog niet


Uitgeverij Opwenteling kiest niet voor vertrouwde paden. Het fonds publiceert bundels die van singuliere schrifturen getuigen. De bundel mijn cloud, die de uwe is van Anouk Smies is daarvan het voorbeeld én het bewijs. De lectuur van dit soort poëzie vereist van de lezer een grondige deconditionering: je moet als lezer het aangeleerde alfabet bijstellen. Als, naar het woord van Paul Valéry, poëzie, formeel gesproken, in eerste instantie een zoektocht is naar een taal binnenin de taal, dan gebeurt dit zeker in het werk van Smies. Ze waagt zich verder dan het geschreven woord: in de laatste gedichten van de bundel worden lettertekens in een binair cijferschrift weergegeven. Haar vocabularium en thematiek is eigentijds, wat me wel eens naar het internet deed teruggrijpen.

Ik sta open voor dergelijke uitdrukkingswijzen - waarmee ik niet wil zeggen dat alles voor mij even duidelijk is. Dit boek vraagt om meerdere lezingen vanwege de brede gelaagdheid: wat tijd vergt want onze conditioneringen zijn taai en zitten heel diep in ons wezen vast: je rukt ze er niet zomaar uit.

De bundel telt vier delen. Het eerste deel alles buiten de data was propaganda thematiseert een eindtijd zoals die gezien wordt door de sekte ‘Wachters van de nacht’ die voorspelt dat Nederland door een tsunami overspoeld zal worden. Een sekte bestaande uit een soort ‘wappies’ die sterven zien als een satanisch complot. Het tweede deel de aarde is een agnost waarin een door noodlot, sadisme, projectie, rangorde, doodbloeden en zwaartekracht beschadigde aarde wordt voorgesteld. De oorzaak hiervoor kunnen natuurlijke processen zijn (de Zwitserse Ruinaulta-kloof) of menselijke interventies (de atol Morura waar het Franse leger atoombommen uitprobeerde). In het derde deel komt ‘Raymond Kurzweil’ aan bod. Deze futuroloog orakelt onder meer dat we binnen 20 jaar dingen van het internet zullen kunnen downloaden in onze hersenen. Smies staat daar kritisch tegenover. In het gedicht gebed schrijft ze expliciet: Maak Raymond Kurzweil dood. Het derde deel de cloud is gecentreerd rond het ‘Project west ford’, daterend uit de periode van de koude oorlog. Een mislukt project waarbij Amerika een kunstmaan probeerde te lanceren met 400 miljoen koperen naalden aan boord. De bedoeling was, dat deze naalden zich in de ruimte zouden verspreiden om een wolk te vormen, die radiosignalen zou kunnen weerkaatsten die het leger in staat stelt radioboodschappen over te seinen.

Uit die reeks het titelgedicht: Lieve cloud, / sluipwesp van individuele drift, / mammoetklank van wetenschap, / harde hand zonder onderscheidend vermogen // Lieve cloud, / pooier van goedertierenheid, ballenbak, / hackertje, cosmetische chirurg van gemis // Lieve cloud, / waar niemand uit ontwaakt als ik het mocht bepalen / Niet uit mijn cloud, die de uwe is.

De hele sfeer van de bundel heeft iets verontrustends en bedreigends. Ik las deze bundel als één grote bezwering. Van bijvoorbeeld AI (artificiële intelligentie) zoals in het gedicht nog niet. Met een opvallende beginregel: Als men vraagt of God bestaat zeg ik: Nog niet. Hier en daar duikt een poëticale gelaagdheid op. Zo schrijft ze: schuw bij het fijnproeven van recensies uw vleeslijkheid niet. Zou ik haar nu moeten tegenspreken? In ieder geval is dit is een interessante, de lezer uitdagende en niet alledaagse bundel.

mijn cloud, die de uwe is, Anouk Smies, uitgeverij Opwenteling, Eindhoven, 2023, ISBN 978 90 6338 182 0 nur 306

(Alain Delmotte)

Voor iedereen maandag


In 1989 benoemt Gerrit Kouwenaar in zijn dankwoord bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren zijn oorlogsjaren als een ‘leerschool die mij heeft bijgebracht dat woorden lege hulzen zijn als ze niet gevuld worden met je eigen leven en lichaam, je eigen sterfelijkheid.’

