Rectificaties media vita


Aan het begin van de dichtbundel Mijn zoon hij zegt van Willem Thies wordt het beeld geschetst van een dichter die zich onder het strakke regime van de routine dient stand te houden. Hij beschikt enkel over de nacht om zich tegen dat regime te verweren. Hij schrijft dan in het geheim, in het gemis opdat anderen niet weten dat ik zachtmoedig ben zodat hij weer kan zijn wie hij is (maar wie is hij?) met wat dat impliceert aan onzekerheid: ik, losgebroken dierentuindier plots in het opene, schrik/van de wind in het onbeschutte. Het is duidelijk dat de dichter zich van iets heeft te herstellen. Deze bundel las ik als de weergave van de diverse fases van een verwerkingsproces van iemand die zich media vita bevindt. Iemand die een voorlopige levensbalans opmaakt: Er was niets te vergeven. Ik vatte het van aanvang niet persoonlijk op. Ik stond enkel/in de weg. Iemand die op zoek gaat naar een nieuwe en andere samenhang, een vernieuwd lichaam: Zoek je eigen lichaam in de stoet. Wie is de dichter tussen de anderen? Noem het een soort rebooting van het bestaan. De dichter spreekt zelf over een rectificatie.

Deze herpositionering speelt zich op diverse fronten af. Zoals de titel aangeeft is één van die fronten de verhouding vader en zoon, gesitueerd binnen de context van een echtscheiding. Kan een vader een moeder zijn? ik ben een vrouw/voor jou als je dat wilt: het staat te lezen in een pracht van een gedicht Ik wil met jou zijn, met jou vul ik een ruimte. Die vader-thematiek maakt maar een deel van de bundel uit. In andere cycli komen andere zaken aan bod: de existentiële vraagstelling, de dood (met onder meer een hommage aan componist Louis Gauthier), de identiteit, de Anderen, de werkelijkheid, de alledaagse oorlog, het vlees, het begin van leegte... Hier en daar merkte ik religieuze en Bijbelse connotaties op. Er duikt een weinig opmonterende, apocalyptische toekomst op zoals in het slotgedicht Het is opgemerkt: Laat de kreken branden/en maak/laatste aantekeningen.

De bundel biedt ons willens nillens wat in het ironische introgedicht wordt aangeraden te vermijden: stijl. In de eerste instantie is poëzie voor Thies werken met taal. Geen belijdenispoëzie. De dichter intervenieert in het taalproces: de syntaxis wordt verzwikt, éénwoordzinnen, opsommingen, onderbrekingen, associatieve sprongen, intertekstualiteit. Stilistisch wordt het verwerkt tot een idiosyncratische en eigentijdse synthese. Dit resulteert in een zeer gelaagde poëzie waardoor niet alle gedichten me toegang hebben verleend. Hoe dan ook: schitterende gedichten liggen er voor het rapen.

Laat de doden

Laat de doden met rust, laat ze ongemoeid, ze zijn te verknoopt
met de aanraakbare wereld van appels,
tafels, kleden, draden, schrik,
slaapgebrek.
Laat ze ons één dag niet herinneren. Ons één dag niet missen.
Laat ze nog een keer voor het eerst
op de vensterbank zitten, naar buiten in de leegte schouwen
en mistroostig een sigaret roken.
Zonder de noodzaak tot een gesprek.
Zinloze bustickets en visitekaartjes in hun achterzak.



Mijn zoon hij zegt, Willem Thies, Uitgeverij Podium, Amsterdam, 202, ISBN 978 94 6381 079 1

(Alain Delmotte)