Verrukkend wonderlijk

Vreemd, een boekje over Japan met een onmogelijk lange titel: Het verrukkend wonderlijke en verdervend rampzalige. Overpeinzingen van een reiziger in Japan. In totaal 94 lettertekens, spaties inbegrepen.
Ik dacht dat de Japanse cultuur symbool stond voor eenvoud, subtiliteit en finesse? Niet dus. De Nederlandse schrijfster Marjolein Steenveld koos voor haar reisverslag een complexe titel, omdat zij de aandacht wilde vestigen op de tegenstelling tussen het hedendaags consumentisme in Japan en de oeroude waarden van schoonheid, terughoudendheid en elegantie. Misschien probeerde zij ook de overweldigende cultuurshock te omvatten, die iedere westerling op bezoek in Japan ervaart.
Marjolein Steenveld fietste met haar partner Enrico door dit fascinerende land. Van Hiroshima naar het eiland Shikoku met zijn 88 tempels, naar de berg Koya San en steden als Kobe en Kyoto. Na ongeveer duizend kilometer eindigde de tocht in de hoofdstad Tokyo.  Haar avonturen pent ze neer in 22 opstelletjes, met als motto een notitie uit de sublieme openingsparagraaf van De smalle weg naar het verre Noorden van grootmeester-dichter Matsuo Basho:

De zon en de maan zijn eeuwig op reis

En ook al de jaren die komen en gaan zijn reizigers

Achteraan in het boekje vinden we De statistieken van Enrico, een overzichtelijke tabel met data, plaatsnamen, het aantal kilometer per dag afgelegd, gedetailleerde aantekeningen omtrent het parcours. Een lijstje met geraadpleegde werken op de laatste pagina besluit het reisjournaal.
Uiterlijk is het moderne Japan een leven van veelheid, lawaai, massale indrukken en ononderbroken beweging. Maar Marjolein Steenveld en haar partner ontdekken achter deze façade een wereld van rust, innerlijke bezinning en vrede. Getuige daarvan de prachtige openingsreportage over het eiland Miyajima, bekend voor zijn zestien meter hoge vermiljoenrode poort die aangeeft dat een Shinto-heiligdom wordt betreden.
De reizigers logeren in typische Japanse herbergen, de zogenaamde ryokan, en worden geconfronteerd met de mooist ingerichte traditionele interieurs: tatamimatten, lage tafeltjes met gelakte theedozen, waterpartijtjes, met rijstpapier beklede schuifpanelen en knusse zitkussens.
Voor Marjolein en Enrico betekende deze reis een uitzonderlijke ervaring, een schitterend avontuur. Maar door het bergachtige landschap van Japan fietsen was geen sinecure. In overdrukke steden en buitenwijken werd het soms levensgevaarlijk, omdat de fietsstroken supersmal waren en niemand eigenlijk met de fietsers rekening hield. Zo vertelt Steenveld hoe zij in een tunnel door paniek werd overmand, omdat camions in hoge snelheid rakelings voorbijraasden. Gelukkig stopte een hoffelijke vrachtwagenchauffeur, die haar veilig voorop liet fietsen tot aan het einde van de tunnel. Een adembenemende episode!
Het boek leest makkelijk en vlot. Marjolein Steenveld hanteert een beschaafde en fijngevoelige pen. Door het ingenieus plaatsen van Japanse wijsheden boven elke episode leidt zij de lezer, doorheen alle drukte, naar de wonderlijke wereld van wabi-sabi (het schoonheidsideaal van eenvoud, terughoudendheid en elegantie), mono no aware (het diep geroerd raken door de schoonheid en de vergankelijkheid van de natuur) en ukiyo-e (de drijvende wereld, ook zeepwereld genoemd, de wereld van het vertier).