Die leerschool staat centraal in het eerste deel van de biografie van Gerrit Kouwenaar die Wiel Kusters schreef onder de titel Morgen is het voor iedereen maandag. In dit deel staat de ontwikkeling centraal die Kouwenaar doormaakt in zijn opvattingen over poëzie en over het dichterschap.

Gerrit Kouwenaar wist al op jonge leeftijd dat hij dichter wilde worden; hij offerde er zijn middelbare schoolperiode voor op, knoopte vriendschappen aan met gelijkgestemden en vormde langzamerhand zijn uitgangspunt voor dat dichterschap: een is twee. Typerend is het gedicht Twee werelden dat Gerrit begin 1941 schrijft. Daaruit:

Want op ’t schoolplein, werd ik nagewezen!
Men keek me lachend na en vond me idioot!
Een ieder dacht origineel te wezen

vervloekt die bourgeoisie, want ik zal heel mijn leven
zo lang als het mag duren, dichter wezen:
want eens moet de scholier toch dood.


Wat Wiel Kusters in deze biografie helder neerzet is de worsteling van Kouwenaar met een leven in dienst van de poëzie. Aan de hand van brieffragmenten, prozateksten en (aanzetten tot) gedichten brengt Kusters die strijd volledig tot leven.

Cruciaal in dit geheel is de arrestatie van Kouwenaar in mei 1943 en het verblijf in de strafgevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Kouwenaar ontmoet daar ‘Opa Schrijver’, een medegevangene met communistische idealen die hem nederigheid bij brengt en rust om te accepteren dat grootsheid schuilt in kleine dingen.

Ook andere relaties die voor Kouwenaars ontwikkeling belangrijk blijken, worden uitgebreid belicht. Wolfgang Frommel is een Duits dichter die Kouwenaar in de jaren ’30 onderwijst in de filosofie, de cultuurgeschiedenis en de poëzie. Dat blijkt goede voedingsstof te zijn voor de ontluikende ideeën van Gerrit Kouwenaar.

Na zijn vrijlating werkt Kouwenaar nog fanatieker aan zijn ideaal om als dichter te leven. Een en ander resulteert in een (overigens nooit gepubliceerde) bundel, getiteld Jong gewas. Sommige gedichten hieruit vonden wel hun weg naar tijdschriften. Ook waagt hij zich aan een (eveneens niet gepubliceerd) essay: Over vernieuwing en de moderne mens (januari 1944).

De bevrijding en de jaren erna zijn voor Kouwenaars ontwikkeling cruciaal. De ontmoeting met zielsverwanten en vakgenoten zoals Lucebert en Jan Elburg leidt tot de oprichting van een Cel Majakowski en een pleidooi voor de vrije, klasseloze maatschappij in de geest van Majakowski.

Kouwenaar werkt in die jaren als journalist/redacteur bij De Waarheid wat naast die periode in gevangenschap opnieuw een leerschool is voor hem. Al zal het nog jaren duren (tot 1953) voordat zijn echte debuutbundel het licht zal zien.

Wiel Kusters heeft met deze ‘oorlogsbiografie’ een indringend en helder beeld geschetst van de ontwikkeling die Gerrit Kouwenaar doormaakte van scholier tot dichter.


Morgen is het voor iedereen maandag, Wiel Kusters, Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2023, ISBN 9789464520767

(Wim van Til)

Liefdevol opmerkzaam


Voormalig stadsdichter van Deinze Luc C. Martens publiceerde onlangs Twee uur per maand kom ik van je houden, zijn vijfde dichtbundel, de derde bij Uitgeverij P. De titel drukt zowel liefde als schuldgevoel uit. Ze heeft betrekking op een verstandelijk beperkte zus die op prille leeftijd slachtoffer werd van een verkeerde medische diagnose. De dichter beschrijft hoe de leden van het kleine gezin daarmee omgingen, elk op zijn of haar eigen manier. Eerst toen ze nog thuis woonde en later toen opname in een tehuis onafwendbaar was.

