Richard Foqué aanschouwt in zijn
nieuwe bundel De grote rokade de
wereld, ervaart, voelt mee, analyseert, concludeert, hoopt nog bijwijlen, maar
de dingen die komen en de dingen die gaan, leggen een onduidelijk en verwarrend
parcours af. Je weet niet hoe en waar en waarom alles gebeurt zoals het
gebeurt. Dat is hetgeen de dichter zich afvraagt in de eerste cyclus van de
bundel: De dingen die komen.
In de tweede cyclus Wrakhout deinen we nog voort op de
getijdensymboliek. De vloed spoelt het wrakhout aan, de restanten van de eerste
cyclus als het ware. De oorlog laat zijn sporen na, alle puin is nog niet
geruimd. De mens wordt geconfronteerd met zijn falen, de fraaie plannen
sneuvelen, de idealen vergaan met het zinkend schip, alle redelijke wetten
werden genegeerd. Het menselijke wrakhout kan geen kanten meer uit.
Ook in de derde cyclus De grote rokade zet Foqué ons meer dan
eens op het verkeerde been. Een rokade is uiteraard een dubbele zet. Nederlaag
en zegevieren vinden er hun oorsprong. Men kan lezen wat er staat, men kan ook
lezen wat vooralsnog verzwegen wordt. Het besef dat de geschiedenis zich almaar
herhaalt, hoe de dobbelstenen ook worden geworpen, hoe de kaarten ook worden
geschud, dezelfde winnaars duiken op en elke nieuwe waarheid wordt uiteindelijk
afgekocht. Zo zou men tot de enigszins uitzichtloze vaststelling kunnen komen
dat alles ooit geschreven en vastgelegd is. Maar door wie dan? De mens is toch
de maat van alles, of niet? En de ontmoedigende vaststelling dat de gewone man
en vrouw immer de rekening van de goedgelovigheid gepresenteerd krijgen. De
grote rokade of het perfide spel van een eenzame poging tot zelfbehoud. Zowel
individueel als collectief. De koningen laten ons in de steek, de torens staan
uitzichtloos te dreigen, de pionnen vluchten radeloos van zwart naar wit en
omgekeerd, de paarden draaien in het rond. Niemand weet waarheen, niemand heeft
gewonnen. Zelfs wie denkt toch te hebben gewonnen, weet niet wat hij
mogelijkerwijs verliezen zal.
De grote rokade van Richard Foqué is tegelijk rationeel opgebouwd
en emotioneel in balans. Hij wil ons wijzen op een mogelijke teloorgang. Maar
het gevaar omschrijven en onderscheiden is al een bescheiden begin in de
richting van een eventuele kans om deze teloorgang te ontlopen of te vermijden.
Als architect ziet hij rondom zich het menselijke bouwwerk langzaamaan in
elkaar storten. Alleen een kakelende toren van Babel houdt zich overeind. De
architect verzamelt de brokstukken, hij werpt ze niet op een willekeurige hoop,
maar kiest zorgzaam de meest waardevolle en gave stenen uit en plant al een nieuw
bouwwerk, dat alle vorige zal overtreffen. In zijn bundel schudt Richard Foqué
ons geweten wakker, hij houdt ons alert, hij wil niet beleren en beweert nooit
dat poëzie de wereld zal kunnen redden. Na het aanschouwen van de grote rokade
wordt de dichter zélf de grote nomade, de eeuwige zoeker, de zachte magiër.
De grote rokade,
Richard Foqué, Uitgeverij P, Leuven, 2012, ISBN 978 9491 455 049
(Guy Commerman)