Uit de volière van zijn hart


Mark Meekers publiceerde 551 ‘nagelaten’ (of ‘ongepubliceerde’) gedichten uit de jaren zestig en zeventig. Een flinke, overrompelende bundel van 270 pagina’s, in groot boekformaat en gedrukt op stevig papier, uitgebracht door Artsenicum. In een periode van 24 jaar schreef Mark Meekers gemiddeld 1,91 gedichten per maand en 22,95 gedichten per jaar! Op de voorplat een afdruk van Licht, een acrylschilderij op linnen, gesigneerd door kunstschilder Marcel Rademakers, niemand minder dan Mark Meekers zelve. Op de achterplat een commentaar van Jacob Baert. Een fraaie inleiding met als titel woordvoorwoord wordt gevolgd door 21 keurige aantekeningen. Dit voorwoord is een absolute leidraad voor de lezer en verschaft uitleg over het ontstaan, de structuur en de inhoud van deze verzamelbundel. De citaten vooraf zijn typerend en veelzeggend: Eh bien! Moi je dis qu’il est aussi intéressant de peindre avec la parole qu’avec le pinceau (Vincent Van Gogh, April 1888, brief 559) en Het leven doet zich voor als een simultane wirwar van geluiden, kleuren en innerlijke ritmen die de dadaïstische kunst vastberaden in al zijn keiharde realiteit aanvaardt, inclusief de sensationele schreeuwerigheid en koortsigheid  van de roekeloze psyche van alledag (dadaïst Raoul Hausman, Courrier dada, 1958).
De bundel is ingedeeld in 17 ‘cycli’ die gedichten omarmen van eind jaren ’50 tot begin jaren ’80. Mark Meekers heeft gedurende die periodes enthousiast van de opeenvolgende tendensen in de literatuur geproefd en invloeden ondergaan van de romantiek, het vrije vers, de neo-experimentelen…Toch verzet hij zich tegen het ‘wilde’ experiment, streeft hij naar vormvernieuwing in functie van inhoud. Zijn barokke prozagedichten zijn een antwoord op de neorealistische vloek van ‘minder is meer’ en het daarbij behorend anti-metaforisch taalgebruik. De dichter speelt virtuoos met beelden en binnenrijm, zintuiglijkheid en lyriek: de perziken huid van de lucht, schuw als een tinkeling van cider op de tong. lelietuinen sluimeren in tinnen vogelgeluiden, de simbalen van de zon zinderen en zwellen tot burleske instrumenten aan. de dag wordt kaboutervriendelijk geboren in langzaam luwende verrukking…  verkilde bladeren groeien over de wegen, schuiven mij over het hoofd, … slorpen met melaatse oren de wonden van de geluiden op….Vanaf de jaren ’70 en ’80 gaat de dichter over naar een soberder vorm. Zijn verzen zijn een voorbode van de klassieke gedichten opgebouwd uit de vier maal vier kwatrijnen waar we Mark Meekers van kennen: tussen de handen hoor ik de oren suizen/ er varen schepen met grote diepgang in het hoofd/ ik houd ze binnen de sluizen:/ ogen rennen op en neer over/ de zinken harmonica der zig-zag daken,/ alles is spiegel en echo,/ maar telkens ook anders van melodie/ en wijzer word ik niet/ van steeds hoger/ valt/ de/ druppel van verdriet.

uit de volière van mijn hart, nagelaten gedichten 1956-1982 is een rijke verzameling poëzie uit de tweede helft van de 20ste eeuw, geschreven door de veelvuldig gelauwerde dichter Mark Meekers, een coryfee in het Vlaamse literaire landschap.

uit de volière van mijn hart, nagelaten gedichten 1956-1982, Mark Meekers, Artsenicum, Heverlee, 2019, ISBN 9789090313924

(Nicole Van Overstraeten)