In de Proloog heet het:

zus, toen je van de hond een kat maakte / sloot vader de letterdoos, op de grond / lag nog een dubbele ee van verkeerd // je werd aas voor witte boorden / en zwarte rokken die gluurden / achter zondagse muren // moeder belde bang aan de poort. Het duurde / niet lang voor je verdween in de zwarte greep // in de mand tot de volgende maandag. Waarmee de gezinsdramatiek en het wrange van de uithuisplaatsing compact en meedogenloos zijn samengevat.

Er volgen negenendertig gedichten, verdeeld over vijf hoofdstukken. Het eerste en langste hoofdstuk Zus bevat persoonlijke herinneringen, vervuld van broederlijke tederheid, naast zelfverwijt en onverholen misprijzen. Hoe vader uithaalde en moeder terugstreed, / hij altijd de arena verliet, zij de scherven opveeegde, / van het gebroken kind.

In Puzzelstukken beschrijft de dichter beeldend en trefzeker medepatiënten die hij tijdens de bezoekuren ontmoet: zijn tong stottert, trilt van en geluk dat ik niet begrijp, of: als een pletwals met defecte remmen dendert hij binnen

Wrakhout is gewijd aan moeder, die haar nadagen doorbrengt in een verzorgingshuis. ze slaapt met gekrompen fierheid, / de mond wijd open als een vogeltje in mei. / opgeschrikt, schudt ze klein het hoofd / in de jaarringen van de opgedroogde hals / ze laat de zon vroeg ondergaan en droomt haar verleden, vingers / vertellen hoe ze de eindjes aan elkaar knoopte. Poëzie van een liefdevol opmerkzame zoon.

Achter vrouwentongen gaat over het wisselen van de seizoenen, zoals beleefd door een man, die zelf zijn nadagen nadert. in september bloedt de zomer leeg / uitverkocht de papieren bloemen. / akkers bevrijd van laatste vruchten / keren zich om, zoeken hun winterslaap. Een onvergetelijk citaat: herfst is een grootmoeder / met trage appelhanden

Ik word slak staat in het teken van terugblik en bezinning. … / van het grote huis neem ik / de warmte, van de tuin het groen en vijf / hortensia's. ik laat een glimmend spoor na / met de wandelstokken uit alle continenten /voor als het elke dag zondag wordt

De dichter besluit met een Envoi:
ik heb het avondrood aanvaard. / met de schaar van mijn geheugen / knip ik stukken uit ons dagboek // ... // ik heb het grijs kostuum / op het gras gelegd, / geef mijn laatste voorraad aan de eekhoorn, / berg mijn stelten op


Twee uur per maand kom ik van je houden, Luc C. Martens, P, Leuven, 2022, ISBN 978-94-93138-86-5

(Will van Broekhoven)

In zeven sloten tegelijk


Lotsverstaan
is de zevende bundel van Eric Hermsen. Na 5 titels bij de onvolprezen uitgeverij De Beuk (1953-2008) heeft Eric Hermsen onderdak gevonden bij uitgeverij IJzer. De vijf ‘Beukbundels’ verschenen in een periode van tien jaar waarna een lange stilte volgde. In 2018 verscheen bij uitgeverij IJzer Onverborgen. En nu dus zijn jongste.

Ik vraag mij af of de pauze van bijna twintig jaar gevolgen heeft gehad voor zijn (opvattingen over) poëzie. Wat mij wel direct opvalt, is dat hij meer woorden gebruikt per gedicht.

De proef op de som: ik lees in Onverborgen het gedicht

Dichten

Zinnen maken
die mensen dichter
tot elkaar brengen

een soort liefde
die de ruimte tussen
hen dicht

en veel letterlijker
moet worden genomen
dan gebruikelijk

die verzoent
wat tegengesteld
en bijeenbrengt wat
gescheiden is

en zoek in zijn vroege werk naar een vergelijkbare titel. Ik vind die in de bundel Verten (1996), Dichten: Het leven openen / met woorden, geboren / uit liefde zo weerloos, dat / woorden haar bewaren moeten. En nog eerder, in zijn debuut Om de woorden heen (1991) Poëzie: Zinnen laten groeien in / Stilte die schrikt van een / ochtend vol aktentassen, zinnen / naar vertrekken leiden waar / het leven is, daar de nacht / zien kruipen in een glas.

Hermsen toont in deze gedichten een consistent beeld over wat hem al zo lang beweegt: dichten is zinnen maken, laten groeien en het leven als het ware vasthouden op papier.