Het verrukkend wonderlijke en verdervend rampzalige, Marjolein Steenveld, Valkhof Pers, Nijmegen, 2011, ISBN 9 789056 253578

(Nicole Van Overstraeten)


Fluohesjes & Andere Breekbaarheden

Het lezen begint bij het eerste gedicht. Dat eerste gedicht staat dus op een zeer strategische plaats, want daarna beslist de modale lezer al vlug om door te gaan of de fijne bundel weer in het boekenrek te schuiven. In deze nieuwe bundel van Staf de Wilde sprak het huis aan de kade mij wel aan en het was het begin van een interessante reis. Tussen 1973 en 2011 produceerde deze auteur een hele resem werken. Hij publiceerde in vele literaire tijdschriften en zijn werk werd erkend door middel van diverse onderscheidingen. De bundel die hier op tafel ligt, bestaat uit 5 cycli. Staf De Wilde, woonachtig in De Haan, is de dichter van de cadans. Zijn versregels snellen elkaar achterna en krijgen daardoor de tijd niet om banaal te worden. Er is sprake van een voorstuwing die moeilijk te stoppen is. Hier moet de dichter de wilde stroom overbruggen wippend van juiste rots tot juiste rots, van de ene glibberige kei tot de andere balancerend en te proberen om niet te verdrinken. Elk beeld, elke metafoor weer anders en verrassend. Zijn vocabularium hanteert woorden die veel collega’s onaangeroerd laten als raffia, silex, fiolen, baldakijn en alambiek. De dichter filosofeert; hij buigt zich over relaties, het ouder worden, het verlangen, taal enzovoort. Een hele stoet passeert de revue.

words don’t come easy - popsong

woorden zijn moeizaam een spiegel

we moeten praten en zien

hoe we bezig zijn: soms een drenkeling,

een slapeloze die vecht met de slaap


soms gezeten op een paard

en we draven door, een banier

in de flank, zegepralend

en alleen het zwijgen werd verslagen


woorden vergroten als lenzen,

ze zijn de microscopen van de ziel,

ze ontbloten een kern en deeltjes

die daar rond bewegen

en soms is spreken sprokkelen

we verzamelen het dode hout,


leggen angsten op een stapel,

laten ze oplaaien in een zuiverend

vuur: spreek vurig van duisternis

en de duisternis laat zich verjagen

woorden komen moeizaam

wanneer ze nodig zijn als broden

en toch is taal een verlossend gebaar

ze opent de luiken, de blinden


die bang de dag behandelen

als een nacht van bezoeking

waarin geesten opdagen, de boze

die aanklagen en verdoemen


we spreken, nemen de leerzame

spiegels en microscopen ter hand,

en daar lopen de verlossende boden

gekomen van een verloren gewaand land

Ook laat De Wilde in dit werk af en toe wat humor doorsijpelen. In de cyclus Leermeesters komen, naar ik vermoed, de favoriete artiesten van Staf de Wilde aan de beurt. Hij staat stil bij personages György Konrad, Sandor Marai en Hugo Claus. Heel vaak laat hij zijn boodschappen via onpersoonlijke anonieme, verafgelegen bronnen tot de lezer komen. Hij geeft zijn lezers huiswerk mee: denkoefeningen en nabeschouwingen. De gelaagdheid versterkt de brug die zijn schrijven maakt. Staf de Wilde sleutelt aan zijn wereld die, door zijn poëzie en gedichten, de onze wordt. Deze bundel kan tegen een stootje…

Fluohesjes & Andere Breekbaarheden, Staf de Wilde, Demer Uitgeverij, 2012, ISBN978-1-4709-6862-5

(Frank Decerf)

