Tijdscapsule van Francis Cromphout is een ontroerende dichtbundel waarin het verdriet bij de dood van een dochter (en de dood tout court) centraal staat. De driedelige structuur van de bundel is zowel doordacht als doorleefd. De gedichten evoceren een rouwverwerking waarbij de rouw niet wordt overwonnen maar zich eerder bestendigt: rouw verwekt enkel een oneindig gemis. De dichter schrijft: zwaar is je afwezigheid/de leegte van lood/die al de tijd dat ik hier nog rondwaar/mijn stap zal vergezellen.
Beeldspraak, de eerste cyclus, is bespiegelend van aard. Het motief van de spiegel, het sprekende beeld, verspreidt zich over heel de bundel: beeld dat mijn lichaam omspant/met al dat jij dat ik niet ben/ga ik gekleed in je/als in mijn enige spiegel. Elementen als ‘nacht’, ‘droom’, ‘ogen’, ‘blindheid’ doordesemen de cyclus. De dichter motiveert zichzelf: ongezien zie ik toe/hoe de geest in mij/al het stof dat nadert/alles naar binnen zuigt/jij mijn lezer incluis/als je je over deze woorden buigt. Het particuliere verdriet (dat als fantoompijn wordt aangevoeld) wil met een lezer gedeeld worden om op die manier het verdriet om te buigen tot een algemeen-menselijk verdriet: dieper nog dan de droefheid/is er de droom van de droefheid/eindeloze tunnel door de diepzee/naar telkens opnieuw die droom.
Het tweede deel Je bent niet gestorven is ronduit aangrijpend en ontwapenend. We lezen gedichten die vrij van pose zijn. Ze zijn niet larmoyant of zwaar beladen elegisch. Een soort ‘afstandelijkheid’ laat zich aanvoelen. Alsof de dichter niet meer dan een getuige probeert te zijn: vanop een afstand zie ik dit gebeuren/bij de gedachte/dat de dood mij niet kan deren. Maar de wezenlijke betrokkenheid kan uiteraard niet worden weggedacht: het leven gaat oorverdovend verder/wij blijven achter, gestold in de stilte/met jouw beeld gekleefd op ons netvlies. Vergeten of loslaten horen er niet bij: nu je er niet meer bent/ben je er toch weer’ – je bent er reĆ«el/maar ik vat je enkel virtueel. Het gedicht is een tijdscapsule die bewaart wat was, die het verleden doet handhaven in het nu: een verleden zonder toekomst, een verleden louter voor het heden: alles van jou wat onze zintuigen bezocht/flarden van de herinnering/opduikend voortdurend/en weer weggeduwd/door andere gedeelde momenten.
Is de derde cyclus Met het leven bijeen een poging tot een consolidatie van en met het verdriet? Wat blijft er over als het besef groeit dat elke lijn/alleen maar naar haar dood voert en dat de tekening ‘af’ is? Met de tijd sluit je geen compromis: die tikt van ogenblik tot ogenblik verder af. De dichter bevraagt zich met de nodige scherpte: door afgronden bewoond/wat zou mijn huis kunnen zijn? Hij stelt vast: het ogenblik is mijn enige ruimte/onophoudelijk verplaatst. In de eerste cyclus lazen we het al: ogenblik dat je zal bewonen/je hele leven lang. Een balans wordt opgemaakt: liefde of zijn afwezigheid/is het enige wat is. Het laat de mogelijkheid tot kwetsbare spraak open: maar soms spreek ik je uit/als een zeepbel/waarin helderheid woont.
Francis Cromphout toont zich in deze bundel in tere en humane gevoeligheid.
Tijdscapsule, Francis Cromphout, Beefcake Publishing, Gent, 2021, ISBN 978 949 311 17 52
(Alain Delmotte)