In zijn jongste staat ook een gedicht met de titel Dichten: is beantwoorden aan een roep / het inwilligen van een eis // is vrij van leugens zijn / een met de dingen en hun geheim // is gehoor geven / aan wat niet verklinkt // is je schikken / het laten varen van ieder verzet

Ik zou de dichter Eric Hermsen tekort doen met een conclusie dat hij zich in zijn werk niet ontwikkeld heeft, want dat heeft hij zeker wel. Zijn beelden zijn sprekender geworden, zijn woorden zijn zorgvuldiger gewogen, zijn thema’s worden filosofischer onderbouwd, zijn vragen zijn concreter.

De titel Lotsverstaan is een neologisme, ik vermoed een samentrekking van lotsbestemming en (elkaar) verstaan. Dat laatste in de diverse betekenissen van het woord, dus zowel horen als begrijpen. De opdracht die uit de titel spreekt, is dat men zich moet inspannen om te luisteren naar de omgeving en die zich zo goed mogelijk eigen maken en beheersen.

In die zin verstaat Hermsen zijn vak en bewijst hij dat niet alleen in deze bundel, eigenlijk al vanaf zijn debuut. De dichter groeit met de mens mee in zijn leven en houdt hem op koers, zoals de mens in zijn handelingen en observaties ook de dichter navigeert.

Vijftig

Nu je alles wel zo’n beetje hebt gedacht
de diepten van het leven gepeild

wordt het tijd om in de jaren, maanden, dagen
of uren die je resten op de vlakte te blijven

te wonen bij de dingen zoals ze zijn
onveranderlijk, onomkeerbaar, onbegrijpelijk

je te verheugen in hun tragische schoonheid
en je in stilte te verbazen


Lotsverstaan, Eric Hermsen, Uitgeverij IJzer, Utrecht, 2022, ISBN 9789086842636

(Wim van Til)

Een punt op een blad


Hervé J. Casier publiceerde in de periode 1964-1976 een zestal dichtbundels. Pas in 1988 volgde een nieuwe reeks bundels. De vierde bundel die verschijnt bij Uitgeverij C. de Vries-Brouwers is Een punt op een blad, met als mysterieuze ondertitel Warvingegedichten 2015-2022, maar daar heeft de dichter een verklaring voor: Een warf is een hoogte in het landschap. Warven zijn ook in stilstaand water afgezette sliblaagjes. Het gaat het hier over een landschap met hoogten en laagten: de laagten zijn drassig, in de winter staan ze onder water en daarnaast zijn er de hogere stukken die droog zijn. Een warvinge is een gebied met afwisselend laagten en hoogten, zoals in de weiden het geval kan zijn. De weiden voor mijn deur in mijn straat zien er zo uit. Vandaar: de warvinge. Warvinge is tevens een streek bij Vlissegem (deelgemeente van De Haan), het dorpje waar de dichter woont.

Hervé J. Casier schrijft uitgedunde poëzie, korte en kleine gedichten, zonder titels, leestekens en hoofdletters. Zijn taal is eenvoudig en helder, ontdaan van enige vorm van opsmuk, opvallende beeldspraak en metaforen, zoals ook Jan Arends dat deed, maar daar houdt elke vergelijking op: bij Casier is geen getormenteerd en wrang levensgevoel te bespeuren.

Maar die eenvoud is soms bedrieglijk: in enkele gedichten ligt bijna onopvallend een rijm verscholen.

De dichter reflecteert over de realiteit, waarin hij de tijd en de beweging stilzet. Zoals je een afbeelding uit een video kunt halen, wat dan een still of een grab wordt genoemd, zo lijken de gedichten wel stills uit een film waarin nauwelijks iets gebeurt, maar waar net daardoor de kleinste observatie wordt uitvergroot - iets wat tegelijkertijd evenzeer herkenbaar als bevreemdend overkomt.