Het taaie geheugen van water

Wat weten wij over het wrang verdriet van bomen? Dat is een vraag die Christina Guirlande stelt in het gedicht Oude boom in de laatste cyclus van haar nieuwe bundel, Het taaie geheugen van water.
Wie daar nog één woordje aan toevoegt, wat weten wij nóg  over … zit pal in de kern van de bundel. Wat weten wij nog, over ons leven in het paradijs? Het is de vraag naar de betrouwbaarheid van ons geheugen, onze neiging om te idealiseren, te romantiseren. Poëzie is nu eenmaal een romantische daad, een poging om de wereld te herscheppen in een nieuw paradijs, naar het beeld van het paradijs dat in ons onderbewuste zit opgeslagen. Poëzie is Geheugenwerk.
De nieuwe bundel ontleent zijn titel aan de eerste cyclus: Het taaie geheugen van water. Vijftien gedichten, waarin telkens het woord water of een verwijzing ernaar voorkomt. Water, de stroom, de Schelde, als een personage, dat leeft, glanst, luistert, draagt, verslindt, en vooral: het heeft een taai geheugen.
Het taaie geheugen van water is een sterke cyclus, gebouwd op ‘contrasten’, dag en nacht, huiver en troost, ongeloof en weten.
In een tweede cyclus staan rozen centraal. Christina Guirlande bewijst hierin ook een formeel sterke dichteres te zijn: elk gedicht bestaat uit 2 sextetten, telkens over  één bepaalde roos, een nieuw personage, naast het water: je kan ze dingen vragen, ze geven weerwoord aan de wind, zijn niet in bedwang te houden.
Vergankelijkheid, pessimisme haalt even de bovenhand in de derde cyclus, In een adem genoemd, waarin de dichteres doet wat voor dichters een manier van overleven is, therapie dus: persoonlijk verlies omzetten in poëtische winst.  Vele van de gedichten eindigen op een sombere noot  (de hele wereld kraakt, men mag het einde niet zien, onder de klamme huid siddert de donkere dood,  de kamer is barstensvol en zo leeg, niemand antwoordt nog, men raakt niet verder dan stamelen) En toch, en toch. Ook hier vindt de dichteres het begin van een uitweg, in de poëzie.             
De bundel eindigt met een cyclus van zeven natuurgedichten, waarin Christina Guirlande alle registers van haar observatievermogen opentrekt. Maar, lezer, wees op je hoede: dit zijn niet zomaar natuurgedichten, de thematiek die in de voorgaande cycli expliciet aan bod kwam, schuilt hier ook, onderhuids, een zomers onweer roept het sterfelijk zijn op in een zondvloed als toen, vogels vliegen in late-oordeelsvluchten, een merel werkt verwoed aan het verlengde van zijn leven, een vreemde woont lijdzaam in zijn wensen, en dan is er die “oude boom” die omgehakt wordt,  die zich niet verdedigt, waaraan de dichteres zich nu warmt. En zich afvraagt: Wat weten wij over het wrang verdriet van bomen?
Samenvattend: Het taaie geheugen van water is meer dan de moeite waard. Het is een bundel van de hand van een dichteres  met een grote belezenheid en een innige natuurbeleving, die de knepen van het vak kent.

Het taaie geheugen van water, Christina Guirlande, De Contrabas, Utrecht, 2012, ISBN 9 789079 432486

(Martin Carrette)


