De Nederlandse dichter Jos van Daanen debuteerde in 1988 in Maatstaf.
Sindsdien publiceerde hij met tussenpozen in literaire tijdschriften.
Tot er woorden waren waren we niets is zijn eerste bundel. Het is een bescheiden
verzameling van 28 gedichten, afgezien van het openingsgedicht met de dezelfde
titel als de bundel, verdeeld in drie cycli:
…en over de liefde, …over vaders, …en over denkingen en wegingen. De titels geven het al aan, van
Daanen mijmert in zijn gedichten over verleden en afkomst maar ook dagelijkse
waarnemingen, ervaringen zijn aanleiding tot diepere overpeinzingen, laten hem
soms wegglijden in dagdromen, zoals in het gedicht Net echt: Voordat je naar het
bootje kijkt / neemt het strand / twee afdrukken van je voeten, trekt zich
terug / onder inktvuile koppen., of in Zonder
titel: Ik ben hier niet, ik ben / in
gedachten, ik ben een spoor…. Dit vers illustreert mooi het standpunt van
de dichter: hij kijkt toe als een buitenstaander maar tezelfdertijd is hij
onderdeel van het gebeuren. Deze duale positie leidt soms tot indringende
reflecties over zichzelf, verwoord in mooie beelden, maar heeft ook iets
vervreemdend: Er hangt een man aan de
kade, / handen aan het stenen randje, / gezicht naar de muur. / Zijn voeten
zoeken op het water / naar steun, maar zijn al moe.
Soms klinkt onbegrip door over gemis aan liefde vooral dan van de
vaderfiguur: Toen ik je leerde kennen /
zat je as al onder mijn nagels , / ik tekende er mijn rimpels mee / en aan de binnenkant van mijn hoofd / de
jager en het wilde vee. Bij
aandachtige lezing is die vaderfiguur eigenlijk alom tegenwoordig en het wordt
duidelijk dat de dichter tot aanvaarding wil komen. In die zin is de titel van
de bundel en het openingsgedicht een duidelijke maar gelaagde verwijzing: Tot er woorden waren waren we niets, en zelfs nu / zijn we nauwelijks…
De onmacht tot communiceren maar toch stilzwijgend elkaars aanwezigheid
trachten te begrijpen.
Dit balanceren tussen herinnering, heden en wat wellicht kan komen is een
moeilijke evenwichtsoefening. Van Daanen slaagt er wonderwel in om als een
koorddanser dat evenwicht te bewaren. Zeemzoetigheid en gezwollen taalgebruik
zijn aan hem niet besteed. Integendeel hij weegt elk woord voor hij het
neerschrijft op de balans van het zegbare en hoe het zich verhoudt tot het
volgende woord en het voorgaande. De woorden dragen als het ware ieder vers
naar het volgende, vormen zo een eenheid met vaak prangende zeggingskracht:
Geen lacht, een ander zwemt / stroomopwaarts
in een zandloper, / de rest klopt tegen het glas. [….]
Voor de rest blijft de vermoeidheid / voor de verdrinking van de ander / geen
grijpt tenslotte in.
Van Maanen is een dichter, die algemeen menselijke gevoelens, het
eenvoudige en het alledaagse transcendeert tot een indringende poëtische
zegging. Een verademende en ademende bundel.
Tot er woorden waren
waren we niets, Jos van Daanen,
Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2016 ISBN 978-90-76644-77-6
(Richard Foqué)