Waarover schrijft Casier? Alledaagse dingen als een wandelaar (wanneer hij zijn schaduwbeeld/ kon verstaan zou hij misschien/ bij zichzelf kunnen binnengaan), tuinstoelen, bomen, vlinders, een buizerd, een appelboom, een kat, een hond, een leeuwerik: zoals/ een leeuwerik/ die kwetterend/ omhoog/ vliegt/ steeds/ hoger klimt/ en daarna/ naar beneden/ dwarrelt/ op het gras/ dat er altijd al was

Maar evengoed komen de dood (de/ horizon/ het/ avond-/ rood// stille/wijzers/van/ de dood), de eenzaamheid en ouder worden delicaat aan bod: ik ben/ oud/ geworden// ik wankel/ als/ ik stap// met ijs/ in de/ ogen/ bekijk ik/ de wereld

Het woord zelf is onderwerp van enkele gedichten:

op de velden/ van/ de herinnering// liggen er nog/ wat/ woorden over// ze kijken mij/ almaar/ wezenloos aan// al de andere/ zijn/ ervandoor gegaan

altijd getracht/ zo weinig / mogelijk/ te schrijven/ om straks/ in het / nulpunt/ van de/ woorden/ te verdwijnen

En de dichter? (…) hij denkt en wacht/ tot zonsondergang/ daarna schrijft hij/ niets meer

Een punt op een blad bewijst hoe weinig er nodig is om knappe poëzie te schrijven - als men daar het meesterschap voor heeft. En dat heeft Hervé J. Casier.


Een punt op een blad, Hervé J. Casier, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen, 2022, ISBN 978 90 6174 303 3

(Roger Nupie)

Volstrekt eigenzinnig


Een volstrekt eigenzinnig en oorspronkelijk man. Dat was Herman Dirk van Dodeweerd (1929-2018), beter bekend onder zijn artiestennaam Armando. Hij profileerde zich op diverse terreinen. Wellicht herinnert u zich hem nog uit de VPRO-televisiereeks Herenleed die hij vervaardigde samen met Cherry Duyns en Johnny van Doorn. Je zou hem daarom als acteur kunnen omschrijven. Maar hij was zoveel meer. Zo manifesteerde hij zich als schilder. Hij vervaardigde een indrukwekkend robuust oeuvre, dat hij tot op hoge leeftijd bleef uitbreiden. Hij was ook violist. En dichter, van beklijvende bundels als Dagboek van een dader. Ook zijn essays blijven de moeite waard. Met zijn objectieve journalistiek-zakelijke maar literair o zo prikkelende beschouwingen schreef hij mee de geschiedenis van de late twintigste eeuw.

Het is dan ook een uitstekende gedachte geweest van Uitgeverij Schokland om de drie bundels oorspronkelijk voor NRC/Handelsblad geschreven ‘Gedachten en notities’ Uit Berlijn (voor het eerst in boekvorm verschenen in 1982), Machthebbers (1983) en Krijgsgewoel (1986) opnieuw uit te brengen. De drie titels zijn nu verkrijgbaar in één kloeke band, mét (Hoe onbelangrijk zo’n detail ook mag zijn, ik vind dat immer een plezierige bijkomstigheid) leeslintje. Armando woonde en werkte lang in Berlijn, reeds lang voor het vallen van de Muur. De stad en haar recente geschiedenis zijn hoofdrolspelers.

Armando hanteert een heldere stijl, en zijn pregnante zegging komt voor een deel op het conto van anderen vermits hij er al in de jaren zestig een stijlfiguur van maakte gesprekken die hij opving sec te noteren en mee te nemen in zijn teksten.

Zijn onderkoelde observaties komen soms droogkomisch over. Neem alleen de eerste alinea van Plekken, pal in het begin van de omnibus, al: ‘Als ik m’n huis verlaat en ik sla linksaf, dan kom ik eerst langs een kleine boekwinkel. Als men daar naar een boek vraagt raken de vier of vijf (daar ben ik nog steeds niet achter) bejaarde dames geheel buiten zinnen. Ze lopen elkaar roepend en vragend voor de voeten, woelen in kasten en laden, zoeken zich, alle vier of vijf, een ongeluk. Nee, niet gevonden. Wat nu. Zoudt u het betreffende boek voor me kunnen bestellen. Opnieuw. Oja, o waar is het opschrijfboek, waar is het boek nu toch, weet jij waar het boek is, ik heb geen pen. Hoe moet dat aflopen.’