Heiligen met paranormale gaven

In 1932 verscheen de roman De harp van Sint Franciscus, een literaire levensbeschrijving door Felix Timmermans in zijn onnavolgbare stijl vol van bewondering en verwondering. Het is in zekere zin zo’n zelfde verwondering die Ludo Noens aan de dag legt om met een open geest en wetenschappelijk onderbouwd verschijnselen van ongewone, zeg maar paranormale of bovennatuurlijke aard te onderzoeken. Hij geeft al 28 jaar het tijdschrift Portulaan uit waarin, naast literatuur, thema's op het gebied van geschiedenis en sociologie vooral die verschijnselen onder de aandacht worden gebracht die men niet met rationele argumenten kan benaderen, laat staan verklaren. Het boek van Felix Timmermans was als het ware de reconstructie van een geniale gekte, en dat geldt ook voor de heiligen die Ludo Noens in zijn recente boek ten tonele voert. Een beetje toevallig ken ik wel het standaardwerk van Walter Nigg, Grote heiligen, maar dat dateert al van 1958. Noens heeft zich ten dele hierop gebaseerd voor zijn Paranormale heiligen voor wat het biografische gedeelte betreft, dat compact maar nauwkeurig de levens weergeeft van bijvoorbeeld Catharina van Sienna, Hildegard von Bingen, Theresa van Avila, Padre Pio. Op zich is dat al boeiende lectuur, waaruit we leren dat heilig zijn niet bepaald een te benijden eigenschap is, want het gaat gepaard met pijn, bloed, wonden en vele ongemakken.
Zoals de tekst op het omslag vermeldt is het onderscheid tussen de zondagsgelovige en heiligen niet zozeer hun onalledaagse vroomheid maar vooral hun bekwaamheid om alternatieve bewustzijnstoestanden op te roepen, zoals extase, trance. Vreemd genoeg ontstaan juist daardoor spanningen tussen hun enigszins overtrokken geloofsijver en de officiële kerk die onder meer op het gebied van wonderbaarlijke genezingen niet gauw geneigd is die als een mirakel te erkennen. Heiligen komen niet zelden over als vrij zielige, aandacht eisende, sjofele randfiguren, maar daarin schuilt precies hun kracht of ontstaat een voedingsbodem voor authentieke mystieke en paranormale verschijnselen.
Noens is er de geschikte auteur voor om lezers van welke overtuiging dan ook en zelfs sceptici met de neus op allerlei gebeurtenissen te drukken waarvoor niemand een pasklaar antwoord bij de hand heeft. Dat deed hij eerder al in zijn boek Het Jeanne d'Arc-syndroom over de Maagd van Orléans, volgens Noens een boerenkind dat leed aan een psychisch ziektebeeld dat hij aan de hand van voorbeelden uiteenzet. Jeanne zou gemanipuleerd zijn geweest vanuit de geest van een overledene.
Ook de in dit nieuwe boek beschreven heiligen hebben een méér dan ongebruikelijke levenswandel, en bovendien staan ze bloot aan verschijnselen die vaak zij alleen kunnen waarnemen en die hen tot aan de rand van het geestelijk draagbare brengen: geluiden, fel licht, voorwerpen die zich door de ruimte verplaatsen. Het is allemaal vlot, boeiend en overtuigend geschreven, relativerend en soms met humor, zodat deze specifieke studie niet enkel de believers zal aanspreken maar iedereen die ook wel eens de harde feiten van het rationele durft los te laten.

Paranormale heiligen, Ludo Noens, Zilverspoor Books Of Fantasy, 2011, ISBN 978 94 90767 00

(Guy van Hoof)


Het schrikdraad van Vekemans

Vertrekkend vanuit de mythe van Ariadne creëerde de dichteres Herlinda Vekemans een multi-gelaagde dichtbundel. Zoals een prisma het licht breekt en schoonheid schept, zo slaagt de auteur er in deze nieuwe bundel in om aan elke lezer zijn individuele waarheid te doen vinden. Herlinda Vekemans komt op geregelde tijdstippen - maar wel steeds met lange tussenpozen - met nieuw werk op de proppen. Bij haar huidige uitgever Poëziecentrum verschenen Versneden en Buiging. Daarna werd het stil, maar wachten loont soms en met Schrikdraad vindt de lezer waar voor zijn centen. De dichteres schrijft afgemeten, afgewogen en streng voor zichzelf. Ze polijst haar taal tot nachtelijke sterren. De dreiging, de aanslag en de onzekerheid over de toekomst verplichten de dichteres dankbaar te zijn en het leven te omarmen en dat laat ze merken. Vekemans gebruikt alle technieken die gedichten tot poëzie transformeren en in haar vocabularium zijn de verbindingen naar haar beroepsleven bijna onvermijdelijk: Herlinda Vekemans is docente Engels aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Ze begeleidt studenten geneeskunde en onderzoekers in het biomedische veld. Zij kapselt diverse metaforen in en komt op die manier tot associaties die het leestempo vertragen, maar daardoor precies elke versregel verrijken. Op dat moment wordt lezen vooral na-denken, daarna openbaart zich de ontdekking. De dichteres verrijkt ons taalpalet met woorden als oogneerslag, klankrouw, dodekafonie, letterkronkel, klankbollen, letterzetterhel en nog veel meer. Bij Vekemans ligt onder de laag van kalme waarschuwing en afwachten een sterke positieve onderstroom van waaruit vooral hoop en liefde spreken. Deze gedichten houden van de mens. De dichteres gelooft in het doorzetten. Ooit komt de viering van het rustpunt, de overwinning op de grote en kleine ellende van ons bestaan. Een voorbeeld:

Ariadne en de wereld

een schervengedicht


lichaam / kluwen

Het touw dat haar uit het doolhof had geleid, knelde rond haar

lichaam, een spiraal van pijn.