Armando vraagt zich in deze stukken heel dikwijls af wat de mensen met wie hij te maken krijgt of die onderdeel uitmaken van zijn decor (in restaurants, op de tram, in de winkel) in de – in het begin van de tachtiger jaren nog redelijk nabije – Tweede Wereldoorlog hadden gedaan. Waren zij ‘schuldige vijanden’ of ‘toevallige tijdgenoten’ geweest? Vrijwel iedere plek in Berlijn is in Armando’s ogen beladen, heeft geschiedenis.

Al is Berlijn ondertussen opnieuw de hoofdstad van een weer verenigd Duitsland, dankzij Armando’s scherpe bespiegelingen blijft het recente verleden ervan op een fascinerende wijze klaar in beeld.

Uit Berlijn | Machthebbers | Krijgsgewoel, Armando, Uitgeverij Schokland, De Bilt, 2022, ISBN 978 90 824546 9 7

(Bert Bevers)

Helemaal los op R. de vos


Wie het verhaal van Reynaert de vos kent, heeft zich wellicht ooit afgevraagd wat de diverse dieren die ten tonele worden gevoerd, nu echt bewogen heeft zich tegen de vos te keren. Natuurlijk, zijn daden zijn tot in het gruwelijke toe en hij wordt terecht veroordeeld tot de strop, maar wat speelde er nu allemaal? Het oorspronkelijke verhaal laat dat in het midden. Alle karakters blijven als het ware beperkt tot hun grief en dus tot het slachtoffer dat zij geworden zijn: flat characters.

Yvan De Maesschalck heeft het daar niet bij gelaten. In zijn jongste bundel, Vossenkwaad, verplaatst hij zich in het brein, de afwegingen en de emoties van 25 personages en bereidt ons op die manier een vers maaltje lief en leed. Hij speelt de dieren tegen hun eigenbeeld uit en geeft daarmee een extra dimensie aan het verhaal van ‘Willem die Madocke maecte’. Zo laat hij Hersinde de wolvin verzuchten:

“[…] hij lacht onstilbaar, blafferig,
draait me naar zich toe; onze monden
Klikken in elkaar, er gaat geen tijd
verloren, hij is onwrikbaar en heeft
zijn hete liefde voor me klaar, ik lok
hem naar de verste kamer en geef me
hitsig aan hem over.”

Dat laat een ietwat ander licht schijnen op de aanklacht van Isegrim dat de vos zijn vrouw bruut verkrachtte. De koningin krijgt van Yvan het imago van een ijdeltuit dat wonderwel past bij de beleving van koning Nobel zelf:

“[…] mijn gade zet een
kroon op haar geblankette hoofd en wrijft
de plooien glad van al het af, brokaat en
damast dat om haar lenden zweeft.”

Yvan De Maesschalck is heer en meester van het tafereel en bevestigt dat keer op keer met rake typeringen en tot de verbeelding sprekende overwegingen. Het hele toneel van platte karakters lijkt zo op te leven tot een dynamisch toneelstuk van individuen die om elkaar heen dansen, elkaar niet raken maar de suggestie overeind houden van een menselijk bestaan. Hij heeft zich nauwgezet ingeleefd in de verschillende rollen en onderlinge verhoudingen en daarmee alle personages voorzien van een diepgang die in het oorspronkelijke verhaal ontbreekt.

De Maesschalck is voorzitter van het Reynaertgenootschap en ook schrijver van een boek over Reynaertpersonages en hun fictionele aanverwanten, dat in 2016 verscheen. Daarmee moet hij ongetwijfeld de inspiratie hebben gevoed die nu tot verdieping van het verhaal heeft geleid. In het envoi trommelt Yvan De Maesschalck ook nog Madoc (of Willem?) op met een bijzondere overweging:

“bijna zou ik zeggen: ik ben eeuwen en eeuwen
te vroeg geboren. mijn naam is in de nevel
van de tijd verzwolgen, al lijk ik als een dwaal-
licht weleens op te duiken. wie me nooit gespot
heeft, kent me allang niet meer: een etherisch
wicht waarvan de vacht zo wit is en zo teer
dat ze doorschijnend lijkt.”

Dan lijkt het alsof Madoc het vertellende personage is dat door de dichter tot leven is gebracht, maar het is toch echt Yvan De Maesschalck die alle honneurs verdient.


Vossenkwaad, Yvan De Maesschalck, Reynaertgenootschap, Sint-Niklaas, 2023, ISBN 9789464520767

(Wim van Til)