Ze sloot haar ogen, liet de sluimer van de duisternis haar huid

deppen, vond genoeg donkerte tussen smeulende as en

potscherven, doofde de beelden op haar netvlies en gaf zich

over aan de slaap.


wereld / vuur

In de verte zong de zee. De ochtend putte laaiend rood uit

de einder en goot het breeduit in de branding. Dichtbij het eiland

lag de wereld. Hij keek haar aan met de ogen van een sfinx.

eiland / schip

Het enterde de opening in het regenboogvlies van haar ogen

en plunderde haar gezichtsveld leeg. Woorden, namen van

verworpelingen op potscherven geschreven, pulseerden in grote

halen happen adem weg.

Kleiner en kleiner. Een stip in de lijn van de einder, het brandende

touw van de wereld.

Herlinda Vekemans geniet, ontvangt, bedankt; meer eisen haar gedichten niet op. Ze is geen tafelspringer, haar gedichten zoeken geen confrontaties, ze belonen ons met rustpunten. We blijven achter vol positieve energie. Slechts één enkel schoonheidsfoutje kan de puristen onder ons wat storen, namelijk de nummering in de bundel die verschillend is van wat de inhoudstabel ons zegt.

Schrikdraad, Herlinda Vekemans, Poëziecentrum, Gent, 2011, ISBN 9789056551247

(Frank Decerf)


Met nog een geeuw op steen

Dichter en organisator Frank De Vos nodigde collega-dichters uit om zich te laten inspireren door oude muurreclames die nog aanwezig zijn in het straatbeeld her en der: al dan niet half vergane en verwelkte beelden met restanten verf, beelden en teksten die aan een ver verleden herinneren.
Om de vergankelijkheid tegen te gaan, werd deze samenwerking vereeuwigd. De foto’s en gedichten werden samengebracht in een heuse tentoonstelling in Kasteel Sorghvliedt in Hoboken, van 26 februari tot en met 25 maart 2012, feestelijk geopend met een dichtersontbijt.
Maar er is meer: de mooie uitgave: Met nog een geeuw op steen, Poëzie in Hoboken, waarin  18 foto’s en evenveel gedichten zijn opgenomen van Marleen De Crée, Bart Stouten, Marc Tritsmans, Peter Holvoet-Hanssen, Annmarie Sauer, Bert Bevers, Frank De Vos, Pierre Magis, Hilde Keteleer, Yerna Van Den Driessche, Lucienne Stassaert, Rose Vandewalle, Hilde Van Cauteren, Ann Van Dessel, Guy Van Der Marlière, Richard Foqué, Albert Hagenaars en Hans Mellendijk. Verscheidenheid en kwaliteit gaan hierbij hand in hand.
In de bijdrage van Annmarie Sauer lezen we: Het verbleekte werven / bracht woorden / zo weer verloren / kleur van kopergoud / grote rode blikken / de koffie brandde er / wat was / bracht weemoed om de geur / die om mijn grootmoeder hing.
Het gedicht van Pierre Magis, Grijze gelaagdheid klinkt als een overtuigend statement:

Zoals ’n kus kan kloven

Als ’n gebaar, ’n wenk, ’n groet

plakken daar op ’n zijmuur

letters, wit, dooreen geweven

van ’n taai onroerend goed

dat aan ’t droge dok ontroerend

geruisloos de tijd ontmoet.

Letters van weleer, stevig, scheutig

je kan ze niet zomaar verguizen

vertrouw ze, jongleer ermee op straat,

ze trappelen niet ter plaatse,

ze fladderen gezwind in huizen,

nog steeds zeggen ze waarop het staat.

Letters openen zich als ’n gordijn

met wat spektakel op craquelé,

als streepjes muziek op de bühne,

eet ze gretig als verloren brood,

ze kruipen opnieuw in je hoofd

aan de nok van 't dak,in je mond,

kasseigrijs is hun achtergrond.

Letters,’t geschrift blijft vervagen,

verstilde vogels die vertragen

rond dreigende stapelwolken,

letters, schud ze uit je werkmanskleren

als fijn stof, al dat zwarte goud,

letters, laat ze rusten met verve

eenzaam op 'n antracieten muur,

slapen in de romp van ’n schip.

Lucienne Stassaert schrijft in haar gedicht Esso smeerstatie: wat ooit als sneeuw van letters gleed / betekent al niets anders meer / dan het verleden staat hier stil. Dat stilstaan bij het verleden heeft alvast een boeiend en interessant project opgeleverd. En Frank De Vos? Hij zag dat het goed was: Ik vroeg mij af hoe andere dichters met deze publicités fanées zouden omgaan. Het resultaat blinkt in deze bundel.
Dit is inderdaad een uitgave om te koesteren, in afwachting van een nieuw project dat Frank de Vos voor volgend jaar gepland heeft, waarbij dichters opnieuw een uitdaging zullen aangaan.

Met een nog een geeuw op steen, Poëzie in Hoboken, een uitgave van het District Hoboken, 2012

(Roger Nupie)


Grinnikende huizen

Pas onlangs leerde ik het werk (en de innemende persoonlijkheid) van Jabik Veenbaas kennen, toen we in Middelburg samen voorlazen uit eigen werk. De slotregel van zijn gedicht Zelfportret als onwillige zette zich onmiddellijk vast in mijn geheugen: ik ben al heel lang op zoek naar een huis waar ik nooit meer weg hoef / daar wil ik dan voor eeuwig aarzelend op de drempel staan. Zoiets vind ik wonderschoon! Veenbaas leest ook aangenaam voor, hetgeen zijn werk een meerwaarde geeft. Er zijn al te veel dichters die al te stuntelig voorlezen wat ze al te gemakkelijk meenden aan het papier toe te moeten vertrouwen. Die zijn pernicieus voor de perceptie van De Poëzie. Ongeoefende belangstellenden die hen horen gaan immers snel denken dat alle dichters/gedichten zo wel zullen zijn. Goed dus dat Jabik Veenbaas er ook is.
Zijn werk deed alleszins smaken naar meer, reden om eens met zijn laatste bundel Om de zee te bevaren onder de leeslamp te gaan zitten. Dat is zijn Nederlandstalige debuut. Jabik is tweetalig, want Fries, maar zijn eerdere bundels Metropolis (2001), De jefte (2003), Brieven aon myn bern (2004) en De sinne, it smelle bêd, myn lichem (2007) verschenen in zijn moedertaal.
De bundel telt 48 gedichten, die allerhande bronnen hebben zoals een boerenbegrafenis, de boom van Anne Frank, sterfgevallen (een zelfmoord, Jan Wolkers, Bobby Fischer, Jimmy Rosenberg), muziek (weer Rosenberg, Bach, Elvis Presley) of een oudejaarsavond om er maar een paar te noemen. Veenbaas laat, lak hebbend aan brachylogie, zijn inspiratie steeds voluit stromen. In Om de zee te bevaren klinken een onloochenbare fascinatie voor de dood (getuige ook woorden als graf, hunebed, kerkhof en zerken), en een onmiskenbare bewondering voor kunstenaars (Chagall, Ensor, Magritte, Michelangelo) door. Veenbaas werkt veel met contrasten. Zo komen de woorden nacht en zon elk wel vijf keer voor, aarde en stad zelfs wel een keer of tien. Zijn aandacht glijdt van nieuwe naar oude tijden, van dood naar leven, van stabilitas loci naar reislust.
Een paar treffende strofen: je moet ergens beginnen / sla verschrikt je ogen op / stamel hachelijke woorden / als ik en lichaam (uit beginselen der wijsbegeerte) waarom met bomen dwepen? / grimmig staan ze me naar het leven / wierpen hun voorwendsels af (uit wintergedicht) en het antwoord op de vraag waarom we schrijven (uit het bij de dood van Jan Wolkers geschreven waarom) om de zee te bevaren die ons eiland omgeeft / ons kleine kleine eiland van been en vlees.
Dit is beklijvende, ontroerende poëzie. Erg mooi vind ik (verwant aan het eerste citaat) maar op een avond droom ik: ik zit / in een stoel bij het raam. ik ben zeer / tevreden en hoor al mijn huizen / grinniken, het slot van het gedicht en dan gebeurt het toch. Volgens mij is Jabik Veenbaas graag thuis. Zijn werk mag zich dat in elk geval bij mij weten.

Om de zee te bevaren, Jabik Veenbaas, De Contrabas, Utrecht, 2011, ISBN 9 789079 432486

(Bert Bevers)


De hemelse kamer

Huub Beurskens debuteerde in 1975 en heeft intussen een indrukwekkende lijst romans en dichtbundels op zijn naam staan. Zijn poëzie werd vertaald in het Frans, Duits, Engels, Hongaars, Italiaans, Japans, Servisch en Tsjechisch. Zelf vertaalde hij werk van onder meer Gottfried Benn, Anne Duden, Georg Trakl en (samen met Wiel Kusters en Benno Barnard) W.H. Auden. Zijn meest recente publicatie is de roman De hemelse kamer.
Het hoofdpersonage Lino Nomellini is hoboïst en woont in Parijs. De herinnering aan zijn grote jeugdliefde Inés, in Amsterdam, die plots en zonder ook maar één enkel spoor na te laten uit zijn leven verdween, speelt hem nog steeds parten en bepaalt zijn leven: Zonder Inés was ik waarschijnlijk geen beroepsmusicus geworden of gebleven. Ik bedoel, zonder mijn fauneske gemis van haar. Of ook: Het klinkt clichématig, maar juist de muziek is mijn houvast, mijn ultieme houvast gebleken. Het spelen voor Inés, altijd en eeuwig voor Inés, waar ze op dat moment ook mocht zijn.
Hij denkt haar terug te zien als fotomodel in een postordercatalogus en daarna als mannequin tijdens een fotoshoot, tenminste zoals zij er nu volgens hem na al die jaren zou kunnen uitzien: Sprekend Inés was ze, zoals Inés op die leeftijd, op haar twee- of drieëntwintigste zou zijn geweest, als twee druppels water, o, met dat heerlijk zacht golvende geurende glanzende donkere mmm... haar dat achter... over haar schouders... Ah!
De volgende ochtend zat ik voor het beeldscherm nog voordat ik me had geschoren en gedoucht. Het gebeurt tenslotte niet dagelijks, nee, het was jaren en jaren, jaren en nog eens jaren niet gebeurd dat ik op iets stuitte wat, ik bedoel, dat ik iemand ontmoette die volledig beantwoordde aan mijn begeerte, mijn smachten, aan mijn passie, aan alles wat ik zowel van als voor mijn Inés, mijn enige Inés - mijn alles had bewaard!
Is zij het echt of is zij slechts een droombeeld? Het opflakkerende geluk is echter van korte duur. Lino komt terecht in activiteiten van een ondergrondse groepering en de euforie zal al snel omslaan in een nachtmerrie.
Beurskens’ stijl is vrij barok, met een niet aflatend oog voor detail, iets waar hij zich ook wel van bewust is: Moge u me deze anekdotes en uitweidingen vergeven, want wat ik er eigenlijk mee wilde zeggen en dus net zo goed zonder omwegen had kunnen zeggen. Het lijkt wel of hij de lezer op een verkeerd been wil zetten en dat lukt aardig: al die anekdotes en uitweidingen doen uiteindelijk weinig ter zake, zorgen er zelfs nu en dan voor dat het boek wat traag op dreef komt, maar onderhuids voel je als lezer dat er hier iets anders speelt en word je meegesleurd in een vreemde wending en een bizar verhaal dat verduiveld vernuftig in elkaar zit. Mede door de raadselachtige sfeer die de auteur weet op te bouwen wordt De hemelse kamer een ware pageturner.

De hemelse kamer, Huub Beurskens, Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2012, ISBN 978 90 284 2433 3

(Roger Nupie)